36 350 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

C NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 9 oktober 2023

1. Inleiding

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV. Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen de volgorde van het verslag aangehouden. Om de vragen gedegen te kunnen beantwoorden, zijn de gestelde vragen waar nodig opgeknipt. De antwoorden zijn cursief weergegeven, zodat er een duidelijk onderscheid is met de inbreng van de fracties.

2. Versnelling huisvesting

Op pagina 7 van de memorie van toelichting lezen de leden van de PVV-fractie het volgende «Vanwege verhoogde asielinstroom en langer verblijf van een deel van de ontheemden is direct extra huisvesting nodig en is versnelling van de woningbouw in 2023 noodzakelijk, hiervoor wordt in 2023 € 46,0 mln. beschikbaar gesteld.» en op pagina 22 «Dit betreft een saldo van diverse mutaties. Vanwege verhoogde asielinstroom en langer verblijf van een deel van de ontheemden is direct extra huisvesting nodig en is versnelling van de woningbouw in 2023 noodzakelijk, hiervoor wordt in 2023 € 46,0 mln. beschikbaar gesteld.».

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

2.A) Kan de regering aangeven wie bedoeld worden met «een deel van de ontheemden»? Betreft dit derdelanders uit Oekraïne en/of andere groepen?

Het antwoord hierop is als volgt:

Het gaat hier om Oekraïense ontheemden. Aangenomen mag worden dat van alle ontheemden die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht een deel niet terug zal keren naar Oekraïne. Dit effect zal groter zijn naarmate de oorlog langer voortduurt.

2.B) De memorie van toelichting stelt dat hiervoor «direct» extra huisvesting nodig is. Kan de regering aangeven waarom dit «direct» nodig is en hoe dit met de inzet van deze middelen concreet is ingevuld?

Het antwoord hierop is als volgt:

Op dit moment worden de ontheemden opgevangen. Naarmate de oorlog langer duurt zullen deze mensen beter onderdak nodig hebben. Het bouwen van woningen kost tijd. De middelen dragen eraan bij om woningen voor de ontheemden en alle andere woningzoekenden te realiseren.

2.C) Kan de regering daarbij ook de specifieke projecten noemen waarvoor deze beschikbaar gestelde middelen worden ingezet?

Het antwoord hierop is als volgt:

Voor het kalenderjaar 2023 zijn er in totaal voor circa 12.000 verplaatsbare woningen (vergevorderde) plannen om deze woningen te plaatsen. De plancapaciteit voor 2024 is 16.000 verplaatsbare woningen op peildatum 15 september jl. Het kabinet heeft de middelen vrijgemaakt voor de nieuwe stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen om gemeenten meerjarig te kunnen ondersteunen in projecten voor deze verplaatsbare woningen.

Regelmatig verschijnen berichten over Nederlanders die geen dak boven hun hoofd hebben en noodgedwongen permanent in hun auto moeten wonen. Zo berichtte RTL Nieuws afgelopen jaar:

«Een nieuwe vorm van dakloosheid rukt op: mensen die permanent in hun auto wonen. Naar schatting wonen in ons land een paar honderd mensen noodgedwongen op deze manier. Deskundigen verwachten dat het er steeds meer worden door de groeiende armoede en de woningnood.». En ook afgelopen weken kwamen enkele schrijnende gevallen naar voren, zoals een 36-jarige inwoner van Uden die al een jaar lang in zijn auto woont, een 64-jarige man uit Valkenswaard die in zijn auto op een parkeerplaats woonde en daar onverwacht overleed en een 55-jarige invalide man uit Deurne die noodgedwongen in een busje woont.

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

2.D) Kan de regering aangeven of ook voor deze groep direct extra huisvesting beschikbaar wordt gesteld, net zoals de regering dit doet vanwege de verhoogde asielinstroom en ontheemden? Zo nee, waarom niet?

