36 350 XIV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 juni 2023

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 1 juni 2023 voorgelegd aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof. Bij brief van 22 juni 2023 zijn ze door de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Amhaouch

De griffier van de commissie, Jansma

Vragen en antwoorden

Vragen aan de Ministers van LNV en voor Natuur en Stikstof

Vraag 1:

Hoe kan er budget worden uitgegeven uit het Transitiefonds landelijk gebied en natuur voor stikstofmaatregelen, terwijl het Transitiefonds nog niet is ingesteld, aangezien de wet hiervoor immers nog niet door beide Kamers is goedgekeurd?

Antwoord:

Deze vraag berust op een misverstand dat voortkomt uit de wijze waarop de term «Transitiefonds» in de memorie van toelichting wordt toegepast. Het kabinet heeft € 24,3 miljard euro gereserveerd en heeft voorstellen gedaan voor een begrotingsfonds, waarlangs het tot en met 2035 uitgaven wil gaan doen. In afwachting van het besluit van het parlement over het voorstel Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur zijn de gereserveerde middelen op de Aanvullende Post geplaatst. De voorstellen in deze suppletoire begroting die zijn toegelicht als komende «uit het Transitiefonds», zijn dus feitelijk afkomstig uit de middelen, die gereserveerd zijn voor het nog in oprichting zijnde Transitiefonds.

Vraag 2:

Klopt het dat het grootste bedrag van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties plus (Lbv-plus) is gereserveerd voor 2025? Hoe strookt dat met de toezegging dat eind 2023 de balans van de regeling zou worden opgemaakt en begin 2024 zal worden bekeken of inzet van het verplichtend instrumentarium nodig is? Staat deze planning nog?

Antwoord:

Het klopt dat naar verwachting het grootste deel van de uitbetalingen in het kader van de Lbv-plus zal plaatsvinden in 2025. Dit is terug te voeren op de wijze waarop met voorschotten wordt gewerkt en niet direct de gehele subsidie wordt uitgekeerd. De sluitingsdatum voor de Lbv-plus is bepaald op 5 april 2024, om conform de motie-Van Campen cs. (Kamerstuk 34 682, nr. 134) ondernemers voldoende tijd te geven voor het maken van afwegingen rond hun toekomstperspectief. Het kabinet zal de Kamer rond de zomer nader informeren over de voorbereiding van het eventuele verplichtend instrumentarium, alsook over het evaluatiemoment binnen de aanpak piekbelasting. Daarbij zal ook ingegaan worden op de planning en hoe daarin rekening wordt gehouden met de genoemde motie.

Vraag 3:

Wanneer komt er meer informatie over de Lbv en de Lbv-plus naar de Kamer?

Antwoord:

Met de Kamerbrief voortgang aanpak piekbelasters die uw Kamer op 12 juni jl. heeft ontvangen heb ik u nader geïnformeerd over de Lbv en de Lbv-plus. Op diezelfde dag zijn ook de regelingen in de Staatscourant gepubliceerd.

Vraag 4:

Waarom heeft de Maatregel gerichte aankoop en beëindiging veehouderijen nabij natuurgebieden tranche 2 (MGA-2) vertraging opgelopen vanwege de staatssteunproblematiek? Wat waren de problemen van de MGA-2 volgens de staatssteuntoets?

Antwoord:

De regeling tranche 2 MGA heeft geen vertraging opgelopen vanwege de staatssteunproblematiek. De versie van de regeling die voor de zomer van vorig jaar publiekelijk is geconsulteerd gelijktijdig met de Lbv, behoeft met de komst van de Lbv-plus inhoudelijke aanpassing om van meerwaarde te kunnen zijn ten opzichte van de Lbv-plus. De nieuwe versie van de regeling (Maatregel gerichte aankoop en beëindiging, MGAB) is in de afrondende fase en kan binnenkort ter (pre)notificatie aan de Europese Commissie worden voorgelegd. Ik streef naar Europese goedkeuring voor het eind van 2023. Voor de lbv en de Lbv-plus geldt dat deze regelingen eerder gereed waren en daarom ook eerder konden worden genotificeerd.

Vraag 5:

Voor wanneer was de openstelling van de MGA-2 oorspronkelijk voorzien?

Antwoord:

De openstelling van de MGA-2 was oorspronkelijk voorzien najaar 2022.

Vraag 6:

Op welke manier wil het Rijk grond verwerven voor de Nationale Grondbank?

Antwoord:

Verwerving door de Nationale Grondbank begint bij de agrarisch ondernemer die gronden op vrijwillige basis wil verkopen. De ondernemer maakt de afweging of de overheid de kopende partij mag zijn. De verkopende agrarisch ondernemer is bijvoorbeeld een deelnemer aan een van de landelijke beëindigingsregelingen.

De rijksoverheid heeft voor deze aankopen de Nationale Grondbank opgericht, waarmee ook uitwerking is gegeven aan de motie van het Lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 35 600, nr. 47). Diverse provincies hebben een grondbank of -voorraad, en kunnen, als gebiedsregisseur voor de realisatie van de transitie van het landelijk gebied, geïnteresseerd zijn in aankopen van de grond.

