36 272 Initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2024

Tijdens het nota-overleg over de initiatiefnota van de leden Ellian en Bikker over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap (36 272) op 27 mei jl. heeft de voorzitter verzocht om de vragen gesteld in tweede termijn per brief te beantwoorden en tevens de ter vergadering ingediende moties te appreciëren. In deze brief geef ik opvolging aan deze verzoeken.

Het lid Ceder (CU) heeft gevraagd of ik bereid ben om het onderwerp «koesteren van het Joodse leven» expliciet aan het mandaat van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding toe te voegen. Het koesteren van het Joodse leven en de culturele tradities beschouw ik als een preventieve maatregel om antisemitisme te bestrijden, net als bijvoorbeeld Holocaustherdenking en Holocaustonderwijs ook preventieve maatregelen zijn. Kennis over het Joodse leven en het vergroten van de bekendheid met de Joodse cultuur en tradities past daarom binnen het gegeven mandaat van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding. Hieraan geeft de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding al uitvoering door het kabinet en andere overheden hierover te adviseren en hij brengt de betrokken overheden en andere organisaties met elkaar in verbinding.

Een andere openstaande vraag is van het lid Boon (PVV) in hoeverre de cijfers uit een onderzoek uit 2015 nog actueel zijn. Uit dat onderzoek zou blijken dat 6% van de leraren in het voortgezet onderwijs, ondanks een wettelijke verplichting, antisemitisme nooit bespreekt en 12% het onderwerp «Holocaust» niet aan de orde stelt. Namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan ik hierop het volgende antwoord geven: het is niet bekend of en in hoeverre deze cijfers actueel zijn. Uit het onderwijsveld komt het signaal dat docenten veel waarde hechten aan het lesgeven over en bespreken van de Holocaust, maar ook dat docenten dit soms als lastig ervaren wegens de complexiteit en gevoeligheid van het onderwerp. Via afzonderlijke maatregelen wordt nu al ingezet in op extra ondersteuning aan docenten voor het voeren van lastige gesprekken. Ten aanzien van het geven van Holocausteducatie (in welke mate) hecht het kabinet, net als het lid Boon, waarde aan actuele cijfers. Daarom wordt ingezet op het uitzetten van nieuwe peilingen om de precieze handelingsverlegenheid die docenten ervaren te monitoren en vandaaruit in te kunnen zetten op acties ter ondersteuning. Vanwege de beperkte tijd tot de zomervakantie zullen deze peilingen hoogstwaarschijnlijk in het najaar van 2024 uitgezet worden. Deze peilingen zullen tevens als actie meegenomen worden in het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie.

Ik neem ook de gelegenheid te baat om een antwoord te geven op een vraag die het lid El Abassi in eerste termijn heeft gesteld, maar onbeantwoord is gebleven. De vraag was of ik bereid ben om in gesprek te gaan met partijen zoals Een Ander Joods Geluid en Erev Rav. Ik kan hierop antwoorden dat ik daartoe te allen tijde bereid ben als daar aanleiding toe is.

Motie 36 272, nr. 6van de leden Diederik van Dijk (SGP) c.s.

In deze motie wordt de regering verzocht te verkennen hoe in het kader van het Nationaal Plan Holocausteducatie mogelijk gemaakt kan worden dat scholen gratis het Holocaustmuseum kunnen bezoeken.

Namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan ik deze motie oordeel kamer geven, als ik het zo mag lezen dat het niet alleen voor het Holocaustmuseum is, maar ook voor de andere herinneringscentra in Nederland, zoals Westerbork.

Er zal in een verkenning onderzocht worden wat de belemmeringen zijn voor scholen om zo’n authentieke locatie te bezoeken en wat mogelijke kosten zijn. Dit is ook toegezegd door mijn collega Dijkgraaf tijdens het debat antisemitisme eind april. De uitkomsten van deze verkenning worden in het najaar van 2024 verwacht.

Motie 36 272, nr. 7 van het lid Diederik van Dijk (SGP)

In deze motie wordt de regering verzocht er bij de instellingen voor hoger onderwijs op aan te dringen niet onder druk de banden met Israëlische instellingen te verbreken en duidelijk te maken dat het onderzoek naar de Holocaust ongehinderd voortgang moet kunnen hebben.

Namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laat ik de motie oordeel Kamer. De Kamer ontvangt op korte termijn een brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over onder meer het veiligheidsbeleid op universiteiten en hogescholen waarin ook wordt ingegaan op de internationale samenwerkingsverbanden van instellingen. Het is een academische kernwaarde dat wetenschappers in vrijheid mogen bepalen met wie en naar welke vragen zij onderzoek doen. Daarbij is het van belang dat universiteiten en hogescholen hun wetenschappelijke en strategische samenwerkingsverbanden met andere instellingen of in internationale projecten op eenzelfde zorgvuldige wijze tegen het licht houden en dat elk individueel geval op basis van de omstandigheden inhoudelijk, en daarmee landenneutraal wordt bekeken. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dit, in aansluiting op het verzoek in de motie, nadrukkelijk bij de hogescholen en universiteiten onder de aandacht brengen.

Motie 36 272, nr. 8 van de leden Becker (VVD) en Ceder (CU)

In deze motie wordt de regering verzocht de voorstellen en beslispunten uit de initiatiefnota over de aanpak van antisemitisme – de volgende stap, voor zover dat nog niet gebeurd is, over te nemen en uit te voeren, en de Kamer met Prinsjesdag over de voortgang hiervan te informeren.