Het antwoord hierop is als volgt:

Het kabinet wil verdringing van andere woningzoekenden zoveel mogelijk voorkomen. Hiervoor moeten extra sociale huurwoningen worden gebouwd. Gelet op de problematiek in de asielketen hebben het kabinet, de VNG, IPO en het Veiligheidsberaad afspraken gemaakt over de opvang van asielzoekers en huisvesting en integratie van statushouders. De snelste manier om dit te doen is het bouwen van meer verplaatsbare woningen. Het kabinet ondersteunt de gemeenten onder meer via financiële bijdragen en experts die kunnen helpen met het rondkrijgen van gemeentelijke business cases. Gemeenten dienen bij gebruikmaking van de tweede stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen ten minste 30% te reserveren voor ontheemden of statushouders. Dat houdt ook in dat het kabinet gemeenten ondersteunt om veel voor andere woningzoekenden te realiseren. Verplaatsbare woningen zijn er voor alle spoedzoekers, zoals starters, studenten, jongeren, Oekraïense ontheemden, statushouders, dak- en thuislozen en personen die uit een scheiding komen.

2.E) In de memorie van toelichting wordt gesteld: «Vanwege verhoogde asielinstroom en langer verblijf van een deel van de ontheemden is direct extra huisvesting nodig en is versnelling van de woningbouw in 2023 noodzakelijk.». Kan de regering aangeven in hoeverre er, gelet op deze passage, versnelde woningbouw plaatsvindt specifiek gericht op huisvesting van asielmigranten en/of ontheemden?

Het antwoord hierop is als volgt:

Het kabinet wil verdringing van andere woningzoekenden zoveel mogelijk voorkomen. Hiervoor moeten extra sociale huurwoningen worden gebouwd. Gelet op de problematiek in de asielketen hebben het kabinet, de VNG, IPO en het Veiligheidsberaad afspraken gemaakt over de opvang van asielzoekers en huisvesting en integratie van statushouders. De snelste manier om dit te doen is het bouwen van meer verplaatsbare woningen. Het kabinet ondersteunt de gemeenten onder meer via financiële bijdragen en experts die kunnen helpen met het rondkrijgen van gemeentelijke business cases. Gemeenten dienen bij gebruikmaking van de tweede stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen ten minste 30% te reserveren voor ontheemden of statushouders. Dat houdt ook in dat het kabinet gemeenten ondersteunt om veel voor andere woningzoekenden te realiseren. Verplaatsbare woningen zijn er voor alle spoedzoekers, zoals starters, studenten, jongeren, Oekraïense ontheemden, statushouders, dak- en thuislozen en personen die uit een scheiding komen.

3. Flexwoningen

Over het onderwerp flexwoningen is het volgende opgenomen in de memorie van toelichting:

«Stimuleringsregeling flexwoningen

De middelen voor de versnellening van de huisvesting die in 2022 niet zijn uitgegeven, € 11,7 mln., worden in 2023 aan de begroting toegevoegd via de 100% eindejaarsmarge.»;

«Fysieke herplaatsingsgarantie

De middelen (€ 96 mln.) voor de fysieke herplaatsingsgarantie ten behoeve van flexwoningen die in 2022 niet zijn uitgegeven worden in 2023 aan de begroting toegevoegd. Van deze middelen zijn circa € 8 mln. ingezet ten behoeve van distributielocatie. Zodoende is er nog circa € 88 mln. over voor de fysieke herplaatsingslocaties.»;

«Overlooplocaties

De middelen voor de fysieke herplaatsingsgarantie ten behoeve van flexwoningen die in 2022 niet zijn uitgegeven, € 96,0 mln., worden in 2023 aan de begroting toegevoegd. Er vindt een reallocatie plaats van – € 8,2 mln. van overlooplocaties naar bijdrage aan agentschappen RVB voor de inzet van distributielocaties ten behoeve van flexwoningen.».