Wanneer een agrarisch ondernemer zich direct of via de provincie bij de Nationale Grondbank meldt, dan beoordeelt deze het aankoopverzoek en schakelt met de betreffende provincie over de aankoop. Als de uitkomst hiervan is dat de Nationale Grondbank de aankoop zal doen, dan wordt het aankoopproces gestart door het Rijksvastgoedbedrijf, uitvoerder voor de Nationale Grondbank.

Aankopen door het Rijksvastgoedbedrijf zullen marktconform zijn, gebaseerd op de taxatiewaarde van de aangeboden gronden. Voor de Nationale Grondbank wordt de taxatie uitgevoerd door gecertificeerde Register-Taxateurs.

Vraag 7:

Hoeveel extra fte gaat naar de uitwerking van de piekbelastersaanpak en hoeveel naar het sluiten van het landbouwakkoord?

Antwoord:

Met de Voorjaarsnota 2023 is 42 fte toegevoegd aan het kerndepartement voor de programmadirectie piekbelasters. Daarnaast is uitvoeringsbudget voor 134 fte gereserveerd voor de aanpak piekbelasters bij medeoverheden. Verder is in het kader van zowel de piekbelastersaanpak en het landbouwakkoord met de Voorjaarsnota 2023 tot en met 2025 138 fte voor de beleidsdirecties en 18 voor de stafdirecties toegevoegd, plus budget voor 10 fte inhuur in 2023. Tevens is er 0,45 mln. euro beschikbaar gesteld voor een secretariaat van het landbouwakkoord. Het maken van onderscheid tussen de inzet voor de aanpak piekbelastersaanpak en het landbouwakkoord is door meerdere factoren gecompliceerd. Daarom is het niet mogelijk om een exact aantal fte aan ieder onderdeel toe te wijzen.

Vraag 8:

Kan de regering, gelet op het gegeven dat in artikel 21 staat dat er bij de subsidieregeling voor de glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen naast het bedrag van € 77 miljoen uit de ontwerpbegroting, een bedrag van € 23 miljoen staat begroot op basis van mutaties via een nota van wijziging (NvW), incidentele suppletoire begroting (ISB), moties en amendementen, dit bedrag nader specificeren en aangeven hoeveel concreet bestemd is voor de uitvoering van de kabinetsambities om de ingezette omslag naar geïntegreerde gewasbescherming te intensiveren, waaronder het stimuleren van groene alternatieven?

Antwoord:

Het betreft hier middelen die bij Nota van Wijzing aan de LNV begroting 2023 zijn toegevoegd (zie ook https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2022D51485). In specifiek het gaat om financiële middelen ten behoeve van:

  • Stimulering omschakeling naar biologische landbouw (€ 13 mln per jaar in 2023 en 2024).

  • Duurzamere gewasbescherming (€ 10 mln per jaar in 2023 en 2024).

Dus van de jaarlijkse € 23 mln is € 10 mln bestemd is voor de uitvoering van de kabinetsambities om de ingezette omslag naar geïntegreerde gewasbescherming te intensiveren, waaronder het stimuleren van groene alternatieven.

Overigens zullen de middelen die ter stimulering van biologische landbouw beschikbaar zijn gesteld, uiteindelijk ook bijdragen aan het doel van duurzamere gewasbescherming.

Vraag 9:

Kan de regering aangeven hoeveel subsidie hij beschikbaar stelt voor de uitvoering van het programma dat bijdraagt aan de doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030?

Antwoord:

Ik heb uw Kamer in het verslag van het schriftelijk overleg gewasbeschermingsmiddelenbeleid geïnformeerd dat er in de brief over de toekomst landbouw jaarlijks 10 miljoen gereserveerd is voor duurzamere gewasbescherming in de periode 2023 tot en met 2024 (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 77). Hiervan is in deze periode elk jaar 4 miljoen euro inclusief uitvoeringskosten gereserveerd voor de subsidieregeling om innovatie en investeringen in geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren (Kamerstuk 27 858, nr. 610).

Vraag 10:

Hoeveel subsidie is beschikbaar voor kennisontwikkeling en -verspreiding via onderzoek en gebiedsgerichte pilotprojecten, zodat telers worden gestimuleerd om weerbare plant- en teeltsystemen, geïntegreerde gewasbescherming toe te passen en emissie in het milieu te reduceren?

Antwoord:

Van het bedrag van 10 miljoen euro dat beschikbaar is in 2023 en 2024 is jaarlijks 2 miljoen euro gereserveerd voor kennisontwikkeling en -verspreiding via onderzoek en gebiedsgerichte pilotprojecten

Vraag 11:

Hoe wordt toegezien op een efficiënte en doelmatige werkwijze van keuringsdienst Stichting Skal Biocontrole (Skal) en het zo laag mogelijk houden van de retributietarieven?

