36 249 Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt («verordening mediavrijheid») en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU

B BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan vicevoorzitter Šefčovič van de Europese Commissie

Den Haag, 16 december 2022

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor een verordening inzake mediavrijheid,1 alsmede de aanbeveling inzake interne waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid en transparantie over eigendom in de mediasector.2 De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben naar aanleiding hiervan in het kader van de politieke dialoog gezamenlijk een aantal vragen aan de Europese Commissie. De leden van de fracties van de CDA en SP sluiten zich graag aan bij de vragen van de leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks en van de PvdA

Artikel 114 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gekozen als rechtsgrondslag voor de verordening inzake mediavrijheid. De leden van de fracties van GroenLinks en van de PvdA constateren dat deskundigen daar hun vraagtekens bij plaatsen. Voor de geschreven pers vindt er in geringe mate grensoverschrijdende handel plaats. De geschreven pers is zowel taalgebonden, als gebonden aan een cultuur van de lidstaten en soms zelfs aan de regio’s binnen die lidstaten. Kan de Europese Commissie nader uiteenzetten welke belemmeringen of toekomstige belemmeringen worden opgeheven met betrekking tot mediadiensten in het algemeen en mediadiensten door de geschreven pers in het bijzonder? Deze leden ontvangen op dit punt graag een toelichting.

Een belangrijk doel van de verordening is het verzekeren van de veiligheid en onafhankelijkheid van journalisten, aldus deze leden. De Nederlandse Vereniging van Journalisten is van mening dat ook Nederland zich deze doelstelling voor onafhankelijke journalisten ter harte mag nemen, omdat: »In Nederland de macht van mediaorganisaties ook geconcentreerd is. In de krantenwereld maken DPG Media (de Volkskrant, Trouw, AD en Het Parool) en Mediahuis (NRC, De Telegraaf) samen de dienst uit, terwijl RTL en Talpa ook enorm grote spelers zijn».3 De Nederlandse Vereniging van Journalisten vindt dat het voorstel voor een verordening inzake mediavrijheid weinig oog heeft voor de economische kwetsbaarheid van individuele journalisten. «Om goede, onafhankelijke nieuwsvoorziening te kunnen leveren, hebben journalisten bestaanszekerheid nodig».4 Volgens de Nederlandse Vereniging van Journalisten zal deze verordening maar beperkte impact hebben op hun veiligheid en bestaanszekerheid. Een effectieve manier om de veiligheid en onafhankelijkheid van journalisten te verzekeren is door minimumnormen te stellen voor arbeidsomstandigheden en daarmee bestaanszekerheid van journalisten, aldus de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Kan de Europese Commissie op verzoek van de leden van de fracties van GroenLinks en van de PvdA toelichten waarom er niet voor is gekozen om minimumnormen op te nemen in de verordening?

De geschreven kwalitatieve pers wordt in de journalistiek ook wel gezien als de basis van de journalistiek, omdat journalisten van andere media in de ochtend met de krant beginnen terwijl een krantenjournalist op diezelfde ochtend bezig is om de basis van de volgende dag te realiseren. Kan de Europese Commissie nader uiteenzetten hoe zij de rol van de kwalitatieve geschreven pers ziet in de verschillende lidstaten en haar democratieën en in Europa overkoepelend en voor de werking van de Europese Unie en kan zij hierbij ingaan op hoe zij de rol en importantie van de kwalitatieve geschreven pers in Europa ziet? Deze leden vernemen graag welke beleidsvoornemens de Europese Commissie verder heeft in relatie tot de geschreven pers.

Conform artikel 10, zesde lid, van de verordening kan de Europese Raad voor mediadiensten, in overleg met de Europese Commissie, deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan de vergadering. Hierover hebben deze leden een aantal vragen. Kan de Europese Commissie uitleggen waarom er voor is gekozen om deskundigen enkel op aanvraag en goedkeuring te laten deelnemen? En niet voor een Raad die deels of geheel bestaat uit deskundigen? Hoe wordt voorkomen dat een lidstaat middels de stem van de vertegenwoordiger van die lidstaat in de Europese Raad voor mediadiensten invloed kan uitoefenen op de (vrijheid van de) mediadiensten in andere lidstaten? En hoe beoordeelt de Europese Commissie op dit punt het gevaar van harmonisatie op het niveau van de kleinste gemene deler?

Waarom heeft de Europese Commissie ervoor gekozen zelf een vertegenwoordiger voor de Europese Raad voor mediadiensten aan te wijzen (al is deze niet stemgerechtigd)? Welke rol dient deze vertegenwoordiger te spelen en wat is de meerwaarde daarvan? Deze leden ontvangen op dit punt graag een toelichting.

Nederland kent een unieke traditie van zelfregulering middels bijvoorbeeld redactiestatuten. Hoe verhoudt de onderhavige verordening zich tot deze zelfregulatie? En wordt die zelfregulatie ook beoordeeld en op basis van dat oordeel geacteerd door de Europese Commissie?

De leden van de fracties van GroenLinks en van de PvdA hebben een vraag in zijn algemeenheid: In de sector wordt volgens deze leden gevreesd dat de uitwerking van de verordening op de lange termijn een harmoniserende werking zal hebben op de organisatie van de pers. Hoe beoordeelt de Europese Commissie deze vrees?

Kan de Europese Commissie een nadere uitleg geven van «pluriformiteit in de media» zoals deze bedoeld wordt in de verordening? Is de Europese Commissie het met deze leden eens dat de definitie daarvan helder moet zijn, als het gaat om deugdelijkheid van wetgeving?

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen drie maanden na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk

Naar boven