Voorts hebben de leden van de PVV-fractie het volgende uit de nota van wijziging vernomen «Om de woningnood aan te pakken zet het Kabinet onder andere in op een financiële herplaatsingsgarantie voor flexwoningen. Kern van de garantie is het vergroten van de kans op vervolglocaties na de eerste exploitatie op de tijdelijke locatie en – in het geval dat dat niet lukt – een mogelijke financiële uitkering indien de woning verkocht moet worden.».

Onlangs bleek dat veel flexwoningen niet geplaatst kunnen worden en een groot deel van de bestelde flexwoningen in de opslag ligt te verstoffen. Ook het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) gaf aan: «Ervaringsfeiten met tijdelijke woningen geven echter duidelijk aan dat er (ook) veel complicaties zijn met de bouw van deze woningen. Het eerste probleem is het vinden van juiste locaties. Het inpassen van zeer eenvoudige, modulaire woningen voor bijvoorbeeld statushouders in bestaande buurten stuit vaak op verzet van de lokale bewoners. Ook geldt dat de gemeenten en corporaties die bij dergelijke projecten betrokken zijn, niet zelden stevige kwaliteitseisen stellen aan de woningbouw. Zo wil men voorkomen dat er tweederangs woningen komen voor de doelgroepen. Het gevolg is dat de eisen in de praktijk voor de tijdelijke woningen soms maar weinig verschillen van die voor reguliere woningbouw.». Uit de laatste stand van zaken die het ministerie publiceerde over flexwoningen is niet duidelijk af te leiden in hoeverre er concrete percelen beschikbaar zijn, daar er wordt gesproken over «percelen/woningen».

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

3.A) Kan de regering aangeven in hoeverre er daadwerkelijk op korte termijn geschikte percelen beschikbaar zijn voor de plaatsing van flexwoningen?

Het antwoord hierop is als volgt:

Voor 2023 zijn er in totaal voor circa 12.000 flexwoningen (vergevorderde) plannen om flexwoningen te plaatsen. De plancapaciteit voor 2024 is 16.000 flexwoningen op de peildatum 15 september jl. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het beschikbaar maken van locaties binnen hun eigen gemeentegrenzen en hebben hier het beste zicht op welke locaties er binnen hun gemeenten beschikbaar zijn of komen. De Uitvoeringsorganisatie Versnelling Tijdelijke Huisvesting (UVTH) en het Expertteam Woningbouw van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland bieden actieve ondersteuning aan gemeenten om hen bij de realisatie van flexwoningen te helpen. Afhankelijk van de behoeften van de gemeenten kunnen zij financieel of juridisch advies geven, hobbels in projecten wegwerken en afspraken najagen.

3.B) Kan de regering nader onderbouwen waarom een financiële herplaatsingsgarantie een oplossing zou bieden, als de fysieke locaties in eerste instantie al niet beschikbaar zijn?

Het antwoord hierop is als volgt:

Door ook tijdelijke locaties te gebruiken kunnen we de woningbouw vergroten en versnellen. Niet altijd is een vervolglocatie van tevoren in zicht, terwijl de woning zelf vaak minimaal 50 jaar mee kan gaan. Dat leidt tot financiële onzekerheden en risico’s voor de investeerders waaronder corporaties. De financiële herplaatsingsgarantie is bedoeld om meer zekerheden te bieden aan investeerders. Zodat zij, met de betrokken gemeenten, durven investeren in verplaatsbare woningen op tijdelijke locaties. Onderdeel van de herplaatsingsgarantie is een marktmeester die ondersteunt in het zoeken naar nieuwe locaties, waarbij de marktmeester overzicht heeft in vrijkomende flexwoningen en mogelijk locaties.

3C) Kan de regering duiden hoe rekening wordt gehouden met de rechtszekerheid, de belangen en de bezwaren van omwonenden bij het plaatsen van tijdelijke flexwoningen?