Antwoord:

Ik blijf in gesprek met Skal over de kostenontwikkeling van certificering, toezicht en andere activiteiten, de doeltreffendheid en doelmatigheid hiervan, de invloed van loon- en prijsontwikkelingen, de reactie van marktdeelnemers op de hoogte van de doorberekening van de kosten en de maatschappelijke belangen. In het actieplan biologische landbouw (Kamerstuk 2022D55088) is aangegeven dat in 2023 de tarievensystematiek van Skal zal worden geëvalueerd. Wageningen Economic Research doet op dit moment onderzoek naar eventuele (uitvoerbare) alternatieven voor de huidige tariefsystematiek, die beter aansluiten bij de ambities op het gebied van de biologische landbouw.

Alvorens de door Skal vastgestelde tarieven in werking kunnen treden dient de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de hoogte hiervan goed te keuren. Leidraad hierbij is het rapport Maat houden uit 2014 (Staatscourant 2014–16734). Eventuele weigeringsgrond bij deze goedkeuring is of de hoogte van de door Skal vastgestelde tarieven in strijd is met het recht of het algemeen belang (artikel 17 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen).

Vraag 12:

Wordt het ongebruikte budget (ruim € 60 miljoen) van de regeling Vermogens Versterkend Krediet overgeheveld naar de Investeringsregeling Jonge Landbouwers?

Antwoord:

Ik beraad mij nog over de inzet van het ongebruikte budget van de regeling Vermogens Versterkend Krediet. Ik hoop uw Kamer binnenkort te informeren over de evaluatie van het VVK en waar ik de ongebruikte middelen voor wil inzetten.

Vraag 13:

Kan de regering een overzicht geven van alle subsidies en belastingvoordelen die naar de agrarische sector gaan, zowel op regionaal, nationaal als op Europees niveau en uitgesplitst naar hoogte van het bedrag, de doelstelling en eventuele doelmatigheid- en doeltreffendheidsresultaten?

Antwoord:

In de onderstaande tabel staan door LNV begrote subsidies (in duizendtallen. Bij de hieronder weergegeven subsidies zijn met name boeren ontvanger.

Het gaat ten dele om subsidies in het kader van het GLB, waaraan het Rijk als co-financier bijdraagt.

Per subsidie is aangegeven aan welke doelstelling de subsidie het meest aan bijdraagt.

Art

 

2023

(Sub)doelstelling

21

Sociaal economische positie boeren

   
 

Flank.beleid pelsdierhouders

3.000

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Art.68 Brede weersverzekering

5.938

Versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens

 

Tegemoetkoming vaste lasten land- en tuinbouw

22.000

Versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens

 

Agro Economie (subsidies)

3.500

Versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens

 

Duurzame veehouderij

   
 

Subsidieregeling brongerichte aanpak emissies (klimaat)

16.471

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Landelijke beindigingsregeling veehouderijlocaties

103.449

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Beëind.&Saneringsregeling

80

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen

7.300

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Regeling brongerichte verduurz. Stallen varkenshouderij

8.683

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Regeling brongerichte verduurz. Stallen pluimveehouderij

6.025

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Emissiearm Veevoer

2.054

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen

   
 

Projecten biologisch PAV

130

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Energie-efficiëntie glastuinbouw (EG)

35.829

Bevorderen voedselzekerheid in de wereld

 

Set aside

22

Versterken van de concurrentiekracht van duurzame agroketens

 

Bodem en klimaatadaptatie

2.766

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

MEI

5.789

Bevorderen voedselzekerheid in de wereld

 

Innovatieagenda energie

31.237

Bevorderen voedselzekerheid in de wereld

 

GLB-pilots kringlooplandbouw (Bodem en Mest)

270

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Projecten Plantgezondheid

574

Inzichtbehoefte bevorderen plantgezondheid

 

Projecten Gewasbescherming

18.411

Inzichtbehoefte bevorderen plantgezondheid

 

Mestbeleid

   
 

Regeling waterbassins mest

25.491

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking

6.157

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Projecten en monitoring mestbeleid

18.759

Verduurzaming productie en consumptie (door middel van kringlooplandbouw)

 

Diergezondheid en dierenwelzijn

   
 

Diergezondheid en dierenwelzijn

4.335

Bevorderen dierenwelzijn

 

Voedselzekerheid

   
 

Voedselzekerheid

1.541

Bevorderen van voedselzekerheid in de wereld

 

Integraal Voedselbeleid

   
 

Duurzaam voedsel(consumptie)

4.463

Vergroten maatschappelijke waardering van landbouw/voedsel

22

Natuur en Biodiversiteit op land

   
 

GLB-pilots veenweide

830

Meer en betere natuur

 

Programma Veenweide

7.859

Meer en betere natuur

 

Tijdelijke Regeling Particulier Natuurbeheer

381

Meer en betere natuur

 

Subsidies Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer

2.047

De transitie naar een natuurinclusieve samenleving

 

Aanvalsplan Grutto

2.900

Meer en betere natuur

 

Regeling versneld natuurherstel

 

Meer en betere natuur

 

Kennisverspreiding en groen onderwijs

   

23

Innovatie op het boerenerf

14.986

Borgen en benutten van een kwalitatief hoogwaardige kennis- en innovatie- en onderzoeksinfrastructuur

In het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) bestaan de volgende stromen.

