36 311 Wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)

Nr. 16 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BECKERMAN TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 14

Ontvangen 24 oktober 2024

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De maximale huurgrens is € 879,66 per maand.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

4. In het tweede lid (nieuw) wordt «De in het eerste lid, onder a en b, genoemde bedragen worden» vervangen door «Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt».

II

Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:

G

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikelen 13, eerste lid onderdeel a» vervangen door «artikelen 13, eerste lid».

2. In het derde lid vervalt «13, eerste lid, onderdeel b (maximale huurgrens),».

3. In het achtste lid vervalt «5, derde lid, onderdelen a, b, c en d (maximum service-kosten),».

II

Na artikel I worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 44d, eerste lid, wordt «bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag» vervangen door «bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag».

B

In artikel 46, eerste lid, onderdeel b, wordt «het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag» vervangen door «het in artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag».

C

In artikel 47, eerste lid, onderdelen b en c, wordt «het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag» vervangen door «het in artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag».

D

Artikel 54d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, wordt «de huurprijs verlaagd:» vervangen door «de huurprijs verlaagd tot ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag» en vervallen de onderdelen a en b.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Indien de huurprijs is verlaagd op grond van het vierde lid kan, in afwijking van de artikelen 246 en 248, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de huurprijs worden verhoogd tot het bedrag van de huurprijs direct voorafgaand aan de datum waarop de huurprijs overeenkomstig het vierde lid is verlaagd, vermeerderd met de som van ten hoogste de krachtens artikel 10, tweede lid, toegelaten verhogingen over de jaren sinds die datum, met dien verstande dat de verhoging niet leidt tot een hogere huurprijs dan het op de ingangsdatum van de voorgestelde huurverhoging in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag.

3. Het zevende lid vervalt.

4. In het achtste lid, derde zin, wordt «zesde en zevende lid» vervangen door «zesde lid».

ARTIKEL IB

In artikel 475da, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt «de in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag opgenomen rekenhuur» vervangen door «het in artikel 13, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag».

Toelichting

Voor volwassenen is het huurdeel op grond van de Wet op de huurtoeslag boven de rekenhuur van thans € 808,06 niet gesubsidieerd.

Op grond van deze wet is het huurdeel voor jong volwassenen boven de rekenhuur van thans € 452,20 niet gesubsidieerd. De maximum huurgrenzen blijven dus bestaan voor de berekening van de hoogte van de huurtoeslag.

Achtergrond hiervan is volgens de memorie van toelichting dat jong volwassenen hun wooncarrière kunnen beginnen in kleinere, goedkopere woningen. In de memorie van toelichting leest indiener namelijk het volgende; «Wel wordt de beleidsredenering dat jongeren hun wooncarrière in kleinere, goedkopere woningen kunnen beginnen in stand gehouden, door alleen het huurdeel onder de voor hen geldende lagere maximum huurgrens te subsidiëren.»

Deze beleidsredenering werkt op papier, maar in werkelijkheid stijgt het aantal dakloze jongeren enorm en verdwijnen enorme aantallen woningen voor jongeren.

Dakloosheid onder jongeren is het laatste jaar enorm toegenomen. Voor jongeren tussen de 18 en 22 is de stijging in één jaar tijd met maar liefst 50% toegenomen.1 Deze stijging is gekomen, nadat in de periode van 2009 tot en met 2018 dakloosheid onder jongeren al verdrievoudigde.2

Dit zijn schrikbarende aantallen. Betaalbaarheid van woningen is een belangrijke factor bij het voorkomen en uitbannen van dakloosheid onder jongeren.

«Het probleem is dat de hulp vaak pas op gang komt als de jongeren al op straat staan, niet meer kunnen rondkomen of ontspoord zijn. Symptoombestrijding dus. De kosten (zorg, politie en justitie) zijn hoog: tussen de 36.000 en 100.000 euro per jaar per dakloze jongere.»3

Voor jongeren is het heel erg moeilijk om huisvesting te vinden. Dat komt onder andere door het feit dat het aantal huurwoningen met een huurprijs tot de kwaliteitskortingsgrens enorm is afgenomen. Van 2018 tot en met 2020 daalde het aantal huurwoningen tot aan de kwaliteitskortingsgrens met 25.912.4

Indiener is van mening dat eerst gezorgd dient te worden voor voldoende beschikbare woningen voor jong volwassenen (met een huur tot aan de kwaliteitskortingsgrens) en daarna kan pas eventueel de rekenhuur voor jong volwassenen verlaagd worden.

Daarnaast vindt indiener dat het gelijkstellen van de rekenhuur voor jong volwassenen en volwassenen ook recht doet aan het doel van deze wetswijziging namelijk vereenvoudigen. De uitvoering voor de belastingdienst versimpelt en het wordt voor de mensen eenvoudiger.

Beckerman

Naar boven