Het antwoord hierop is als volgt:

Bij de locatiekeuze van flexwoningen moet het gemeentebestuur alle relevante belangen onderzoeken en afwegen, waaronder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van omwonenden. In dat kader vindt in veel gemeenten participatie plaats om burgers en bedrijven vroegtijdig te betrekken. Tegen een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning die voorzien in de realisatie van flexwoningen kunnen verder zienswijzen c.q. bezwaren naar voren worden gebracht bij het gemeentebestuur. Daarna kunnen omwonenden, voor zover ze belanghebbend zijn, beroep worden instellen bij de bestuursrechter. Ik hecht eraan te benadrukken dat ook de belangen van de woningzoekenden voldoende in beeld moeten blijven gedurende dit proces.

3D) Kan de regering een overzicht geven van de nu reeds bekende fysieke herplaatsingslocaties en overlooplocaties?

Het antwoord hierop is als volgt:

De gemeenten Apeldoorn, Doetinchem, Almere, Enschede en Goes onderzoeken op dit moment of een fysieke herplaatsingsgarantie in hun gemeenten kan worden ingepast. Er wordt aan gewerkt dat er voor het einde van het jaar definitieve samenwerkingsovereenkomsten kunnen worden gesloten met meerdere gemeenten.

3 E) Kan de regering – nu blijkt dat de plaatsing van tijdelijke flexwoningen in veel gevallen zeer complex is en langer duurt dan verwacht – aangeven waarom dan tóch wordt vastgehouden aan die tijdelijke functies, in plaats van direct permanente woningbouwlocaties in procedure te brengen?

Het antwoord hierop is als volgt:

De woningnood is zo groot dat we naast permanente ook tijdelijke locaties benutten voor woningbouw. Hierbij valt te denken aan locaties die anders nog jaren leeg staan of waar over een paar jaar niet meer gebouwd mag worden vanwege de aanleg van een weg of de stijging van het waterpeil. Ook valt te denken aan locaties waar later groen ontwikkeld wordt maar vanwege de nood nu tijdelijk woningen mogen staan. Of locaties waarvan je nu nog niet zeker weet of de bevolkingsgroei zich wel doorzet. Een andere optie is placemaking, waarbij woningen tijdelijk worden neergezet zodat een gebied al gaat leven vooruitlopend op reguliere gebiedsontwikkeling.

Door op deze locaties hoogwaardige, fabrieksmatig gemaakte, modulaire, duurzame woningen neer te zetten, die snel gebouwd kunnen worden en na een afgesproken periode verplaatst kunnen worden naar een nieuwe locatie, breiden we de woningvoorraad meer en sneller uit dan alleen met reguliere woningbouw had gekund. Met het bouwen op tijdelijke locaties als aanvulling op woningbouw op permanente locaties zorgen we ervoor dat leraren, agenten, starters, studenten, gescheiden mensen, andere spoedzoekers en migranten zo snel mogelijk een woning kunnen vinden.

3.F) De woningbouwversnelling zou volgens het Economisch Instituut voor de Bouw ook kunnen worden gerealiseerd door te kiezen voor kleinschalige woningbouwlocaties aan de rand van bestaande bebouwing. Deze leden ontvangen hierop graag een reactie.

Het antwoord hierop is als volgt:

Om de woningbouwopgave te realiseren moet er gebouwd worden op alle kansrijke locaties. Ook kleinschalige woningbouw aan de randen van steden en dorpen (een straatje erbij) draagt daaraan bij. Daarnaast is dit belangrijk voor de leefbaarheid in kleine kernen. Er zijn om die reden onderzoeken naar dit potentieel uitvoeren door het Economisch Instituut voor de Bouw. De Kamer wordt binnenkort geïnformeerd over de resultaten daarvan en de vervolgaanpak.

