36 266 Oprichting van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WOII

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 februari 2023

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 hebben kennisgenomen van de brief van 5 december 20222 inzake de voorgenomen oprichting van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II. Op 17 januari 2023 hebben de leden van de Fractie-Nanninga en de leden van de PVV-fractie inbreng geleverd voor schriftelijk overleg over dit onderwerp.

Naar aanleiding hiervan is op 23 januari 2023 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Staatssecretaris heeft op 16 februari 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 23 januari 2023

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben kennisgenomen van uw brief van 5 december 20223 inzake de voorgenomen oprichting van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II. Op 17 januari 2023 hebben de leden van de Fractie-Nanninga en de leden van de PVV-fractie inbreng geleverd voor schriftelijk overleg over dit onderwerp. De leden van deze fracties4 leggen graag de volgende vragen aan u voor.

De leden van de Fractie-Nanninga vragen u hoe door de op te richten Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II invulling zal worden gegeven aan het in artikel 2 van de conceptstatuten ruim geformuleerde doel van de stichting. Zij denken daarbij met name aan de positiebepaling van de stichting ten aanzien de «woke» standpunten; standpunten die tegenwoordig de geschiedenis een sausje geven. Als voorbeeld denken zij daarbij aan de hevige discussies over de Bersiap-periode.

Er is in 2020 een diepgaand onderzoek verricht over de rol van de Nederlandse overheid bij de Holocaust, weergegeven in het boek De Boekhouders van de Holocaust. Worden dit soort verdiepingen ook meegenomen in het werk van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II, zo vragen zij.

Ten slotte vernemen de leden van de Fractie-Nanninga graag hoe de samenstelling plaatsvindt van in artikel 5 van de conceptstatuten genoemde raden van toezicht en van advies.

In uw brief van 5 december 2022 staat dat de aanleiding voor het doen oprichten van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II is de opgave voor de professionele veldpartijen om «het verhaal» van de Tweede Wereldoorlog ook voor de komende generaties op een bij hen passende wijze levend en relevant te houden. De leden van de PVV-fractie vragen u te verduidelijken om welke veldpartijen het gaat en in hoeverre die «passende wijze» een wijze is die als objectief en historisch verantwoord kan worden beschouwd.

De leden van de PVV-fractie merken op dat de Algemene Rekenkamer in haar brief van 20 oktober 2022 concludeert dat subsidievoorwaarden niet de geëigende plek zijn om de werkwijze van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II vast te leggen. De Algemene Rekenkamer maakt u er dan ook op attent dat in uw brief van 22 augustus 2022 staat dat de relatie tussen het Ministerie van VWS en de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II zich beperkt tot een subsidierelatie. Dit terwijl in dezelfde brief ook staat dat het ministerie via de subsidievoorwaarden een aantal zaken nader wil regelen. Daarbij wordt als voorbeeld genoemd het waarborgen van een goede afstemming tussen de activiteiten van de stichting met andere organisaties en met het Veldberaad.

De conceptstatuten geven de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II de ruimte om ook eigen activiteiten uit te gaan voeren, zoals het laten uitvoeren van onderzoek, het monitoren van maatschappelijke ontwikkelingen en het ontwikkelen, uitvoeren en/of coördineren van programma’s en projecten. De leden van de PVV-fractie vragen u aan te geven of hier door het stellen van subsidievoorwaarden ook daadwerkelijk sprake zal zijn van politisering dan wel richtinggevende invloed en/of rechtstreekse beïnvloeding door het Rijk en wellicht zelfs door particuliere geldschieters op de activiteiten van deze stichting.

Het is de bedoeling dat er verplichte bezoeken komen van scholen en ouders met kinderen aan oorlogsmusea. Dit past in de zogenaamde toekomstbestendige aanpak van educatie, museaal aanbod en digitalisering van WO II en de aanloop er naartoe.

Realiseert u zich dat met het verstrijken van de tijd en het ontvallen van de laatste ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog er mogelijk ook een aangepaste woke-geschiedschrijving zal gaan plaatsvinden in de educatie, het museale aanbod van de periode van de Tweede Wereldoorlog en de aanloop er naartoe, zoals dat inmiddels ook dagelijkse praktijk is met betrekking tot andere perioden uit onze vaderlandse geschiedenis? De leden van de PVV-fractie vragen u aan te geven op welke wijze u die situatie kunt voorkomen.