  • Jaarlijks ontvangt Nederland € 717 mln. van de EU aan GLB-middelen voor de 1e pijler (m.n. hectarepremies en ecoregelingen) en € 73 mln. voor de 2e.pijler (m.n. voor het plattelandsbeleid).

  • De 2e pijler middelen worden voor de periode 2023–2027 gecofinancierd door (afgerond) de Provincies (€ 72 mln./jaar), Rijk (€ 54 mln./jaar) en Waterschappen (€ 32 mln./jaar).

Voor al deze maatregelen en interventies geldt dat ze gericht zijn op de 3 GLB-doelen:

  • 1. De bevordering van een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector ten behoeve van de voedselzekerheid voor lange termijn;

  • 2. Ondersteuning en versterking van de milieubescherming, met inbegrip van de biodiversiteit, en klimaatactie, alsmede bijdragen tot het bereiken van de milieu en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie, met inbegrip van haar verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs;

  • 3. Versterking van de sociaaleconomische structuur van de plattelandsgebieden

Een overzicht van de maatregelen die onderdeel uitmaken van het NSP is te vinden op https://www.toekomstglb.nl/financien-glb-en-nsp.

In bijlage 10 van de miljoenennota (https://www.rijksfinancien.nl/miljoenennota/2023) wordt een overzicht gegeven van alle fiscale regelingen met hun doelstellingen en een beoordeling van doelmatigheid en doeltreffendheid.

Vraag 14:

Op welke onderdelen ten aanzien van staatssteunproblematiek loopt de tweede tranche van de Maatregel Gerichte Aankoop (MGA) vertraging op? Waarom heeft de Europese Commissie wel goedkeuring verleend aan de Lbv en de Lbv-plus, maar nog niet aan de MGA-2? Wat is daarbij het verschil met de uitwerking van de eerste tranche?

Antwoord:

Er zijn geen specifieke onderdelen waarop de Maatregel gerichte aankoop en beëindiging (MGAB, 2e tranche MGA) met betrekking tot staatssteun vertraging oploopt. De regeling die voor de zomer van vorig jaar publiekelijk is geconsulteerd gelijktijdig met de Lbv, behoeft met de komst van de Lbv-plus inhoudelijke aanpassing om van meerwaarde te kunnen zijn ten opzichte van de Lbv-plus. De regeling is in de afrondende fase en kan binnenkort ter (pre)notificatie aan de Europese Commissie worden voorgelegd. Ik streef naar Europese goedkeuring voor het eind van 2023. Voor de lbv en de Lbv-plus geldt dat deze regelingen eerder gereed waren en daarom ook eerder konden worden genotificeerd.

Vraag 15:

Op welke wijze gaat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) namens het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor € 200 miljoen aan landbouwgrond verwerven ten behoeve van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)? Is dit grond van stoppende boeren die gebruikmaken van een vrijwillige beëindigingsregeling? Wat is de stand van zaken van de Nationale grondbank en wanneer worden naar verwachting de eerste gronden aangekocht? Ligt er een ambitie voor 2023 qua aantal hectares en locatie? Op basis waarvan is het bedrag van € 200 miljoen gebaseerd? Op welke wijze zal de Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de verwerving van grond door het RVB en vervolgens de inzet ter bevordering van het NPLG?

Antwoord:

Zie ook het antwoord op vraag 6. In aanvulling daarop het volgende.

De € 200 mln. die voor de Nationale Grondbank is gereserveerd, kan worden ingezet voor de aankoop van grond, maar ook voor de aankoop van hele bedrijven die geschikt zijn als alternatieve locatie voor agrarische ondernemers die hun bedrijf willen verplaatsen.

De Nationale Grondbank is een faciliteit die het Rijk aanbiedt aan agrarisch ondernemers die hun grond of gehele bedrijf willen verkopen, en aan de provincies om «schuifruimte» te creëren ten bate van het gebiedsproces. Sinds januari 2023 is de Nationale Grondbank operationeel, beschikbaar voor aankopen. Er is geen ambitie ten aanzien van het aantal hectares dat de Nationale Grondbank zal verwerven; provincies of agrarisch ondernemers kunnen verzoeken tot aankoop doen die vervolgens door de Nationale Grondbank beoordeeld worden. In 2022 is de provincies een uitvraag gedaan naar versnellingsopties. Enkele provincies dienden opties in voor de aankoop van gronden of bedrijven. Bij de budgetraming voor de Nationale Grondbank is rekening gehouden met de uitvoering daarvan. Bij de raming is ook rekening gehouden met de uitvoering van de motie van het Lid Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 35 600, nr. 47), i.e. aankoop van agrarische gronden van deelnemers aan de landelijke beëindigingsregelingen. Tot op heden zijn er door de Nationale Grondbank geen aankopen gedaan. Verwachting is dat hierin verandering zal komen zodra de landelijke beëindigingsregelingen worden opengesteld.

