Het wetsvoorstel en de nota naar aanleiding van het verslag hebben de commissie aanleiding
gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.2
Inleiding
In 2017 is het Digital Trust Center (DTC) opgericht als onderdeel van het Ministerie
van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Het DTC heeft als missie bedrijven weerbaarder
te maken tegen cyberdreigingen. De behoefte bestaat om het bedrijfsleven niet alleen
over algemene, maar ook over specifieke digitale dreigingen en kwetsbaarheden te informeren.
Deze uitbreiding van de informatievoorziening vraagt een verdere inbedding van de
taken en bevoegdheden van de Minister van EZK. Het wetsvoorstel biedt de expliciete
wettelijke grondslag om in het kader van de taakuitvoering persoonsgegevens te verwerken.
Naar aanleiding van dit voorstel hebben de fractieleden van de BBB enkele vragen aan de regering.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het delen van gevoelige dreigingsinformatie met bedrijven die hun informatiebeveiliging
onvoldoende op orde hebben kan datalekken van bedrijfsgevoelige/privacygevoelige informatie
juist in de hand werken. De regering zegt informatie te delen mits de beveiliging
op orde is.3 Hoe wordt dit bepaald?
De regering hanteert voor de medewerkers die deze wet uitvoeren een Data Protection
Impact Assessment (DPIA). De Minister van EZK bepaalt wie welke toegang krijgt, er
is een screening en men krijgt toegang op basis van «need to know». De fractie van de BBB kan zich voorstellen dat deze informatie interessant is voor
cybercriminelen. Wordt ook gekeken in hoeverre deze medewerkers chantabel zijn? Hoe
is de beveiliging van deze medewerkers geregeld? In hoeverre is er voldoende personeel
beschikbaar?
Wat is de stand van zaken van de samenwerkingsafspraken tussen het Nationaal Cyber
Security Centrum (NCSC) en het DTC?
In hoeverre overweegt de regering een toekomstig samengaan in het kader van efficiency
en de schaarste aan vakkundig personeel?
In hoeverre is de beoogde capaciteit en het budget van het DTC toereikend, ook gezien
de toename van cyberdreiging en de mogelijke overlap tussen vitale en niet-vitale
bedrijven?
Waarom kan de rechtspersoon op grond van artikel 3, tweede lid persoonsgegevens ook
aan de Minister van EZK verstrekken als de verstrekking onverenigbaar is met de doeleinden
waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld? Welk doel dient dit? Waarom is hier gekozen
voor een kan-bepaling? Is het aanleveren van gegevens door niet-vitale bedrijven vrijblijvend
en vrijwillig? De leden van de BBB-fractie verzoeken u om een toelichting.
Waarom kan de Minister van EZK de vertrouwelijke gegevens met betrekking tot een vitale
aanbieder zonder diens toestemming verstrekken aan de Minister van J&V/ Computer Incident
Response Team (CSIRT) ten behoeve van diens taken als bedoeld in artikel 3, eerste
titel van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen? Waarom is ervoor gekozen
geen toestemming te vragen? In hoeverre en op welke wijze wordt de vitale aanbieder
hierover geïnformeerd?
Hoe gaat de Minister van EZK op basis van deze wet de weerbaarheid van niet-vitale
bedrijven versterken tegen digitale dreiging? In hoeverre wordt de advisering van
het DTC voorzien van een handelingsperspectief?
Hoe worden toezicht- en handhaving geregeld?
Wat zijn de mogelijke gevolgen van deze wet voor de regeldruk van bedrijven?
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat ziet met belangstelling uit naar
de nota naar aanleiding van het tweede verslag en ontvangt deze graag uiterlijk vrijdag 5 juli 2024.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Kluit
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Karthaus