Op 29 maart vorig jaar stuurde ik u, mede namens de Ministers voor Primair en Voortgezet Onderwijs, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Langdurige Zorg en Sport, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onze reactie op de initiatiefnota. In deze brief heeft het kabinet reeds uitgesproken de doelen van de initiatiefnota te steunen en aangegeven opvolging te geven aan de beslispunten. Ik geef hierbij dan ook de appreciatie oordeel Kamer.

Motie 36 272, nr. 9 van het lid Becker (VVD)

In deze motie wordt de regering verzocht voor de begroting van JenV in kaart te brengen welke juridische mogelijkheden er zijn en verder ontwikkeld kunnen worden om tijdig in te kunnen grijpen bij organisaties die onvrij en antisemitisch gedachtegoed verspreiden, en daarbij in te gaan op rechtssystemen in andere landen, de grondslagen van de NCTV, artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek en de mogelijkheid van het opstellen van een juridische definitie van «problematisch gedrag».

Ik laat deze motie oordeel Kamer, maar merk hier het volgende bij op. Het juridisch kader om op grond van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek een rechtspersoon te ontbinden en verboden te verklaren is helder. Het Openbaar Ministerie komt de bevoegdheid toe om de rechter hiertoe te verzoeken als betreffende rechtspersoon in zijn werkzaamheid of doel in strijd is met de openbare orde. Deze mogelijkheid tot verbodenverklaring is recent nog verruimd (Wet van 23 juni 2021 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen, Stb 2021, 310). Door deze wetswijziging is verduidelijkt dat in ieder geval in strijd met de openbare orde is het doel dat of de werkzaamheid van de rechtspersoon die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot een bedreiging van de nationale veiligheid of de internationale rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag. Verder is verduidelijkt dat in strijd met de openbare orde wordt vermoed te zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden tot aantasting van de menselijke waardigheid, geweld of het aanzetten tot haat of discriminatie. Uiteindelijk is het aan de rechter om een en ander te beoordelen.

De Landsadvocaat heeft na onderzoek, dat mede op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is aangevraagd en waarop door de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs is meegekeken, vastgesteld dat problematisch gedrag niet te vatten is in een juridische definitie of rechtsregime. Het betreft allerlei gedragingen. Deze gedragingen zijn ook niet strafbaar. Het gaat het om gedragingen die in beginsel worden beschermd door onder andere de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de godsdienstvrijheid. Zolang gedrag van burgers niet bij wet verboden is, kan en mag de overheid, in een democratische samenleving als de onze, hier niet repressief tegenop treden.

Een verdere ontwikkeling van het juridisch kader, waarbij ook voorbeelden in het buitenland kunnen worden betrokken, acht ik opportuun noch gewenst zonder definiëring van termen als «tijdig ingrijpen», «onvrij en antisemitisch gedachtengoed» ook in hun onderlinge samenhang, wordt verstaan.

De Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid die nog inwerking moet treden biedt geen grondslag voor toepassing van artikel 2:20 BW. Maar zoals ik reeds in mijn antwoorden op Kamervragen van de leden Becker en Michon-Derkzen (beiden VVD) over het bericht «Roep in Amsterdam om weren Samidoun kopstuk»1 schreef ga ik zo snel mogelijk in gesprek met Duitsland over hoe zij omgaan met organisaties zoals Samidoun.

Motie 36 272, nr. 10 van het lid Bamenga (D66)

In deze motie wordt de regering verzocht in overleg met de VNG ervoor te pleiten dat iedere gemeente een burgemeester of wethouder verantwoordelijk stelt voor het realiseren van antidiscriminatievoorzieningen als onderdeel van de strijdtegen antisemitisme.

Deze motie kan ik oordeel Kamer geven, mits de uitvoering van de motie meegenomen kan worden in de stelselherziening van de antidiscriminatievoorzieningen, waarover de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties u onlangs nog over de voortgang per brief geïnformeerd heeft.2

Motie 36 272, nr. 11 van het lid El Abassi (DENK)

In deze motie wordt de regering verzocht om ruimte te bieden voor hoor en wederhoor voor The Rights Forum of zich anders te distantiëren van deze ernstige beschuldigingen uit de initiatiefnota.

In de initiatiefnota wordt ten aanzien van The Rights Forum gesteld dat kritiek op het handelen van de Israëlische overheid doorsloeg richting een WOO-verzoek met een – onder andere voor Joodse medewerkers van de aangeschreven onderwijsinstellingen als zodanig ervaren – intimiderend en antisemitisch karakter, wat bijgedragen heeft een gevoel van onveiligheid. De overwegingen zoals geformuleerd in de motie richten zich op de opstellers van de initiatiefnota. De regering is hierin geen partij. Ik ontraad de motie.

Motie 36 272, nr. 12 van het lid El Abassi (DENK)

In deze motie wordt de regering verzocht om te verkennen welke punten uit de initiatiefnota ook toegepast kunnen worden voor de moslimgemeenschap. Discriminatie en racisme is op alle gronden onacceptabel en zeer ernstig. In uitvoering van het amendement van het lid Van Baarle (7 oktober 2022) wordt momenteel in opdracht van het Ministerie van SZW onderzoek gedaan naar of en op welke manier versterking mogelijk is in de aanpak van moslimdiscriminatie. Het onderzoek is aanbesteed aan Regioplan en de Universiteit Utrecht en bevindt zich in de verdiepende fase.

De uitkomsten van het Nationaal Onderzoek moslimdiscriminatie worden in Q1 2025 verwacht. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek zal worden bezien welke vervolgstappen er nodig zijn. Ik verzoek u, namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, deze motie aan te houden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Kamerstukken II, 2023–2024, Aanhangsel, nr. 1757

X Noot
2

Kamerstukken II, 2023–2024, 36 272, nr. 10

Naar boven