Jaarlijks wordt een overzicht gemaakt van uitgaven en eventuele ontvangsten (uit verkoop of uitgifte in tijdelijke pacht) door de Nationale Grondbank. Deze wordt met de departementale jaarverslagen met de Kamer gedeeld. De ervaring die de Nationale Grondbank opdoet, wordt gebruikt om een betere inschatting te kunnen maken van het benodigde budget in de komende jaren.

Vraag 16:

Kan de regering aangeven op welke wijze, met welke criteria en binnen welke kaders het RVB voor € 200 miljoen aan landbouwgrond wil gaan opkopen?

Antwoord:

Zie ook de antwoorden op vragen 6 en 15. In aanvulling daarop het volgende.

Het RVB is uitvoerder voor de Nationale grondbank in opdracht van de Minister van Natuur en Stikstof. De Nationale Grondbank werkt binnen het beleidskader van de transitie landelijk gebied, en is als ondersteunend instrument beleidsarm. Dat wil zeggen: de Nationale Grondbank verwerft agrarische gronden of bedrijven en geeft deze (al dan niet onder voorwaarden aan het toekomstig gebruik) weer uit. De Nationale Grondbank verandert niet de functie of bestemming; functie-/ bestemmingswijziging ligt bij het bevoegde gezag voor ruimtelijke ordening. De Nationale Grondbank legt ook niet eigenstandig voorwaarden op aan toekomstig gebruik. Eventuele voorwaarden worden aangeleverd door de betreffende provincie. Na aankoop worden gronden uitgegeven in tijdelijk gebruik, via geliberaliseerde pacht, en weer verkocht. Beide vormen van uitgifte gebeuren via een openbare procedure.

Criteria en kaders voor inzet van de Nationale Grondbank voor verwerving van landbouwgrond zijn:

  • Het betreft de grond van een agrarisch ondernemer (eigenaar) die een aanvraag heeft gedaan in het kader van een van de landelijke beëindigingsregelingen of via een verzoek van de provincie. De provincie levert een onderbouwing via een zogenaamd aankoopverzoek. Het aankoopverzoek bevat een motivatie t.a.v. de doelrealisatie van de NPLG-opgaven voor natuur, water en klimaat, of ten behoeve van de transitie van de landbouw.

  • Mate van courantheid voor beheer en verkoop.

  • Afweging van financiële en juridische risico’s bijvoorbeeld bij milieuvervuiling.

Vraag 17:

Kunt u de beschikbare middelen voor Duurzame veehouderij en Mestbeleid nader specificeren?

Antwoord:

In 2023 zijn de beschikbare middelen voor subsidies Duurzame Veehouderij (€ 92,3 mln.) als volgt opgebouwd;

Uitvoering klimaatmaatregelen veehouderij (uit klimaatakkoord) € 5,3 mln.;

Regeling tegemoetkoming dierentuinen i.v.m. Covid-19 € 12,9 mln.;

Subsidieregelingen voor brongerichte verduurzaming van stallen € 28,7 mln.;

Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV, LBV plus en Srv) € 40,5 mln.;

Overige kleine posten zoals stimulering emissiearm veevoer, ondersteuning van zeldzame huisdierrassen en het ondersteunen van duurzame marktconcepten € 4,9 mln.

In 2023 zijn de beschikbare middelen voor Mestbeleid (€ 86,3 mln.) als volgt opgebouwd;

Regeling waterbassins mest € 35,5 mln.;

Regeling kunstmestvervanging en mestverwerking € 6,2 mln.;

Projecten mestbeleid (7e Actieprogramma) € 20,9 mln.;

Transitie tegemoetkomingsregeling afbouw derogatie/behoud grasland (RVO) € 23,7 mln.

In de LNV begroting 2023 worden onder het kopje E. Toelichting op de financiële instrumenten de uitgaven die onder een begrotingsonderdeel vallen, ook tekstueel meer specifiek toegelicht (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 2. Vanaf pagina 39).

Vraag 18:

Welk budget wordt beschikbaar gesteld voor stimulering van multifunctionele landbouw?

Antwoord:

Er is geen specifiek budget gereserveerd voor Multifunctionele Landbouw in de 1e suppletoire begroting. Wel wordt op incidentele basis budget beschikbaar gesteld voor (onderzoeks-)projecten op het gebied van multifunctionele landbouw, zo wordt er dit jaar budget beschikbaar gesteld voor de Dag van de Multifunctionele Landbouw.

In het Landbouwakkoord hoop ik daarnaast ook verdere afspraken te maken over de verdere stimulering van de multifunctionele landbouwsector.

Vraag 19:

Kunt u de aanzienlijke verhoging van het budget voor keuringsdiensten, waaronder Skal, nader toelichting/specificeren?

Antwoord:

De verhoging van het budget bij het begrotingsonderdeel keuringsdiensten (opgebouwd uit Kwaliteits Controle Bureau, Naktuinbouw en Skal) komt alleen door begrotingsmutaties bij Skal.