4. Aardgasvrije huurwoningen

In de memorie van toelichting is het volgende opgenomen met betrekking tot aardgasvrije huurwoningen: «Het aanleggen van warmtenetten en woningen daarop aansluiten is in de praktijk complex. Daarnaast is de nieuwe Warmtewet vertraagd. Hierdoor worden in 2023 minder aanvragen verwacht dan eerder geraamd.». Onlangs werd duidelijk dat ook voor bestaande warmtenetten de komende jaren problemen ontstaan, zo blijkt bijvoorbeeld de levering voor het Amernet in Noord-Brabant onzeker nu het Duitse energiebedrijf RWE het leveringscontract heeft opgezegd en er vooralsnog geen betaalbare alternatieven zijn voor warmteproductie.

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

4.A) De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij kan aangeven wat deze situatie betekent voor de beschikbaarheid van het warmtenet?

Het antwoord hierop is als volgt:

Tot 2027 blijft de Amercentrale gewoon warmte leveren. Tot die tijd is er ruimte om de alternatieven voor de warmtelevering door de Amercentrale uit te werken. Vooralsnog is dus de leveringszekerheid niet in gevaar.

4.B) Kan de regering tevens aangeven in hoeverre rekening wordt gehouden met voldoende beschikbare warmtebronnen na het wegvallen van de subsidie voor biomassa?

Het antwoord hierop is als volgt:

Door het warmtebedrijf dat het Amernet exploiteert wordt gekeken naar de inzet van alternatieve bronnen vanaf 2027. Er wordt een combinatie van bronnen verkend, waar ook het eigen piek-/backupsysteem onderdeel vanuit maakt. Voor de langere termijn wordt ook gekeken naar de Brabantleiding, waarmee duurzame bronnen uit Moerdijk beschikbaar kunnen worden gemaakt voor Amernet.

4.C) En kan de regering aangeven in hoeverre vanwege deze ontwikkelingen de verdere uitbreiding van warmtenetten nog realistisch, haalbaar en betaalbaar is?

Het antwoord hierop is als volgt:

De ontwikkelingen waarnaar wordt verwezen hangen samen met de lange termijn voorzieningszekerheid van warmtenetten. Het wetsvoorstel Wet collectieve warmte bevat bepalingen om de leveringszekerheid voor warmtenetten op de langere termijn te borgen, door meer in te zetten op preventie. Naast de aanscherping van de leveringszekerheidsverplichtingen voor warmtenetten wordt in het wetsvoorstel ingezet op het vergroten van publieke sturing, duurzaamheid en kostengebaseerde tariefregulering. Met deze kernonderdelen wordt beoogd de warmtetransitie in met name de gebouwde omgeving te bevorderen en tegelijkertijd de publieke belangen duurzaamheid, leveringszekerheid en betaalbaarheid te borgen.

5. Programma Werk aan Uitvoering

Op pagina 9 van de memorie van toelichting lezen de leden van de PVV-fractie: «Voor het programma Werk aan Uitvoering wordt voor het verbeteren van gemeentelijke statuur van de uitvoering subsidie ter beschikking gesteld aan de VNG voor de jaren 2023 (€ 2 mln.) en 2024 (€ 6 mln.)».

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

5.A) Kan de regering nader toelichten voor welke concrete activiteiten deze subsidie bedoeld is en waarom deze wordt uitbetaald aan de VNG als privaatrechtelijke organisatie, in plaats van rechtstreeks aan de gemeenten via bijvoorbeeld het Gemeentefonds?

Het antwoord hierop is als volgt:

De statuur van de uitvoering en de arbeidsmarktkrapte zijn als vraagstuk voor alle gemeenten gelijk. Gemeenten willen op deze collectieve opgaven slim samenwerken. Dit is de reden dat VNG als vereniging van alle gemeenten aanvrager is voor deze subsidie.

Een groot deel van de beschikbare middelen wordt lokaal ingezet om gemeenten effectieve maatregelen te laten nemen om hun publieke dienstverlening te verbeteren. Gemeenten worden onder andere ondersteund op het werven en behouden van personeel, dan wel het vereenvoudigen en innoveren van bedrijfsprocessen.

