Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36249 nr. I |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36249 nr. I |
Aan de Voorzitter van de voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Cc: Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 augustus 2023
De Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar tweede brief over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt («verordening mediavrijheid») en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU COM(2022) 457 final.
De Commissie merkt op dat de definitie van begrip «pluriformiteit in de media» belangrijk is voor de Eerste Kamer, aangezien zij haar opmerkingen heeft gehandhaafd. Zoals uiteengezet in haar antwoord van 23 maart 2023 op de eerste brief heeft de Commissie, vanwege de verschillende betekenissen van het begrip, opzettelijk geen definitie ervan in de handeling opgenomen. De Commissie wijst er evenwel op dat de begeleidende effectbeoordeling een overzicht biedt van de gebruikelijke opvattingen over «mediapluralisme», met name «intern pluralisme» en «extern pluralisme». De overwegingen bij de handeling waarin het begrip «pluriformiteit van de media» wordt gebruikt, geven ook nadere uitleg ter zake.
De Commissie neemt graag de gelegenheid te baat om de verdere vragen in deze brief te beantwoorden.
De raadpleging van de Commissie door de Europese Raad voor mediadiensten (de raad) in verband met het werkprogramma van de raad en de belangrijkste producten wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de werkzaamheden van de Commissie en de raad volledig te coördineren. Nadere bepalingen over de werking van de raad zullen in het reglement van orde ervan worden opgenomen. De Commissie benadrukt dat haar raadpleging door en informatieverstrekking aan een orgaan bestaande uit 27 onafhankelijke regelgevende instanties voor de media dat haar (niet-bindende) adviezen met een tweederdemeerderheid goedkeurt, niet moet worden beschouwd als «inmenging van enig openbaar gezag» in de zin van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Aangezien in hoofdstuk II geen specifiek toezichthoudend orgaan of een bepaalde wijze van toezicht is vastgelegd, wordt de naleving gewaarborgd door de rechterlijke instanties, in de eerste plaats de nationale. De toezichthoudende rol van de Commissie is beperkt tot de regelmatige evaluatie en rapportage overeenkomstig artikel 26 van het voorstel en de mogelijkheid om inbreukprocedures in te stellen tegen lidstaten, waarbij doorgaans structurele schendingen van het Unierecht in het geding zijn. Specifiek ten aanzien van artikel 3 zij toegevoegd dat noch de lidstaten, noch de Commissie de media kunnen opdragen om op een bepaalde manier verslag uit te brengen; de bepaling dient als garantie voor een vrij en pluralistisch medialandschap, niet als instrument om instructies aan de media te geven. In dit verband wordt in overweging 11 van het voorstel verduidelijkt dat artikel 3 voor een bepaalde aanbieder van mediadiensten geen overeenkomstige verplichting inhoudt om zich te houden aan normen die niet uitdrukkelijk in de wet zijn vastgesteld. Verder is het belangrijk om te benadrukken dat de wet geen einde maakt aan zelfregulering. De maatregelen die aanbieders van mediadiensten passend achten om de redactionele onafhankelijkheid overeenkomstig artikel 6, lid 2, te waarborgen, kunnen immers van zelfregulerende aard zijn.
De Commissie is het met de Eerste Kamer eens dat de handeling op een geldige rechtsgrondslag gebaseerd moet zijn. De Juridische Dienst van de Raad heeft onlangs bevestigd dat artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) kan dienen als rechtsgrondslag voor de handeling, op basis van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Inzake de belemmeringen voor het vrij verrichten van diensten waarop de handeling betrekking heeft, verwijst de Commissie in het algemeen naar de nadere analyse in de effectbeoordeling en geeft zij enkele voorbeelden. Indien aanbieders van mediadiensten te maken krijgen met maatregelen of dreigende staatsinmenging, worden zij waarschijnlijk in het bijzonder ontmoedigd om hun diensten grensoverschrijdend aan te bieden; bovendien worden ondernemers en investeerders ontmoedigd om in de interne markt te investeren (dit wordt behandeld in artikel 4, lid 2. Indien aanbieders van mediadiensten naast elkaar moeten bestaan op een markt met publieke media die, hoewel zij door de overheid worden gefinancierd, op niet-transparante en willekeurige wijze worden bestuurd en vooringenomen informatie en meningen verstrekken, wordt de mededinging op de markt verstoord; bovendien zijn niet-objectieve en niet volledig onafhankelijke publieke media ook van invloed op de rechten van afnemers van diensten op de interne markt om vrij diensten te ontvangen (dit wordt behandeld in artikel 5).
Bovendien vormt de versnippering van de wettelijke regelingen inzake redactionele onafhankelijkheid in de Unie een belemmering voor aanbieders van mediadiensten en journalisten om in een grensoverschrijdende context te investeren of te werken, en het gebrek aan bescherming van de redactionele onafhankelijkheid brengt de kwaliteit van mediadiensten voor nieuws en de actualiteit in gevaar, met mogelijk negatieve gevolgen voor de pluriformiteit van de media (dit wordt behandeld in artikel 6, lid 2.
Ten slotte zijn de bepalingen inzake de concentratie van de mediamarkt (artikelen 21 en 22) mede gericht op het wegnemen van belemmeringen voor de interne mediamarkt, aangezien aanbieders van mediadiensten waarschijnlijk terugdeinzen voor potentiële investeringen in andere lidstaten als zij het risico lopen op een bevooroordeelde toepassing van beoordelingscriteria en -procedures op hun investeringen (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 3 september 2020, C-719/18 – Vivendi).
De Commissie hoopt dat zij met de toelichting in dit antwoord voldoende is ingegaan op de door de Eerste Kamer aan de orde gestelde punten en zij kijkt ernaar uit de politieke dialoog in de toekomst voort te zetten.
Voor de Commissie
Lid van de Commissie, Virginijus Sinkevičius
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36249-I.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.