Met het inwerking treden van de nieuwe biologische basisverordening op 1 januari 2022 heeft Skal nieuwe wettelijke taken erbij gekregen. Ook brengen de opvolging van de aanbevelingen van de audits van de Europese Commissie (HFAA audit) en de Auditdienst van de het Rijk (ADR) en de wetten openbaarheid bestuur en open overheid extra kosten met zich mee. Een deel van de kosten is, onder andere op basis van Maat Houden 2014, niet retribueerbaar en wordt derhalve opgevangen door LNV.

Niet-retribueerbare en onvermijdelijke kosten in relatie tot de uitvoering van wettelijke taken door Skal zijn onder meer het gevolg van de wet open overheid (woo verzoeken), verplichting tot Europese uitwisseling van informatie over de uitvoering van de verordening en geconstateerde onregelmatigheden en de bezwaar en beroepsprocedures.

Vraag 20:

Klopt het dat het Ministerie van LNV, een coördinerende programmadirectie, in het kader van de piekbelastersaanpak samen met uitvoeringsteams van de provincies gesprekken met piekbelasters gaat voeren over hun toekomst? Loopt dit samen met de provinciale gebiedsprocessen of is dit een apart traject?

Antwoord:

Dat klopt. Het Rijk en de provincies vormen uitvoeringsteams, met daarin zaakbegeleiders die in gesprek gaan met agrarische ondernemers vallend onder de aanpak piekbelasting.

Provincies, gemeenten, waterschappen en Rijk werken nauw samen en zorgen voor goede afstemming tussen de aanpak piekbelasting en de gebiedsgerichte aanpak van de provincies.

Per provincie worden er samenwerkingsafspraken vastgelegd waarin ook afspraken over ondersteuning, gegevensuitwisseling en financiering worden opgenomen. Dit kan gaan om de inzet van capaciteit door provincies, maar ook om extra inzet door gemeenten ten behoeve van ruimtelijke ordeningsvraagstukken of om extra inzet van waterschappen in relatie tot het watersysteem. De afspraken over de samenwerking zijn verschillend per provincie, omdat aangesloten wordt op de werkwijze en opgaves van elk gebied.

Vraag 21:

Waarom is ervoor gekozen om de uitvoering van de aanpak voor industriële piekbelasters (€ 10,1 miljoen) over te hevelen naar de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en komt dit niet uit de eigen begroting van EZK?

Antwoord:

Voordat de aanpak piekbelasters industrie werd aangekondigd droeg de industrie bij aan stikstofreductie via generiek beleid ten aanzien van het klimaat en de luchtkwaliteit. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 25 november vorig jaar (Kamerstukken II, 2022–2023, 34 682, 1081) markeert de aanpak piekbelasters industrie een ommezwaai in dat beleid die ook de nodige impact op de inzet/organisatie van EZK heeft. Binnen de begroting van LNV waren al middelen gereserveerd voor extra stikstofreductie in de industrie, zoals aangegeven in genoemde Kamerbrief. Om voortvarend met de aanpak aan de slag te kunnen is daarom op basis van een bestedingsplan het benodigde budget voor extra reductiemaatregelen in de industrie, bouw en mobiliteit overgeheveld

Vraag 22:

Welk deel van de over te hevelen € 13,4 miljoen voor schoon en emissieloos bouwen is gerelateerd aan biobased bouwen? Welke projecten gaat het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) met dit bedrag stimuleren?

Antwoord:

Het genoemde bedrag is gereserveerd voor de Specifieke Uitkering (SPUK) voor Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). Deze wordt momenteel uitgewerkt. SEB richt zich voornamelijk op bouwmachines (materieel), de bouwlogistiek en procesmaatregelen zoals prefab bouwen en bouwhubs. Zo reduceren we emissies in de bouw zoals stikstof.

Als afzonderlijke maatregel is biobased bouwen geen onderdeel van de SPUK. Met deze SPUK zijn we voornemens om mede-overheden in eerste instantie voornamelijk te ondersteunen in de transitie naar steeds schonere bouwmachines. Wel werken we binnen SEB de komende periode aan het operationaliseren van procesmaatregelen zodat deze mee kunnen in de aanbesteding. Zo kunnen procesmaatregelen in de nabije toekomst mogelijk ook onderdeel worden van deze SPUK. Bij procesmaatregelen kan je denken aan het gebruik van ander lichter materiaal (zoals hout/biobased), prefab, een kortere bouwtijd en maatregelen voor minder ritten van en naar de bouwplaats.

Om aanspraak te maken dienen de medeoverheden wel het convenant SEB te ondertekenen. Er wordt naar gestreefd om dit tekenmoment eind oktober te organiseren. Het is nog te vroeg om exact aan te geven welke projecten bij mede-overheden ondersteund worden.

Vraag 23:

Blijft de bijdrage aan de Universiteit Utrecht onveranderd?

Antwoord:

In de eerste suppletoire begroting 2023 worden de wijzigingen van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023 opgenomen. Op pagina 14 wordt ingegaan op de verlaging van de bijdrage aan Wageningen Research (WR) vanuit de subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek. WR verzorgt vanuit deze regeling een groot aantal onderzoeken. In sommige gevallen doen zij dit in samenwerking met andere partijen zoals de Universiteit Utrecht. Vanuit LNV kunnen we onder de subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek echter geen directe subsidie aan de Universiteit Utrecht verstrekken. In de beantwoording van vraag 23 gaan we er daarom vanuit dat deze vraag betrekking heeft op de bijdrage aan WR.