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 17 februari 2023.

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, T. Klip-Martin

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2023

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van fractie-Nanninga en de PVV fractie over mijn voornemen tot het doen oprichten van de stichting Kennis- en innovatiecentrum WOII.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen

Antwoorden vragen schriftelijk overleg Eerste Kamer omtrent het voornemen tot het doen oprichten van de stichting Kennis- en innovatiecentrum WOII.

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie-Nanninga en de fractie van de PVV over de oprichting van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WOII. Hieronder treft u de beantwoording aan.

Fractie Nanninga

De leden van de Fractie-Nanninga vragen hoe door de op te richten Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II invulling zal worden gegeven aan het in artikel 2 van de conceptstatuten ruim geformuleerde doel van de stichting. Zij denken daarbij met name aan de positiebepaling van de stichting ten aanzien de «woke»-standpunten; standpunten die tegenwoordig de geschiedenis een sausje geven. Als voorbeeld denken zij daarbij aan de hevige discussies over de Bersiap-periode.

Een door u genoemde positiebepaling van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WOII (hierna: stichting) ten opzichte van standpunten over de geschiedenis is mijns inziens niet aan de orde.

De vele verschillende professionele partijen die actief zijn in het overbrengen van «het verhaal» van de Tweede Wereldoorlog in al zijn aspecten, zien de opgave om jongeren te blijven betrekken bij dit verhaal. Zij verrichten hiertoe ieder vanuit eigen perspectief en eigen verantwoordelijkheid belangrijk en goed werk. De basis hiervoor wordt gevormd door wetenschappelijk onderzoek en de uitkomsten van het maatschappelijk debat.

De aanleiding voor mij voor het laten oprichten van deze stichting is dat voor de genoemde opgave waarvoor professionele partijen voor staan, met name op de onderdelen van kennisverspreiding (informele educatie), digitalisering en museaal aanbod meer samenhang in het aanbod nodig is.Dit vraagt om samenwerking en afstemming tussen deze partijen en slagkracht om in gezamenlijkheid – als dat nodig is – zaken op te pakken. Resultaat hiervan kan bijvoorbeeld zijn dat iedereen in Nederland, zeker scholen, een helder overzicht krijgen wie over welk (gedigitaliseerd) educatieaanbod beschikt en welke aspecten van het «verhaal» van de Tweede Wereldoorlog daarin worden belicht.

Vanuit de rol van de stichting om samenhang aan te brengen past het de stichting dus niet om eigenstandig wetenschappelijk onderzoek te doen noch eigenstandig educatieprojecten te starten. In de statuten is wel ruimte gegeven aan de stichting om projecten uit te voeren. Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan onderzoek naar manieren om de effecten van educatieprogramma’s te meten of om na te gaan op welke manier jongeren het beste betrokken kunnen worden bij het verhaal van de Tweede Wereldoorlog.

Er is in 2020 een diepgaand onderzoek verricht over de rol van de Nederlandse overheid bij de Holocaust, weergegeven in het boek De Boekhouders van de Holocaust. Worden dit soort verdiepingen ook meegenomen in het werk van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II, zo vragen zij.

Het boek «De Boekhouders van de Holocaust» gaat over de betrokkenheid van de Nederlandse overheid bij de Holocaust. Ik weet niet in hoeverre de professionele partijen uit de sector specifiek dit boek gebruiken in hun werk. Wel proberen zij de vele aspecten van de Tweede Wereldoorlog goed in beeld te brengen en daar hoort ook de rol van de Nederlandse overheid in de Tweede Wereldoorlog bij. Het is mogelijk dat de stichting in haar rol om meer samenhang te brengen in het aanbod van informele educatie en museaal aanbod constateert dat voor dit aspect weinig aandacht is en hierover dan in gesprek gaat met betrokken partijen.

Ten slotte vernemen de leden van de Fractie-Nanninga graag hoe de samenstelling plaatsvindt van in artikel 5 van de conceptstatuten genoemde raden van toezicht en van advies.

In de statuten in de artikelen 11 en 15 is de procedure voor benoeming van de leden van deze raden beschreven. Om de stichting te kunnen starten wordt de volgende procedure gevolgd.