Door centrale sturing op de middelen kunnen succesvolle en impactvolle lokale resultaten deelbaar gemaakt worden en verder worden opgeschaald, waardoor uiteindelijk de dienstverlening aan inwoners verbetert en personeelsbeleid ontstaat waarin meer recht wordt gedaan aan intensiteit en complexiteit van functies in de uitvoering.

De subsidie stelt VNG in staat om samen met A&O fonds Gemeenten en andere kennispartners instrumenten te ontwikkelen die alle gemeenten in staat stellen inwoners efficiënter en effectiever te kunnen helpen en daarmee een toekomstbestendige dienstverlening te garanderen. Denk aan onderzoeken naar hoe de gemeentelijke organisatie er over tien jaar uitziet, welke technologische mogelijkheden de komende jaren het werken in gemeenten gaat veranderen en een handreiking voor de arbeidsjuridische consequenties voor het onderling uitwisselen van personeel.

6. Slavernijverleden

In de memorie van toelichting is over het onderwerp slavernijverleden het volgende opgenomen: «Het fonds heeft een omvang van € 200 mln. waarvan € 100 mln. wordt besteed aan een subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven en € 100 mln. wordt besteed aan andere maatregelen op het gebied van bewustwording, herdenking, doorwerking en verwerking. De invulling van de middelen vindt plaats in samenspraak met onder andere nazaten en betrokken maatschappelijke en grass roots organisaties in Nederland en het Caribisch deel van het koninkrijk.».

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

6.A) Kan de regering aangeven aan welke kaders en voorwaarden deze «maatschappelijke initiatieven» moeten voldoen?

Het antwoord hierop is als volgt:

Ten aanzien van de maatschappelijke initiatieven stelt het kabinet een aantal randvoorwaarden. De initiatieven moeten substantieel bijdragen aan de genoemde doelstellingen in de kabinetsreactie van 19 december 2022; kennis en bewustwording, erkennen en herdenken en doorwerking en verwerking. De initiatieven hebben tevens een directe link met de genoemde doelstellingen en dienen daarom te worden gefinancierd vanuit het fonds. Ten slotte is er voor de initiatieven draagvlak bij nazaten en andere betrokkenen en wordt de uitvoering gedaan in nauwe samenwerking met nazaten en betrokkenen. De effectiviteit, uitvoerbaarheid en effecten op de lange termijn/duurzaam effect worden samen met de (ei)landen gewogen.

De zorgvuldige ontwikkeling van de regeling voor maatschappelijke initiatieven is in volle gang. Daarom organiseren we dialoogsessies binnen het gehele Koninkrijk, zodat de betrokken gemeenschappen nauw betrokken zijn en hun input kunnen geven bij ontwikkeling van de regeling.

6.B)Kan de regering aangeven hoe wordt vastgesteld wie nazaten zijn en welke nazaten hierbij betrokken worden?

Het antwoord hierop is als volgt:

De overheid stelt niet vast wie nazaten zijn en wie niet. Juist daarom spreken we over nazaten en andere betrokkenen. We gaan in gesprek met maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden en geïnteresseerden over de maatschappelijke visies die er zijn met betrekking tot de criteria en voorwaarden voor de toekenning van de subsidieregeling.

6.C) Kan de regering tevens aangeven op welke specifieke organisaties hier wordt gedoeld, zo vragen de leden van de fractie van de PVV.

Het antwoord hierop is als volgt:

Er wordt met veel verschillende partijen gesproken. Daarbij wordt ook gekeken of en hoe er kan worden aangesloten op bestaande conversaties, maar wel gericht op de doelen die opgesteld zijn vanuit het programma, te weten kennis en bewustwording, erkennen en herdenken en doorwerking en verwerking. De lijst met gesprekspartners is niet uitputtend. Wij geven de ruimte aan alle andere belanghebbenden en geïnteresseerden om op persoonlijke titel in gesprek met ons te gaan.