Zoals aangegeven wordt deze verlaging in de eerste suppletoire begroting 2023 veroorzaakt door een overboeking van artikel 23 naar artikel 24. Het budget is bedoeld voor de NVWA ter financiering van handhavingsonderzoek dat door WR wordt uitgevoerd binnen het programma Voedselveiligheid van de wettelijke onderzoekstaken (WOT-Voedselveiligheid). De NVWA wordt gefinancierd via artikel 24. De bijdrage aan WR is hiermee dus onveranderd.

Vraag 24:

Welke gemiddelde leeftijd behaalden zeugen in de Nederlandse varkenshouderij in het afgelopen jaar voordat zij werden afgevoerd naar de slacht in en hoe verhoudt dat zich tot eerdere jaren?

Antwoord:

Op grond van informatie van Wageningen UR kan ik het volgende melden. Een zeug in de Nederlandse varkenshouderij krijgt gemiddeld 4,5 keer biggen. De duur van een cyclus (de periode tussen inseminatie bij de zeug en het spenen van de biggen) is gemiddeld 148 dagen. En de leeftijd waarop de zeug voor het eerst geïnsemineerd wordt is 250 dagen. Dat betekent dat de zeug na gemiddeld 916 dagen oftewel na 2,5 jaar wordt afgevoerd naar de slacht. Zover bekend is deze gemiddelde leeftijd afgelopen jaren niet of nauwelijks veranderd.

Vraag 25:

Wanneer de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) toezicht houdt in slachthuizen via het cameratoezicht van het slachthuis zelf, is het dan onderdeel van het toezicht om de juistheid en volledigheid van de data te controleren?

Antwoord:

Het opsporen van fraude is geen standaard onderdeel van de reguliere inspectie cameratoezicht. Bij verdenking van fraude handelt de NVWA hier wel naar, bijvoorbeeld door de Inlichtgingen- en Opsporingsdienst (IOD) in te schakelen.

Vraag 26:

Is het voor de NVWA mogelijk om, in het kader van cameratoezicht, op te merken wanneer beelden gewist zouden zijn? Hoe controleert de NVWA op gewiste beelden?

Antwoord:

Bij het reguliere cameratoezicht is het voor de NVWA mogelijk om te zien dat camerabeelden ontbreken. Wanneer geconstateerd wordt dat niet adequaat beeldmateriaal beschikbaar is, dan zal volgens het interventiekader een mondelinge waarschuwing volgen. Bij een tweede constatering volgt een schriftelijke waarschuwing. Na drie keer dezelfde fout komt er aanvullend permanent toezicht op dierenwelzijn voor rekening van het slachthuis. Het gaat dan om aanvullend toezicht van een NVWA-inspecteur op alle activiteiten in het gedeelte van het bedrijf waar met levende dieren wordt gewerkt.

Vraag 27:

Hoeveel inspecties zijn er in 2022 geweest door inspecteurs van de NVWA op risicobedrijven met landbouwhuisdieren?

Antwoord:

In 2022 zijn 17 inspecties afgerond bij risicobedrijven. Dit waren allemaal bedrijven met grazers.

Vraag 28:

Hoeveel inspecties zijn er in 2022 geweest door inspecteurs van de NVWA op «veto»-bedrijven?

Antwoord:

In 2022 zijn 74 dierenwelzijnsinspecties afgerond bij primaire bedrijven met grazers die onder verscherpt toezicht staan.

Er stonden in 2022 geen pluimveebedrijven, noch varkensbedrijven onder verscherpt toezicht.

Vraag 29:

Hoeveel rapporten van bevindingen heeft de NVWA in 2022 opgemaakt over risicobedrijven en «veto»-bedrijven?

Antwoord:

De NVWA heeft bij 34 inspecties bij primaire bedrijven met grazers die onder verscherpt toezicht staan een rapport van bevindingen aangezegd.

De NVWA heeft bij 10 inspecties bij risicobedrijven met grazers een rapport van bevindingen aangezegd.

Vraag 30:

Hoeveel processen-verbaal heeft de NVWA in 2022 opgemaakt naar aanleiding van inspecties?

Antwoord:

Naar aanleiding van uitgevoerde inspecties zijn in 2022 NVWA-breed in totaal 473 processen verbaal opgemaakt.

Vraag 31:

Hoeveel zaken heeft de NVWA bij het Openbaar Ministerie (OM) neergelegd?

Antwoord:

In 2022 heeft de NVWA 292 inspectiezaken bij het OM ingeleverd.

Vraag 32:

Bij respectievelijk hoeveel procent van de overtredingen en hoeveel gevallen van het niet effectief bedwelmen en/of verbloeden van varkens die in 2021 en 2022 door slachthuizen zijn begaan, is gekozen voor strafrechtelijke afdoening, uitgesplitst per jaar?