Begin juli 2022 is een oprichtingsgroep gevormd bestaande uit een vertegenwoordiger van de Stichting Musea en Herinneringscentra ‘40-’45 (SMH) en een vertegenwoordiger van de Stuurgroep Netwerk Oorlogsbronnen (NOB). Deze oprichtingsgroep heeft op basis van een door hen opgestelde profielschets mevrouw I. Van Engelshoven geworven als beoogd voorzitter van de Raad van Toezicht. In de komende periode vormt dit drietal de Raad van Toezicht die, op basis van een profielschets, nog twee leden voor de Raad van Toezicht zal benoemen. De werving hiervoor zal openbaar zijn. Conform artikel 11 van de statuten wordt daarbij de onafhankelijkheid, deskundigheid en diversiteit van de Raad van Toezicht, zoals voorgeschreven in de Code Governance Cultuur, gewaarborgd. Als de twee nieuwe leden zijn benoemd en voldoende zijn ingewerkt, zullen de vertegenwoordigers van de SMH en het NOB zich terugtrekken uit de Raad van Toezicht.

De stichting kent ook een Raad van Advies. Naar aanleiding van het advies van de Algemene Rekenkamer van 20 oktober 2022, waarin zij schrijft dat de verhouding tussen de stichting en de veldpartijen vooraf helder moet zijn, is in de statuten onder artikel 15 opgenomen dat de leden van de Raad van Advies op persoonlijke titel worden benoemd.

Conform artikel 15 lid 3 van de statuten worden de leden van de Raad van Advies, op basis van een met redenen omklede voordracht van de Raad van Advies en in overeenstemming met de profielschets, benoemd door de Raad van Toezicht. De werving van de leden voor de allereerste Raad van Advies zal door de Raad van Toezicht ter hand worden genomen.

PVV-fractie

In uw brief van 5 december 2022 staat dat de aanleiding voor het doen oprichten van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II de opgave is voor de professionele veldpartijen om «het verhaal» van de Tweede Wereldoorlog ook voor de komende generaties op een bij hen passende wijze levend en relevant te houden. De leden van de PVV-fractie vragen mij u te verduidelijken om welke veldpartijen het gaat en in hoeverre die «passende wijze» een wijze is die als objectief en historisch verantwoord kan worden beschouwd.

Er zijn veel professionele organisaties in Nederland die zich bezighouden met het overbrengen van de vele aspecten en verhalen van de Tweede Wereldoorlog. Zonder uitputtend te willen zijn kunt u bijvoorbeeld denken aan de bijna 80 oorlogsmusea in Nederland5, het Nationaal Comité 4 en 5 mei, de Anne Frank Stichting, het Joods Cultureel Kwartier, waaronder het Nationaal Holocaustmuseum in oprichting, het NIOD instituut voor Oorlogs- Holocaust en Genocidestudies, de Oorlogsgravenstichting en een groot aantal archief houdende instellingen.

Met passende wijze wordt uitsluitend bedoeld een wijze of methode die de jongeren aanspreekt, dus bijvoorbeeld in een bepaalde digitale vorm.

De leden van de PVV-fractie merken op dat de Algemene Rekenkamer in haar brief van 20 oktober 2022 concludeert dat subsidievoorwaarden niet de geëigende plek zijn om de werkwijze van de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II vast te leggen. De Algemene Rekenkamer maakt mij er dan ook op attent, aldus deze leden dat in mijn brief van 22 augustus 2022 staat dat de relatie tussen het Ministerie van VWS en de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II zich beperkt tot een subsidierelatie. Dit terwijl in dezelfde brief ook staat dat het ministerie via de subsidievoorwaarden een aantal zaken nader wil regelen. Daarbij wordt als voorbeeld genoemd het waarborgen van een goede afstemming tussen de activiteiten van de stichting met andere organisaties en met het Veldberaad.

In haar brief van 20 oktober 2022 vraagt de Algemene Rekenkamer (ARK) zich af of rechtstreekse invloed van het Rijk of van de veldpartijen is beoogd. Als dit zo is, dan moet dat in de statuten worden geregeld en niet via de subsidievoorwaarden, zo stelt de ARK.

Er wordt geen rechtstreekse invloed van het Rijk dan wel van de veldpartijen op de stichting beoogd. De verantwoordelijkheid voor de stichting ligt volledig bij de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht. Er is geen formele zeggenschap van VWS of van de veldpartijen over het beleid van de stichting, met uitzondering van de bevoegdheid van VWS om statutenwijzigingen goed of af te keuren.