7. Huisvesting arbeidsmigranten

Over huisvesting arbeidsmigranten lezen de leden van de PVV-fractie op pagina 19 van de memorie van toelichting: «Er is een overboeking van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van € 0,6 mln. Per jaar voor de jaren 2023 en 2024 voor de uitvoering van het rapport Roemer. Voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt er een ondersteuningsprogramma opgezet voor gemeenten, dit wordt verzorgd door de VNG die daar subsidie voor ontvangt.».

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

7.A) Kan de regering aangeven wat er concreet wordt gedaan met betrekking tot de uitvoering van het rapport Roemer?

Het antwoord hierop is als volgt:

Het ondersteuningsprogramma van de VNG ondersteunt gemeenten bij de uitvoering van alle maatregelen zoals opgenomen in het rapport van Roemer. De complexe opgave rondom arbeidsmigranten vraagt zowel financieel en organisatorisch veel van gemeenten; gemeenten spelen de komende jaren een cruciale rol bij het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten en hebben daarbij ondersteuning nodig. Concreet voor huisvesting kan dit bijvoorbeeld gaan over vragen over stimuleringsregelingen voor betere huisvesting, het opstellen van verordeningen zoals bijvoorbeeld bij de implementatie van de Wet Goed Verhuurderschap en ondersteuning bij de handhaving op de naleving van deze wet.

7.B) Worden bijvoorbeeld bepaalde huisvestingseisen verplicht gesteld?

Het antwoord hierop is als volgt:

Dat is niet de opzet van het ondersteuningsprogramma dat de VNG uitvoert. Er worden wel aanvullende huisvestingseisen gesteld waar het gaat over de implementatie van de Wet Goed Verhuurderschap en advies gegeven door middel van een modelverordening waarin opties staan zoals het opnemen van het keurmerk SNF/AKF.

7.C) Kan de regering aangeven waarom de VNG wordt gesubsidieerd voor het opstellen van een ondersteuningsprogramma voor gemeenten in plaats van de gemeenten zelf?

Het antwoord hierop is als volgt:

Het ondersteuningsprogramma is een programma voor de ondersteuning van álle gemeenten waarin problematiek rond arbeidsmigranten speelt. De VNG is vanuit hun centrale positie in relatie tot gemeenten de aangewezen partner voor het organiseren van de ondersteuning; door kennis te ontwikkelen, bundelen en aan te bieden, voorlichting te geven en effectieve instrumenten beschikbaar te stellen. De bedrijfseffectrapportage (BER) die thans in ontwikkeling is, vormt hier een goed voorbeeld van. De VNG kan ook in antwoord op specifieke behoeften van gemeenten rondom een bepaald thema, uitwisseling en delen van best practices organiseren. En zij kunnen de VNG als vraagbaak gebruiken, veel onderwerpen spelen immers in meerdere gemeenten.

7.D) Kan de regering tevens aangeven in hoeverre dit programma erop gericht is om arbeidsmigratie te stimuleren of juist in te perken?

Het antwoord hierop is als volgt:

Het ondersteuningsprogramma is niet gericht op het stimuleren nog op het inperken van arbeidsmigratie. Het programma is erop gericht arbeidsmigratie voor de arbeidsmigranten en voor de samenleving in goede banen te leiden.

8. Grote gezinnen

Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie enkele vragen over het onderwerp grote gezinnen. Op pagina 20 van de memorie van toelichting lezen deze leden «Grote gezinnen; Er vindt een reallocatie plaats vanuit de middelen voor de regeling aandachtsgroepen (instrument bijdrage medeoverheden) van € 3,5 mln. ten behoeve van de regeling grote gezinnen voor 2023. Tevens is er bij voorjaarsnota voor de komende drie jaar € 4 mln. beschikbaar gekomen.». Deze regeling is bedoeld om woningen geschikt te maken voor grote gezinnen van statushouders.