Antwoord:

Deze cijfers worden niet eenduidig in de systemen geregistreerd.

Vraag 33:

Welk bedrag is voor de NVWA beschikbaar voor extra toezicht op dierenwelzijn?

Antwoord:

Zoals aangegeven in de 1e suppletoire begroting voor 2023 gaat er van de mutatie van 5,8 mln voor de NVWA geen additioneel budget naar extra toezicht op dierenwelzijn.

Vanuit de middelen die aan de NVWA toegewezen zijn vanuit het Coalitie akkoord en het programma Werk aan Uitvoering is tot nu toe voor in totaal € 3,7 mln extra beschikbaar voor het publiek belang dierenwelzijn.

Vraag 34:

Hoeveel is in 2021 en 2022 in totaal uitgegeven aan de bewaking en bestrijding van dierziekten en het voorkomen en het verminderen van welzijnsproblemen en wat valt hier allemaal onder?

Antwoord:

Zoals weergegeven in de jaarverslagen is in 2021 in totaal 48,3 miljoen en in 2022 83,4 miljoen euro uitgegeven aan de bewaking en bestrijding van dierziekten en het verminderen van welzijnsproblemen ten gevolge van maatregelen die de overheid neemt voor de bestrijding.

Met dit budget worden onder meer betaald:

  • de crisisparaatheid (voorzieningen) die nodig is voor een effectieve en efficiënte bestrijding van ernstig besmettelijke dierziekten en zoönosen. Denk aan de «waakvlamcontracten» met bedrijven die in geval van een uitbraak door de NVWA ingezet moeten kunnen worden bij de bestrijding, de vaccins die we op voorraad hebben voor Mond en Klauwzeer, Klassieke Varkenspest en de ziekte Aujeszky en de High Containment Unit van Wageningen Universiteit die benodigd is voor onderzoek en diagnostiek in geval van een verdenking of uitbraak.

  • de basismonitoring die de Gezondheidsdienst voor Dieren uitvoert en de op specifieke dierziekten gerichte monitoringsprogramma’s

  • de kosten die gemaakt worden voor diagnostiek bij verdenkingen en de maatregelen die worden genomen om verdere verspreiding van ernstig besmettelijke dierziekten en zoönosen te voorkomen.

Voor een compleet overzicht zie het jaarverslag.

Aan «verminderen van welzijnsproblemen» zijn de afgelopen jaren geen uitgaven gedaan. Deze post ziet specifiek toe op eventuele welzijnsproblemen die direct het gevolg van de ingestelde maatregelen om ernstig besmettelijke dierziekten of zoönose te bestrijden. Met name vervoersbeperkingen kunnen een groot effect hebben. Denk bijvoorbeeld aan volgroeide vleeskuikens die niet naar de slacht kunnen of biggen die veel groter worden dan hun eigen stal op is berekend. Dit wordt zo veel mogelijk voorkomen door, indien epidemiologisch verantwoord, bepaalde afvoer naar bedrijven of slachthuizen met inachtneming van extra bioveiligheids-maatregelen toe te staan. Het is echter mogelijk dat als gevolg van de maatregelen het dierenwelzijn op bepaalde bedrijven in het geding komt.

Veehouders dienen bij hun bedrijfsvoering rekening te houden met de kans op een uitbraak van een dierziekte en met de gevolgen van bestrijdingsmaatregelen. Als een veehouder meldt dat hij of zij te maken krijgt met welzijnsproblemen bij de dieren op het bedrijf en dat de dieren niet meer op dierwaardige manier kunnen worden gehouden, wordt per casus een afweging gemaakt tussen het verspreidingsrisico en een actie om de welzijnsproblemen op te lossen. Een veehouder dient eerst zelf alle opties te overwegen en uit te voeren. In het uiterste geval kan het zo zijn dat de veehouder geen andere keuze heeft dan zijn dieren te laten doden. Al naar gelang de situatie kan er reden zijn voor de Minister om te besluiten dat de door de veehouder als gevolg hiervan geleden schade zodanig onevenredig is en niet tot het normale bedrijfsrisico behoort dat die in redelijkheid niet geheel voor diens eigen rekening hoort te blijven. In dat geval kan de Minister besluiten om een tegemoetkoming in de geleden schade te verlenen vanuit het Diergezondheidsfonds, zoals opgenomen in de beleidsdraaiboeken bestrijdingsplichtige dierziekten in de veehouderij (Kamerstuk 28 286 nr. 274).

Vraag 35:

Hoeveel budget is in totaal gereserveerd voor de bewaking en bestrijding van dierziekten en het voorkomen en het verminderen van welzijnsproblemen voor 2023?

Antwoord:

In de begroting voor 2023 die gepresenteerd is met Prinsjesdag werden de uitgaven van het Diergezondheidsfonds geraamd op 33 miljoen euro. Via de eerste supplementaire begroting is deze raming in mei 2023 opgehoogd naar 44,2 miljoen euro, met name gelet op de vogelgriep uitbraken van eind 2022 en begin 2023.

Naar boven