Iets anders is dat de stichting, gelet op haar doelstelling om meer samenhang en samenwerking op de terreinen digitalisering, museaal aanbod en educatie aan te brengen, zich op een goede manier zal willen verhouden met de veldpartijen. Hoe dat in de praktijk wordt vormgegeven is aan de stichting. Via de subsidievoorwaarden wil ik toetsen of de stichting zich bij het opstellen van de te subsidiëren activiteiten zich heeft vergewist van de standpunten en wensen van de veldpartijen.

De conceptstatuten geven de Stichting Kennis- en Innovatiecentrum WO II de ruimte om ook eigen activiteiten uit te gaan voeren, zoals het laten uitvoeren van onderzoek, het monitoren van maatschappelijke ontwikkelingen en het ontwikkelen, uitvoeren en/of coördineren van programma’s en projecten. De leden van de PVV-fractie vragen mij aan te geven of hier door het stellen van subsidievoorwaarden ook daadwerkelijk sprake zal zijn van politisering dan wel richtinggevende invloed en/of rechtstreekse beïnvloeding door het Rijk en wellicht zelfs door particuliere geldschieters op de activiteiten van deze stichting.

In de statuten is bewust gekozen voor een brede omschrijving van mogelijk te ondernemen activiteiten door de stichting. Dat is nodig omdat de stichting ook «eigen» activiteiten onderneemt, namelijk de activiteiten van het huidige NOB, te weten het digitaal verbinden en toegankelijk maken van digitale collecties van meer dan 250 archiefinstellingen. Daarnaast is het nodig om bijvoorbeeld, na afstemming met de veldpartijen, onderzoek te doen naar manieren om jongeren op een goede manier bij het verhaal van de Tweede Wereldoorlog te betrekken. In de subsidievoorwaarden zullen uitsluitend eisen kunnen worden gesteld aan de te subsidiëren activiteiten. Van directe (gepolitiseerde) richtinggevende invloed door het Rijk zal geen sprake zijn, omdat dat niet past bij een subsidierelatie.

In de statuten is er ook ruimte gecreëerd voor activiteiten gefinancierd door derden, juist om het draagvlak en de draagkracht van de stichting te vergroten. De activiteiten dienen uiteraard wél te passen binnen de doelstelling zoals in de statuten omschreven, te weten «het bevorderen van kennis en innovatie met betrekking tot de overdracht van het verhaal van de Tweede Wereldoorlog».

In de statuten is een «veiligheidsklep» ingebouwd: mocht de stichting activiteiten ondernemen die contrair zijn aan de doelstelling van de stichting – een theoretische situatie –, dan dienen de statuten te worden gewijzigd en hiervoor is toestemming van het Ministerie van VWS noodzakelijk (artikel 20 lid 4 statuten).

De leden van de PVV-fractie vragen of ik me realiseer dat met het verstrijken van de tijd en het ontvallen van de laatste ooggetuigen van de Tweede Wereldoorlog er mogelijk ook een aangepaste woke-geschiedschrijving zal gaan plaatsvinden in de educatie, het museale aanbod van de periode van de Tweede Wereldoorlog en de aanloop er naartoe, zoals dat inmiddels ook dagelijkse praktijk is met betrekking tot andere perioden uit onze vaderlandse geschiedenis? De leden van de PVV-fractie vragen me aan te geven op welke wijze ik die situatie kan voorkomen.

Vele verschillende professionele partijen zijn actief in het overbrengen van «het verhaal» van de Tweede Wereldoorlog in al zijn aspecten. Zij doen dit goede en belangrijke werk vanuit hun eigen perspectief en onder hun eigen verantwoordelijkheid. De basis voor dit werk wordt gevormd door wetenschappelijk onderzoek en het maatschappelijk debat. Ik zie geen reden om dit te willen veranderen.


X Noot
1

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Krijnen (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I/II, 2022–2023, 36 266, A/1

X Noot
3

Kamerstukken I/II, 2022–2023, 36 266, A/1

X Noot
4

Gelet op artikel 4.7, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 kan worden opgemerkt dat de leden van deze fracties samen minder dan een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van de Eerste Kamer vertegenwoordigen.

X Noot
5

Waaronder de vijf Nederlandse Herinneringscentra: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, het Indisch Herinneringscentrum, Nationaal Monument Kamp Amersfoort, Nationaal Monument Kamp Vught en Het Nationaal Monument Oranjehotel

Naar boven