De leden van de PVV-fractie stellen de volgende vragen hierover:

8.A) Kan de regering aangeven hoeveel woningen inmiddels zijn aangepast op basis van deze regeling?

Het antwoord hierop is als volgt:

De regeling is op 3 juli opengesteld en aanpassingen aan woningen kost de nodige tijd. Gemeenten hebben na toekenning van de middelen 12 maanden de tijd om de woningen aan te passen. Tot op heden is er geen sprake van bovenmatige inschrijving en zijn de inschrijvingen beperkt van omvang. Gemeenten hebben nog geen verantwoording afgelegd over de besteding van de middelen. Het is dus nog niet helder hoeveel woningen op dit moment al zijn aangepast.

8.B) Kan de regering daarnaast aangeven welke gemeenten in dit kader financiering hebben ontvangen en voor hoeveel woningen per gemeente, met daarbij een vermelding van het aantal personen?

Het antwoord hierop is als volgt:

gemeente

Hoeveel woningen per gemeente

Voor hoeveel personen zijn er middelen aangevraagd per gemeente

Roermond

1

10

Tilburg

1

10

Midden-Groningen

1

9

Lochem

1

12

Breda

1

7

Weert

1

9

Voorst

1

8

Etten-Leur

1

9

Beuningen

1

8

Tiel

1

12

Goude

1

8

Apeldoorn

1

7

Nissewaard

1

8

Kerkrade

2

161

X Noot
1

Er is voor twee gezinnen van acht personen een aanvraag ingediend

8.C) Kan de regering aangeven in hoeverre deze woningaanpassingen worden doorberekend in de huurprijs voor de statushouders?

Het antwoord hierop is als volgt:

Nee, deze gegevens zijn niet beschikbaar. Het kan zijn dat aanpassingen gevolgen hebben voor de hoogte van de huur, bijvoorbeeld als de oppervlakte van de woning vergroot is. Het is aan de verhuurder van de woning om te bepalen hoe om te gaan met een eventuele doorberekening in de huurprijs, rekening houdend met de regels rondom passend toewijzen.

8.D) Kan de regering aangeven hoeveel geld inmiddels is uitgegeven aan deze grote gezinnenregeling?

Het antwoord hierop is als volgt:

Op dit moment is sinds het opengaan van de regeling een totaal van 425.708 euro aan gemeenten beschikt.

8.E) Kan de regering aangeven of er ook ten behoeve van Nederlandse grote gezinnen (niet-statushouders) een soortgelijke regeling wordt aangeboden? Zo nee, waarom niet.

Het antwoord hierop is als volgt:

Op dit moment wordt er geen soortgelijke regeling aangeboden voor andere doelgroepen dan grote gezinnen vergunninghouders. Deze regeling is ontworpen omdat zich onder de vergunninghouders ook lastig te plaatsen grote gezinnen bevinden die in de opvang verblijven en hierdoor niet kunnen starten met de participatie en integratie in de gemeente waar zij uiteindelijk zullen gaan wonen. Hierdoor wordt het integratieproces vertraagd en zijn bovendien meer opvangplekken nodig. Met deze regeling ontstaat er meer aanbod binnen de woningvoorraad dat passend is voor grote gezinnen. Deze regeling bestaat niet voor andere doelgroepen, omdat de problematiek rond integratie en opvangplekken voor deze doelgroepen niet of nauwelijks speelt. Wel kunnen gemeenten gebruik maken van een aantal andere regelingen van het Rijk die voor dit doel kunnen worden aangewend. Daarnaast kennen diverse gemeenten lokale initiatieven om grote gezinnen aan een passende woning te helpen, zoals de regeling «Van groot naar beter», waarbij kleine huishoudens in grote corporatiewoningen een vergoeding krijgen wanneer zij naar een kleinere woning verhuizen en de grotere woning vrij maken voor een groot gezin.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven