Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36246 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36246 nr. 4 |
Vastgesteld 11 januari 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 13 december 2022 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 6 december 2022 inzake geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 20 december 2022 te Brussel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 890);
– het voorstel van de Europese Commissie d.d. 27 oktober 2022 inzake EU-voorstel: Herziening van de richtlijnen inzake luchtkwaliteit COM (2022) 542 (Engelstalige versie) (2022D43823);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 oktober 2022 inzake reactie op publieke consultatie Bodemgezondheid – de bodems in de EU beschermen, duurzaam beheren en herstellen (Kamerstuk 22 112, nr. 3531);
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 november 2022 inzake verslag Milieuraad op 24 oktober 2022 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 884 );
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 12 december 2022 inzake fiche: Herziening richtlijn luchtkwaliteit;
– de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 december 2022 inzake informatieafspraken parlementair behandelvoorbehoud herziening richtlijn luchtkwaliteit (Kamerstuk 36 246, nr. 3).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Tjeerd de Groot
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Rijkers
Voorzitter: Beckerman
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Akerboom, Beckerman, Bouchallikh, Hagen en Haverkort,
en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
Aanvang 16.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik open de vergadering. Aan de orde is het commissiedebat Milieuraad van 20 december 2022 en het behandelvoorbehoud EU-voorstel herziening van de richtlijnen luchtkwaliteit. Uiteraard heet ik van harte welkom de Staatssecretaris, de leden, de ambtelijke ondersteuning en degenen die dit debat volgen, in groten getale natuurlijk. Zowel de Minister voor Klimaat en Energie als de Minister voor Natuur en Stikstof kan in verband met een dienstreis in het buitenland niet aanwezig zijn. De Staatssecretaris is verzocht om eventuele vragen die op hun beleidsterrein liggen zo veel mogelijk te beantwoorden.
Dit commissiedebat is er om meerdere redenen, niet alleen ter voorbereiding op de komende Milieuraad, maar ook om in het kader van het behandelvoorbehoud dat de Kamer heeft geplaatst op de herziening van de richtlijnen luchtkwaliteit afspraken met de Staatssecretaris te maken over de informatievoorziening aan de Kamer over dit EU-voorstel. De Kamer heeft gisteren reeds een brief van de Staatssecretaris ontvangen, waarin zij de door de commissie voorgestelde afspraken over de informatievoorziening heeft toegezegd, zij het met een klein voorbehoud.
In dit commissiedebat hebben we een rapporteur. Die zal ik straks als eerste het woord geven. Dan komt er direct een reactie van de Staatssecretaris. Daarna geef ik de mogelijkheid aan de andere leden, evenals aan de rapporteur in zijn rol als Kamerlid, om het woord te voeren. Ik heet hen van harte welkom. We zijn nu nog maar met drie Kamerleden, maar we hopen dat we een goed debat gaan hebben.
Ik geef als eerste het woord aan de rapporteur. Dat is de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Dank, voorzitter. We noemen dit wellicht een groeidebat. Ik kan me zomaar eens voorstellen dat u straks zelf ook nog een inbreng heeft.
Voorzitter. In mijn rol als rapporteur zeg ik u dank. Ook dank aan de griffie voor het mee voorbereiden van deze inbreng, waarbij ik als rapporteur vooral zal ingaan op de informatieafspraken behorende bij het behandelvoorbehoud, waartoe wij op 9 november jongstleden hebben besloten met elkaar. Dank ook aan de Staatssecretaris voor haar brief, waarin zij ingaat op het verzoek van deze commissie om nog voor dit debat schriftelijk te reageren op de voorgestelde informatieafspraken. Ook mijn conclusie is dat ze daarvan op één specifiek puntje na eigenlijk alles overneemt.
Laat ik nog even kort ingaan op dat specifieke puntje. Dat is het voorbehoud dat de Staatssecretaris maakt bij het proces voor de Raadswerkgroepen. Ik heb natuurlijk begrip voor het feit dat de agenda en de hoge vergaderfrequentie daar kunnen leiden tot de behoefte om snel te handelen. Zolang dat in lijn is met de lijn van het kabinet, kan ik me voorstellen dat we als commissie op dit specifieke punt wat ruimte bieden in dit proces. Ik stel de commissie dan ook voor om met dit voorbehoud van de Staatssecretaris in te stemmen.
Gehoord uw inleiding, voorzitter, geloof ik niet dat het nu nodig is om alle overige informatieafspraken nog even door te nemen. Die zijn inmiddels per brief ook geaccepteerd.
Mij rest enkel nog om in mijn rol als rapporteur één vraag aan de Staatssecretaris te stellen. Die gaat over een mogelijk studievoorbehoud dat we kunnen maken. Het is verstandig dat Nederland een studievoorbehoud in Brussel maakt alvorens we ons committeren aan teksten. In mijn taak om de commissie goed te informeren hoort daar wat mij betreft ook het onderzoek bij dat het RIVM momenteel uitvoert, of waar het RIVM mee begint, en waarvan de resultaten in het voorjaar van 2023 worden verwacht. Ik kan me ook heel goed voorstellen dat deze commissie op de inhoud van dat rapport zal willen reageren. De vraag is of de Staatssecretaris daarbij kan aangeven wanneer dat rapport precies komt en hoe dat aansluit op het onderhandelingsproces. Is dat wellicht niet te laat als de onderhandelingen in Brussel al begin 2023 starten?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de heer Haverkort, die gesproken heeft als rapporteur. Dan ga ik direct door naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst dank aan de Kamer, in het bijzonder aan de rapporteur, de heer Haverkort, voor zijn voorstellen met betrekking tot het parlementair behandelvoorbehoud. Ik heb daar inderdaad al een schriftelijke reactie op gegeven. In Brussel is inmiddels melding gemaakt van het parlementair behandelvoorbehoud. In mijn schriftelijke reactie heb ik aangegeven graag aan uw wens te voldoen en de Kamer in de komende tijd te informeren via de kwartaalrapportages over de stand van zaken rondom de behandeling van de Europese voorstellen en via de geannoteerde agenda van de Raden waarop het voorstel op de agenda staat. Ik zal de Kamer tijdig informeren over de opties die voorliggen, zodat de Kamer in staat is ook de inzet te bespreken. Dat zal dan wel op hoofdlijnen zijn, omdat de ervaring leert dat teksten, zeker rond die ambtelijke Raadswerkgroepen, vaak nog in beweging zijn, we afhankelijk zijn van het voorzitterschap en er soms snel gehandeld moet worden in het Nederlandse belang. Dus als er een akkoord ophanden is, zal ik de Kamer tijdig informeren over hoe zich dat verhoudt tot de inzet in het BNC-fiche. Ook zal ik een appreciatie geven van het uiteindelijk behaalde eindresultaat.
Dan over het studie... Dat kan ik voor begin tweede kwartaal 2023 toezeggen.
De voorzitter:
Dank aan de Staatssecretaris. Ik zie dat de rapporteur nog graag kort wil reageren. De heer Haverkort
De heer Haverkort (VVD):
Begin tweede kwartaal is denk ik een helder moment voor het verschijnen van het rapport van het RIVM, maar past dat in de ogen van de Staatssecretaris ook in het onderhandelingsproces dat in Europa gaat plaatsvinden? Of is het dan wat aan de late kant en moeten we wellicht proberen om dat wat te versnellen? Dat was de achterliggende vraag.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik heb aangegeven dat ik de Kamer sowieso op de hoogte houd van de tussentijdse stappen die genomen worden. Dus mocht dat aan de orde zijn, dan zullen we ons ook sneller melden. Want het is uiteraard wel van belang dat de Kamer op een goede manier wordt meegenomen. Ik denk nog heel even over... Hoe noemde u dat? Het studievoorbehoud?
De heer Haverkort (VVD):
Ik kopieer gewoon andermans woorden. Ik heb het woord «studievoorbehoud» gelezen.
Staatssecretaris Heijnen:
Dat kunnen we altijd toezeggen, maar het eerlijke verhaal is wel dat de onderhandelingen gewoon doorlopen. Wat dat betreft moeten we ons ook wel de vraag stellen in hoeverre het heel veel toegevoegde waarde heeft. Maar ik kan het in elk geval wel toezeggen.
De voorzitter:
Dank aan de Staatssecretaris. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van het deel over het rapporteurschap. Dan gaan we naar het deel waarin de verschillende leden hun inbreng kunnen leveren. We hebben daarvoor een spreektijd van vier minuten per fractie afgesproken. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Hagen van de fractie van D66. Zij heeft gemeld dat zij de vergadering eerder zal moeten verlaten. Dan weet u dat.
Mevrouw Hagen (D66):
Dank, voorzitter. Meer kans op longklachten, kanker, hart- en vaatziekten: het is slechts het begin van een lange lijst van effecten die slechte luchtkwaliteit op onze gezondheid heeft. Ieder jaar overlijden er 300.000 Europeanen voortijdig aan de gevolgen van luchtvervuiling. In Nederland gaat het om 11.000 mensen per jaar. Op kaartjes van de Europese Commissie is te zien dat Nederland het enige land in de EU is dat in 2030 in zijn geheel niet voldoet aan de WHO-grenswaarde voor fijnstof. Wat is de reactie van Staatssecretaris hierop? Wanneer kunnen we een aanvullend pakket maatregelen verwachten om toe te werken naar deze nieuwe WHO-grenswaarde? Met dit voorstel van de Europese Commissie worden de nieuwe WHO-advieswaarden omgezet in bindende grenswaarden binnen de EU. De vraag is wel, als we zo lang de tijd nemen, namelijk tot 2050, wat we doen als de WHO in de tussentijd met nieuwe, nog scherpere advieswaarden komt. Blijven we op deze manier niet achter de feiten aan hobbelen?
Uiteindelijk gaat het allemaal om de gezondheidswinst voor mensen met astma, mensen met longklachten, en in het algemeen om onze volksgezondheid. Hierover heb ik vier vragen aan de Staatssecretaris. Hoe worden op dit moment de gezondheidseffecten van maatregelen op het gebied van luchtkwaliteit gemeten? Wordt hierbij gekeken naar incidentie van astma bij kinderen? Deelt het kabinet de opvatting dat compensatie voor burgers laagdrempelig en toegankelijk moet zijn, zodat zij zonder jarenlang procederen hun gezondheidsschade gecompenseerd kunnen zien als de overheid de dubbele kwaliteitsrichtlijnen overtreedt? Hoe zal dit in Nederland worden geborgd? En hoe zal de voorgestelde omkering van de bewijslast op dit gebied worden verwerkt in de Nederlandse wetgeving? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om al eerder dan in 2050 te voldoen aan de nieuwe WHO-normen en is zij het met D66 eens dat we het verplicht zijn aan onze gezondheid om de doelen voor luchtkwaliteit zo strak mogelijk te stellen?
Dan de natuurverordening. De Europese Commissie heeft in een briefing bij de commissie LNV uitgelegd dat het verslechteringsverbod onder de natuurherstelverordening iets anders is dan de verslechtering onder de Vogel- en Habitatrichtlijn. Zo stelt de natuurverordening namelijk dat als je een positieve trend hebt in een bepaald natuurgebied, het zonde van de investering zou zijn als je deze positieve trend met een project zou doorbreken. Gezond verstand, zou je denken. Hoe ziet het kabinet in dit licht de verordening? Is de Staatssecretaris het met D66 eens dat de verordening niet tot bureaucratische rompslomp leidt, zoals nu soms gevreesd wordt, en wanneer kan de Kamer de quickscan verwachten over de natuurverordening?
Voorzitter. 30 november jongstleden kwam de Europese Commissie met een aantal EU-voorstellen op het gebied van de circulaire economie. Het zijn mooie stappen in de goede richting. Er ontbraken echter onderdelen. Hierover heb ik een aantal vragen. Wanneer ontvangen we de kabinetsreactie op de voorstellen van de Commissie? Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de richtlijn over het stimuleren van reparatie en hergebruik is uitgesteld? Wanneer kunnen we dit voorstel verwachten? Kan de Staatssecretaris aangeven waarom het voorstel ten aanzien van groene claims is uitgesteld? Wanneer kunnen we dit voorstel verwachten?
Voorzitter. Tot slot nog enkele vragen over bodemgezondheid en water. Op dit moment zijn de drinkwaterrichtlijnnormen strenger dan de streefwaarden voor bodemsanering. Dat vormt een risico voor onze drinkwatervoorzieningen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de normen voor bodemsanering gelijk te stellen aan de drinkwaterrichtlijnnormen? De kwaliteit van het grondwater zegt veel over de kwaliteit van onze bodem. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de chemische grondwaterkwaliteit aan te wijzen als indicator om bodemgezondheid te meten? Gisteren kwam de kabinetsreactie op de herziening van de Kaderrichtlijn Water. Daaruit blijkt dat het kabinet een handelingsperspectief mist bij het voorkomen dat schadelijke stoffen in het milieu komen. Waar doelt het kabinet dan precies op? Met het aanscherpen van vergunningen heeft Nederland toch al een effectief instrumentarium in handen? Graag een uitgebreide toelichting.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Hagen, die sprak namens de fractie van D66. Dan ga ik naar de heer Haverkort van de fractie van de VVD. Ook hij heeft vier minuten.
De heer Haverkort (VVD):
Dank, voorzitter. Bij het vorige commissiedebat over de Milieuraad heb ik van de Staatssecretaris begrepen dat zij het aanpassen van de Pyrorichtlijn voor vuurwerk in Europa zal agenderen om er zo voor te zorgen dat er minder vuurwerk wordt geïmporteerd en dat er minder illegaal vuurwerk naar Nederland komt. Zo wordt het gewoon minder lucratief, omdat er simpelweg minder kruit in die knallers zit. Graag een reactie of dat er al van is gekomen en, zo nee, wanneer dat dan gepland staat.
Voorzitter. De VVD kijkt met bijzondere belangstelling naar de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, aangezien de Staatssecretaris in een recent debat heeft aangegeven zich in te zetten voor het vereenvoudigen van het transport en de handel in grondstoffen, ook grensoverschrijdend, met name om circulariteit en recycling te stimuleren. Kan zij dat punt nog eens extra meenemen in de komende Milieuraad, wanneer het over deze verordening gaat?
Voorzitter. Dan over de wijziging van de Kaderrichtlijn Water. Welke consequenties heeft die wijziging? Welke consequentie heeft de wijziging van de dochterrichtlijnen voor de reeds aangenomen motie-Madlener (36 200-XII, nr. 11), waarin het kabinet wordt opgeroepen om in Europa te bepleiten dat vervuiling van water in andere Europese lidstaten wordt meegewogen?
Voorzitter. Dan vooruitlopend op het BNC-fiche ten aanzien van de herziening van de Verpakkingsrichtlijn. Kan de Staatssecretaris daarin opnemen dat zij een gedegen impactanalyse laat uitvoeren van de effecten van deze richtlijn op ons bedrijfsleven? Ik weet dat dit inmiddels bijna standaardbeleid is. De VVD is er echter veel aan gelegen om niet alleen te kijken naar Europese impactanalyses, maar om ook de consequenties voor ons eigen Nederlandse bedrijfsleven goed in beeld in te hebben. Dat geldt natuurlijk ook voor het beleidskader voor biogebaseerde, bioafbreekbare en composteerbare plastics.
Voorzitter, tot slot. Ik ben het kabinet dankbaar voor de insteek bij de onderhandelingen met betrekking tot de richtlijn voor de bodem. De insteek is nadrukkelijk dat een uniform regelgevend kader niet haalbaar is en dat het zogenaamde nettoruimtebeslag niet te realiseren is in ons land. Ik ben dan ook benieuwd wat de reactie van de Commissie daarop zal zijn.
Voorzitter. De VVD staat dezelfde lijn voor bij de herziening van de Europese Richtlijn Luchtkwaliteit. De zeer ingrijpende maatregelen, die het RIVM beschrijft in zijn rapport naar aanleiding van de motie van collega Bouchallikh, tezamen met het feit dat onze luchtkwaliteit substantieel beïnvloed wordt, en niet positief, door invloeden vanuit zee en vanuit Duitsland, maken maatwerk in dit dossier een veel aantrekkelijker alternatief dan uniformiteit. Is de Staatssecretaris dat met de VVD eens?
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Haverkort van de VVD-fractie. Dan ga ik naar mevrouw Akerboom namens de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Akerboom (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Terwijl we hier zitten, is de biodiversiteitstop gaande in Canada. Deze top wordt gezien als de laatste kans om de biodiversiteitscrisis te stoppen. Ik vroeg de Minister voor Natuur voor de vorige Milieuraad om ook de eiwittransitie op de agenda te zetten in Canada. Een nieuw PBL-rapport toont weer aan hoe belangrijk dat is. Alleen natuurbeleid is onvoldoende; we moeten ook ons voedselsysteem hervormen tot een variant met minder dierlijke eiwitten.
Voorzitter. Hoewel Nederland zich met Europa heel ambitieus profileert op deze top, blijkt uit de zojuist gestuurde antwoorden op vragen over dat rapport dat ik zojuist noemde dat het kabinet blijft vasthouden aan het veel te lage doel van 50% dierlijke en 50% plantaardige eiwitten in 2030. En dat met alles wat er nu op tafel ligt! Waarom scherpt het kabinet dat doel niet een keertje aan?
Voorzitter. Waar ook uit blijkt dat Nederland zich groener voordoet dan dat het eigenlijk is, is de nieuwe natuurherstelverordening. Deze zou volgens de Minister te ver en te snel gaan voor Nederland. Er is ook kritiek op het verslechteringsverbod voor herstelde natuur. De Partij voor de Dieren vindt dat ongehoord. Alle seinen voor de natuur staan op rood. We hebben nog maar weinig tijd om het tij te keren. De inzet van de natuurherstelverordening is dat lidstaten 20% van de natuur buiten Natura 2000-gebieden voor 2030 moeten herstellen en dat deze natuur daarna niet meer achteruit mag gaan. Dat is iets wat nu al niet mag in Natura 2000-gebieden en wat ook al geldt voor beschermde soorten buiten Natura 2000-gebieden. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen? Wat zijn dan de gevreesde consequenties van het extra verslechteringsverbod?
Voorzitter. Het kabinet maakt bodem en water sturend bij ruimtelijke keuzes. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij in dat licht van de natuurherstelverordening vindt? Erkent de Staatssecretaris de urgentie van het aanpakken van de biodiversiteitscrisis, ook voor het halen van de water- en bodemdoelen? Vindt zij ook niet dat de voorgestelde tijdlijn van Europa simpelweg noodzakelijk is om het tij te keren, zeker omdat wetenschappers zeggen dat het eigenlijk nog veel sneller moet?
Voorzitter. Dan ga ik verder met de luchtkwaliteit. Recent is een voorstel gepresenteerd waarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit worden aangescherpt. De huidige EU-normen zijn namelijk veel te slap om gezonde lucht te garanderen. Maar uit het voorstel blijkt dat wat Europa betreft de strengere WHO-normen pas in 2050 behaald hoeven te worden en dat voor 2030 slechts tussendoelen worden gesteld. Nu blijkt ook nog eens dat wat dit kabinet betreft zelfs het halen van de tussendoelen niet heilig is. De Staatssecretaris vindt uitloop tot 2035 prima en vindt dat zelfs daarna nog uitzonderingen mogelijk kunnen zijn. Ik kan het bijna niet geloven. Het gaat om onze gezondheid. Ik zou denken dat het een foutje was, maar zo niet, dan hoor ik graag hoe zij dit verenigt met haar verantwoordelijkheid om te zorgen voor een gezonde leefomgeving.
In het belang van de volksgezondheid en een gezonde leefomgeving moeten we zo snel mogelijk voldoen aan de WHO-normen. Het RIVM heeft laten zien dat Nederland daar in 2030 aan kan voldoen, als er tenminste goede keuzes worden gemaakt over wat we wel en niet meer toestaan. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de belangen van gezondheid, milieu, klimaat en biodiversiteit prioriteit krijgen boven andere belangen? Graag hoor ik of de Staatssecretaris bereid is haar standpunt aan te scherpen en in Europa te pleiten voor het halen van die WHO-normen in 2030 in plaats van in 2050.
Ook geeft het kabinet aan de integraliteit tussen klimaat-, milieu en luchtkwaliteitsbeleid te willen bevorderen. Hoe ziet de Staatssecretaris dat concreet voor zich?
De voorzitter:
Als u een seconde heeft, is er een interruptie van de heer Haverkort. Mevrouw Akerboom, wilt u dan even de microfoon uitdoen?
De heer Haverkort (VVD):
Een interessant betoog van mevrouw Akerboom. Ze zegt op een gegeven moment dat de belangen van gezondheid, natuur en milieu in de ogen van de Staatssecretaris moeten prevaleren boven andere belangen; dat vraagt ze althans. Dat vind ik een interessante maar ook wel ingewikkelde vraag, omdat ik natuurlijk geen idee heb welke andere belangen mevrouw Akerboom daarmee dan bedoelt. Denkt zij dan ook aan veiligheid, groei van de wereldbevolking? Ik kan er zelf wel invulling aan gaan geven, maar om welke belangen gaat het concreet?
Mevrouw Akerboom (PvdD):
Heel concreet zegt het RIVM welke keuzes er bijvoorbeeld gemaakt kunnen worden, zoals geen houtstook meer, minder veehouderij, minder vliegverkeer, minder vervuiling door de grote industrie. Dat zijn dan de belangen die kennelijk voorgaan op gezondheid en milieu.
De heer Haverkort (VVD):
Herkent en erkent de Partij voor de Dieren dan ook de uitspraken – ze vragen er nu weer naar, en dat is volgens mij niet de eerste of de tweede keer – die het kabinet reeds in eerdere brieven heeft gedaan, namelijk dat het enorm ingrijpende maatregelen zijn die worden opgesomd door het RIVM? Erkent de Partij voor de Dieren ook dat die belangen wel degelijk spelen?
Mevrouw Akerboom (PvdD):
Natuurlijk. Het is een lijst met behoorlijk ingrijpende maatregelen. Tegelijkertijd zien we ook dat bijvoorbeeld de klimaatcrisis steeds versnelt. De Partij voor de Dieren vindt – dat zal geen verrassing zijn – dat we veel sneller strikte maatregelen moeten nemen. Wat ons betreft is de gezondheid een groot goed in de maatschappij. Wij zijn dus zeker voor de voorgestelde keuzes van het RIVM.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Akerboom (PvdD):
Voorzitter, tot slot de circulariteit. We moeten toewerken naar een wereld zonder afval. Helaas hebben we daarvoor nog een hele lange weg te gaan. Met de herziening van de Europese Verpakkingsrichtlijn wordt echt een minuscuul stapje gezet, want de doelstelling om in 2040 per Europese inwoner de hoeveelheid verpakkingen met maar 15% te verminderen, is allesbehalve ambitieus. Het is hooguit een beetje terugdraaien wat we in korte tijd extra hebben geproduceerd. Aangezien de Staatssecretaris er altijd prat op gaat dat Nederland koploper circulaire economie is, ga ik ervan uit dat zij in Europa gaat pleiten voor veel hogere doelstellingen die eerder moeten worden behaald. Graag een reactie.
De voorzitter:
U bent door uw spreektijd heen. Ah, u bent ook klaar. Dank u wel. Dat is heel keurig. Dan ga ik nu naar mevrouw Bouchallikh van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Luchtkwaliteit is ontzettend belangrijk voor natuur, gezondheid en het klimaat. Dat hebben we met z'n allen al vaak geconstateerd hier in de Kamer. Ik ben ook ontzettend blij met de motie die in oktober is aangenomen, die ging over het streven naar de WHO-normen en dat die leidend zouden moeten zijn, en dat naar aanleiding daarvan het onderzoek van het RIVM is gekomen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris in het verlengde daarvan is als volgt. Wij hebben ons als Kamer duidelijk uitgesproken over die doelen en 2030 als jaartal gesteld. Hoe gaat zij deze uitspraak van de Kamer meenemen naar Europa? Wat gaat zij doen met de lessen die we kunnen trekken uit het rapport dat het RIVM toen heeft opgesteld?
De voorzitter:
Er is direct een vraag voor u van de heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Mevrouw Bouchallikh van GroenLinks interpreteert haar motie vaker als zijnde door de Kamer genomen besluit over het erkennen van die nieuwe WHO-advieswaarden. Ik hecht er toch aan om het volgende te vragen aan mevrouw Bouchallikh. Als die motie letterlijk gelezen wordt, dan zie je dat wij als Kamer voorstellen om vooral een inventarisatie te doen van de maatregelen. Maar dat is essentieel anders dan dat we daarmee als Kamer ook vast zouden hebben gesteld dat we in 2030 aan die advieswaarden willen voldoen. De vraag aan GroenLinks is: zien zij dat ook zo?
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik ben blij met deze vraag, want we hebben het vaak over moties en hoe die geïnterpreteerd moeten worden. Dat verschilt soms inderdaad, afhankelijk van de kant waar je aan tafel zit. Ik heb de motie er even bij gepakt. In de motie staat letterlijk: spreekt uit dat de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie leidend moeten zijn in het huidige en toekomstige luchtkwaliteitsbeleid. Het aspect «leidend» is wat mij betreft de reden dat wij daar ook naartoe moeten werken. Het onderzoek van het RIVM laat zien hoe dat dan gedaan moet worden.
De heer Haverkort (VVD):
Ik hoor mevrouw Bouchallikh niet zeggen dat dat al in 2030 zo zou moeten zijn. Ik hoor haar in de Kamer en in commissiedebatten dat jaartal er wel steeds aan koppelen. Ik zou haar dan toch willen vragen om het letterlijk aan die motie te relateren.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik wil best de hele motie opnieuw voorlezen, maar ook daar staat het jaartal 2030 duidelijk in. Het is dus niet zo dat dat jaartal ineens uit de lucht komt vallen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Mijn vraag daarover was: wat doet de Staatssecretaris daarmee richting Europa?
Voorzitter. De nieuwe normen voor 2030 liggen bijna allemaal ver onder de laatste WHO-advieswaarden. Sterker nog, ze liggen nog dichter bij de WHO-adviesnormen van dertien jaar geleden. Zelfs het doeljaar voor deze niet-ambitieuze normen vindt het kabinet nog te vroeg, omdat deze mogelijk «niet overal haalbaar» zullen zijn. Bovendien mogen lidstaten het behalen van die normen met vijf jaar uitstellen. Gaat de Staatssecretaris toezeggen dat zij dit voorstel niet nóg verder zal afzwakken? Gaat zij pleiten voor het schrappen van de uitzonderingsmogelijkheid voor lidstaten?
Er is geen perspectief opgenomen voor wanneer de WHO-normen wel behaald gaan worden, behalve het doel dat Europa in 2050 zero pollution moet zijn. Vindt de Staatssecretaris het ook niet problematisch dat de adviezen van de WHO in wezen worden genegeerd, en dat de Nederlandse inzet ten aanzien van het voorstel ook de wens van de Kamer negeert dat deze advieswaarden leidend moeten zijn? Waarom pleit het kabinet in Europa niet voor een concreet doeljaar om de normen te behalen?
Voorzitter. Dan pfas. Daar hebben we gisteren nog een brief over ontvangen. Ik lees dat het fiche over de herziening van de Kaderrichtlijn Water, de Grondwaterrichtlijn en de Richtlijn prioritaire stoffen daarover gaat. Hierin spreekt het kabinet steun uit voor het aanpakken van pfas in drinkwater. Wij vragen ons nog wel af waarom daarbij wordt vastgehouden aan het jaartal 2045. Het zijn ontzettend giftige stoffen. We hebben er vaak in debatten over gesproken. Kan de Staatssecretaris iets doen aan dit jaartal en daarin meer ambitie laten zien? Hoe liggen de verhoudingen in Europa op dit vlak?
Voorzitter. Dan de natuurherstelverordening. De Staatssecretaris constateert dat Nederland niet of nauwelijks aan de natuurherstelverordening kan voldoen. Het antwoord daarop is vervolgens niet dat we dan een hele reeks maatregelen gaan inzetten om het dan wel te kunnen behalen, maar juist dat er wordt geprobeerd om wet- en regelgeving die dat kan afdwingen, niet voldoende na te volgen. Nederland onderschrijft de doelen van de richtlijn. Het kabinet erkent dat voor het bereiken hiervan aanvullende wetgeving noodzakelijk is. Wat ons betreft gebeurt op dat vlak niet voldoende. Kan de Staatssecretaris aangeven wat zij wel ziet als maatregelen waarmee deze doelstellingen gehaald kunnen worden?
Daar hou ik het bij. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Ik ga mevrouw Hagen vragen om even het voorzitterschap over te nemen.
Voorzitter: Hagen
De voorzitter:
Dan is nu het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter. Er sterven vijftien tot twintig keer meer mensen aan luchtvervuiling dan aan verkeersongelukken. Laat dat cijfer even tot je doordringen. Het laat zien hoe groot het probleem is waar we vandaag over spreken: er sterven vijftien tot twintig keer meer mensen aan luchtvervuiling dan aan verkeersongelukken. Zoals net al werd genoemd zijn de schattingen dat het per jaar gaat om 11.000 of 12.000 overlijdens in Nederland. Ik denk dat we allemaal iets te positief waren over de luchtkwaliteit. De afgelopen jaren is uit heel veel nieuwe studies duidelijk geworden dat de luchtkwaliteit weliswaar iets vooruitgaat, maar dat het gevaar dat in de slechte luchtkwaliteit schuilt, veel groter is dan we eerder dachten. Onderzoek onder leiding van Harvard University liet bijvoorbeeld zien dat er in 2018 meer dan 8 miljoen mensen stierven door luchtvervuiling door fossiele brandstoffen. Dat zijn gigantische aantallen.
De eerste vraag die je dan moet stellen is: doen we genoeg? Het antwoord is volgens mij dat niemand hier kan beweren dat we genoeg doen. Maken we genoeg tempo om wel het juiste te doen? Het antwoord daarop is ook een heel dikke nee. Als we weten dat hier zo veel mensen ziek van worden, sterven – het wordt ook een sluipmoordenaar genoemd in een goed artikel van Vrij Nederland van vorige week – dan kun je niet met droge ogen beweren dat 2050 hét jaar is om te gaan voldoen aan normen en dat we pas in 2030 stapsgewijs een en ander gaan invoeren.
Voorzitter. Ik denk dat er al veel goede dingen zijn gezegd. D66 zei dat we eigenlijk achter de feiten aanlopen. De Partij voor de Dieren zei dat we zo snel mogelijk moeten voldoen aan de WHO-normen. Voor nu sluiten we ons daarbij aan, alsook bij de verzoeken die zijn gedaan om in Europa te gaan pleiten voor strengere normen en concrete data. Tegelijkertijd moeten we ons niet verschuilen achter Europa, want als we kijken naar de kaarten en zien dat Nederland eigenlijk het vieste jongetje van de klas is, een vervuilersparadijs, dan kan de VVD nog wel wat sputteren over welke belangen je dan afweegt, maar dan is dat een heel gevaarlijke afweging. We zien immers dat het tot zo veel ziekte en vroegtijdige overlijdens leidt.
Daarbij wilde ik het laten.
De voorzitter:
Maar u heeft toch nog een interruptie van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Daar stuurde mevrouw Beckerman natuurlijk een beetje op aan en dat begrijp ik ook wel. Ik zou het niet willen kwalificeren als «sputteren», want wij proberen een oprechte belangenafweging te maken, die wel degelijk uitgaat van het verschonen van onze lucht. Bij elk debat probeer ik echt aan te geven dat ook onze partij, onze fractie, er veel aan gelegen is om de bodem, het water en de lucht in dit land schoon te krijgen. Over de manier waarop kunnen we wellicht van mening verschillen. De vraag die ik aan mevrouw Beckerman zou willen stellen, gaat over haar uitspraak dat het resultaat er niet zou zijn. Ik heb in de stukken gelezen dat, als we gewoon de maatregelen uitvoeren die we reeds met elkaar hebben vastgesteld – de Staatssecretaris verwijst dan vaak naar het Schone Lucht Akkoord – we de onszelf gestelde doelen richting 2030 gewoon gaan halen. Ziet mevrouw Beckerman dat ook zo?
Mevrouw Beckerman (SP):
Wat ik interessant vond, als ik daar even op mag aanhaken, was het artikel Luchtvervuiling is een sluipmoordenaar in Vrij Nederland vorige week. Daarin komen een aantal wetenschappers aan het woord. Iemand merkte heel terecht op dat we misschien te laconiek zijn over luchtvervuiling, dat we vaak veel strenger zijn als het om water en bodem gaat, en dat we te vaak zijn gaan denken: het hoort er een beetje bij. We realiseren ons niet hoe verwoestend die vervuiling is en hoeveel doden en zieken dat elk jaar oplevert. Niet voor niks zijn de WHO-normen nu veel strenger, maar zeggen de WHO en heel veel wetenschappers eigenlijk: misschien zullen die normen de komende jaren nog wel strenger gaan worden. Misschien is dat wel het uitgangspunt waarbij we moeten beginnen: hoe zorgen we nou echt dat we gezondheid vooropstellen? Hoe zorgen we dat we dat, met al het beleid dat we maken, integraal gaan aanpakken, zodat we de uitstoot echt ver terugdringen en we ook echt zorgen dat gezondheid vooropstaat? Je kunt heel lang discussiëren over de vraag of een glas halfvol is of halfleeg. Maar het feit is dat we op dit moment zien dat bijvoorbeeld een op de vijf gevallen van astma bij kinderen wordt veroorzaakt door luchtvervuiling.
De heer Haverkort (VVD):
De vraag was of mevrouw Beckerman wil erkennen dat als we doen wat we hebben afgesproken met elkaar, we ook de daarmee gestelde doelen zouden halen. Ik verzand om de een of andere reden weer in een soort perspectief richting de toekomst. Zij gaat daarbij nog uit van WHO-doelen, terwijl de WHO slechts advieswaarden heeft afgegeven en het aan ons is om daar samen met Europa doelen van te maken. Het is wel belangrijk om ons dat nog even te realiseren. De vraag is de volgende. Als we zien dat wat we met elkaar doen leidt tot resultaten, dan is het glas in mijn ogen halfvol. Ik zou inwoners van Nederland ook graag willen meegeven dat dat zo is. Het helpt als we dat als Kamer bevestigen, want wij zijn er voor die schone lucht. Laten we dus in ieder geval beginnen met de constatering dat wat we ooit hebben afgesproken leidt tot het resultaat wat we toen met elkaar beoogden.
De voorzitter:
Ik denk dat het helpt als u uw interrupties wat korter maakt. Dan verzanden we denk ik ook in een ander debat.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, het antwoord van mevrouw Beckerman was substantieel langer, hoor.
De voorzitter:
Bij een lange vraag krijgt u een lang antwoord. Uw vraag is nu denk ik nog niet helemaal duidelijk.
Mevrouw Beckerman (SP):
Als de vraag is of we genoeg doen: ik denk dat niemand hier vindt dat we genoeg doen. Gaan we vooruit? Ja, volgens mij heb ik dat ook aangegeven. We gaan op sommige vlakken zeker vooruit. Maar wetenschappers laten keer op keer zien dat wat we eerder dachten dat veilig was, dat toch niet blijkt te zijn of dat onvoldoende blijkt te zijn. We zitten hier niet om elkaar te complimenteren of schouderklopjes te geven, maar om na te denken over hoe we daadwerkelijk kunnen zorgen dat we die luchtvervuiling terugdringen.
De voorzitter:
Een compliment voor deze korte reactie. Ik mag u weer het woord teruggeven, voorzitter.
Voorzitter: Beckerman
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de Staatssecretaris om te zien of zij direct kan antwoorden of dat we even moeten schorsen.
Staatssecretaris Heijnen:
Er zijn ook een aantal vragen gesteld die niet helemaal op mijn terrein liggen. Ik zou toch willen vragen om een wat ruimere schorsing van een halfuur.
De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering tot 17.30 uur.
De vergadering wordt van 17.03 uur tot 17.30 uur geschorst.
De voorzitter:
We gaan verder met het commissiedebat Milieuraad van 20 december 2022 en het behandelvoorbehoud EU-voorstel herziening richtlijnen luchtkwaliteit. We hebben voor de schorsing geluisterd naar de eerste termijn van de Kamer en dan is nu het woord aan de Staatssecretaris voor haar eerste termijn.
Staatssecretaris Heijnen:
Dank u wel, voorzitter. Voor onze gezondheid en schone leefomgeving is het van groot belang dat we gaan voor een permanente verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland. Daar werk ik in nationaal verband aan samen met meer dan 100 decentrale overheden in het Schone Lucht Akkoord. We kunnen het echter niet alleen. Ook in de landen om ons heen zullen de emissies omlaag moeten en zal de luchtkwaliteit moeten verbeteren. Ik ben daarom blij dat de Commissie nu met een voorstel is gekomen voor de herziening van de EU-richtlijn luchtkwaliteit. In het BNC-fiche dat de Kamer gisteren heeft ontvangen, staat dat het kabinet positief is over de hoofddoelen van het voorstel. Een verbetering van de luchtkwaliteit vraagt ook om een Europese aanpak. Daarnaast sluit het voorstel aan bij nationaal beleid, zoals het Schone Lucht Akkoord.
Maar er zijn ook een aantal aandachtspunten. Als je kijkt naar de manier waarop die doelen behaald moeten worden en als je daarbij kijkt naar de haalbaarheid in ons dichtbevolkte land met grote maatschappelijke opgaven, dan is een voorbehoud op een aantal punten zeker gepast. Bindende doelen voor het jaar 2030 voor alle locaties in Nederland komen wellicht te snel, gezien de opgaven en transities waar we voor staan, zoals de grootschalige bouw van woningen en de aanleg van infrastructuur. Ik zal het RIVM vragen om onderzoek te doen naar de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van eventuele extra maatregelen om de voorgestelde normen te halen. De resultaten daarvan verwacht ik in het voorjaar van 2023. Ik zal er ook op letten dat er geen doelen worden gesteld die op grond van de uitkomsten van aanvullend onderzoek van het RIVM ook met de beste inzet in Nederland als niet-haalbaar kunnen worden verondersteld. Totdat we daar meer over weten, houd ik in ieder geval het standpunt aan dat het doeljaar om aan de normen te voldoen binnen de bandbreedte 2030–2035 zou moeten liggen.
Dan was er een heel aantal vragen. Mevrouw Hagen vraagt naar mijn reactie op het niet halen van die grenswaarde in 2030. Ik vind dat iedereen in Nederland in gezonde lucht moet kunnen leven, maar 2030 komt echt te vroeg om aan die WHO-advieswaarden te kunnen voldoen. Het RIVM geeft aan dat dit om vergaande maatregelen vraagt waarvan de uitvoerbaarheid heel erg onzeker is. Onze buurlanden zouden zich dan ook moeten committeren aan gelijke reducties. En dat acht ik niet haalbaar. Maar mijn inzet is wel om naar de nieuwe WHO-advieswaarden toe te werken, maar dan stapsgewijs.
Mevrouw Hagen vraagt ook wanneer we een aanvullend pakket maatregelen kunnen verwachten om toe te werken naar die nieuwe grenswaarden. Ik ben in gesprek met de partijen uit het Schone Lucht Akkoord en met andere ministeries om te bezien welke aanvullende maatregelen het Rijk, de gemeenten en de provincies in Nederland kunnen nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. De resultaten neem ik op in de uitvoeringsagenda van het Schone Lucht Akkoord voor de periode 2024 tot 2030. Ik zal de Kamer daar eind 2023 over informeren.
Dan heeft mevrouw Hagen gevraagd wat we doen als de WHO in de tussentijd met nieuwe advieswaarden komt. We nemen immers zo lang de tijd om de huidige waarden te realiseren. Blijven we niet achter de feiten aan hobbelen? In het voorstel van de Commissie wordt voorgesteld om elke vijf jaar een herbeoordeling te maken van de richtlijn op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten over luchtvervuiling. Uit die herbeoordeling kan komen dat het noodzakelijk is om die richtlijn tussentijds te herzien. Dat mechanisme steun ik. Wat het kabinet betreft kunnen we bij een herbeoordeling ook andere Europese wetgeving betrekken die ervoor zorgt dat de emissies van luchtverontreinigende stoffen verminderen.
Voorts vraagt mevrouw Hagen nog hoe op dit moment de gezondheidseffecten van maatregelen op het gebied van luchtkwaliteit worden gemeten. Voor het Schone Lucht Akkoord berekent het RIVM elke twee jaar de gezondheidseffecten van onze luchtkwaliteit en het effect van maatregelen. Er wordt niet specifiek naar incidentie van astma gekeken. Ik heb het RIVM wel de opdracht gegeven om te kijken of gezondheidseffecten zoals astmagevallen daarin meegenomen kunnen worden.
Mevrouw Hagen vraagt ook nog of wij de opvatting delen dat de compensatie voor burgers laagdrempelig en toegankelijk moet zijn, zodat ze zonder jarenlang procederen hun gezondheidsschade gecompenseerd kunnen krijgen. Het kabinet deelt de opvatting dat compensatie voor gezondheidsschade laagdrempelig en toegankelijk gemaakt moet worden en dat daarom de toegang tot de rechter dat ook moet zijn. Het lijkt erop dat de voorstellen over toegang tot de rechter aansluiten bij bestaande nationale regelgeving. In dat geval vind ik het in ieder geval voor Nederland niet nodig om meer juridische bepalingen te introduceren. De onderhandelingen over die richtlijn moeten nog beginnen. Het is nog onduidelijk of de voorgestelde omkering van bewijslast in het definitieve voorstel opgenomen wordt. Daarnaast is ook nog onduidelijk wat andere lidstaten van het voorstel vinden. Daarom kan ik op dit moment nog niet zeggen hoe dit voorstel wordt verwerkt in de Nederlandse regelgeving.
Mevrouw Hagen vroeg of ik mogelijkheden zie om eerder dan in 2050 te voldoen aan de nieuwe WHO-normen. Ik weet nog niet wanneer we in Nederland de WHO-advieswaarden kunnen halen. Daar hebben we meer informatie voor nodig, onder andere over wat de ambitie wordt voor het Europese luchtkwaliteitsbeleid. Ik deel de ambitie van D66 om de luchtkwaliteit en de gezondheid zo snel mogelijk te verbeteren. Daar werken we nu ook al aan, bijvoorbeeld met het Schone Lucht Akkoord, schone mobiliteit en de maatwerkaanpak voor de industrie. Ik zet me ook in Europees verband in voor maatregelen om schone lucht te promoten en ik kijk welke aanvullende stappen we in Nederland kunnen nemen. Ik zal de Kamer daar eind 2023 over informeren.
De heer Haverkort vroeg naar de ingrijpende maatregelen die de RIVM in het rapport beschrijft. Is maatwerk niet aantrekkelijker? Voor de luchtkwaliteit geldt dat het kunnen halen van normen bij ons in Nederland in hoge mate afhankelijk is van maatregelen in de landen om ons heen. Daarom moet je dat ook in Europees verband aanpakken. Afhankelijk van de haalbaarheid pleit Nederland voor een doeljaar tussen 2030 en 2035 voor de nieuwe luchtkwaliteitsnormen. Als er specifieke plekken zijn waar het ook na 2035 niet mogelijk is om de normen te halen, zou ook nog uitstel mogelijk moeten zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor plekken bij zeehavens, luchthavens en in de directe nabijheid van zware industrie en intensieve veehouderijen.
De voorzitter:
Er is een vraag voor u van mevrouw Bouchallikh.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik heb hier een vraag over. Wat wel of niet mogelijk is, is volgens mij een keuze die we kunnen maken. In het rapport staat ook dat bepaalde gebiedsgerichte aanpakken er soms wel toe zouden kunnen leiden dat de luchtkwaliteit in bepaalde gebieden zodanig omhooggaat dat we dichter bij die normen komen. Hoe neemt de Staatssecretaris de conclusies van het rapport mee? Ik ben eigenlijk aan het zoeken naar hoe de conclusies van het rapport worden gebruikt. Aan de ene kant wordt gezegd: het is moeilijk, maar als we dit doen, dan kan dat. Maar ik hoor de Staatssecretaris zeggen: het is moeilijk, dus het kan niet. Kan zij toelichten of zij dat inderdaad zo leest? Zoals mijn collega van de Partij voor de Dieren ook al zei: het zijn keuzes die moeten worden gemaakt, over industrie, over veehouderij. Gaat de Staatssecretaris die keuzes wel of niet maken? Het rapport maakt daar geen keuze in. Daarin staat: het is moeilijk, maar het kan.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik denk dat we moeten kijken naar haalbare doelen en een tijdpad dat daarbij past. Daarin zal ongetwijfeld het tempo waarin we bepaalde dingen willen realiseren, soms een beetje kunnen verschillen. Het kan zijn dat de ene partij vindt dat het nog sneller moet, terwijl andere partijen zeggen: maar wacht even, er zijn ook nog andere zaken waar we rekening mee moeten houden. Het is natuurlijk wel van belang dat we niet onnodig lang wachten. Ik wil graag rekening houden met alle afwegingen die we moeten maken. Ik wil ervoor zorgen dat we een realistisch, haalbaar tijdpad in het leven roepen. Daarbij hebben we wel al die rapporten nodig. En we hebben afspraken nodig in Europees verband. Want je kunt als Nederland wel het braafste jongetje van de klas zijn, maar we hebben ook al vaker gezegd dat lucht niet bij de grens stopt. Je kunt bijvoorbeeld een bepaalde norm in heel Nederland hanteren, maar er zijn altijd mensen die in een grensgebied wonen. Dat kan bij een bepaalde windrichting leiden tot moeilijkheden. Het is dus belangrijk dat we in Europees verband proberen iedereen zo ambitieus mogelijk te laten zijn. Daar komen we verder mee dan wanneer wij als Nederland alleen heel hoge normen stellen, waarmee we ook misschien voor een deel het land een beetje op slot zetten, terwijl we er niet eens zelf wat aan kunnen doen.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Ik wil even terugkomen op het punt dat we het braafste jongetje van de klas zouden zijn. Dat zijn we gewoon niet. Zoals mevrouw Hagen eerder ook al aangaf, is Nederland supervies. Het lijkt me dus niet handig om te doen alsof wij het al ontzettend goed doen en andere landen te vragen om met ons mee te bewegen. Wij durven zelf niet eens moeilijke keuzes te maken op basis van het rapport. Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren? Kunnen we af van het idee dat wij het braafste jongetje van de klas zijn? Dat zijn we gewoon niet.
Staatssecretaris Heijnen:
We hebben heel veel dingen die we allemaal moeten inpassen in ons kleine landje. Als er bijvoorbeeld bepaalde regelingen in Europees verband worden vastgesteld, moeten we ook goed kijken of dat haalbaar is voor Nederland om daaraan te voldoen. Ik vind het heel belangrijk dat we met z'n allen ambitieus blijven. Dat is ook de doelstelling. Over het tijdpad om daar te komen, zullen de komende tijd voorstellen naar u toe komen. Dan is het uiteindelijk aan de Kamer om daar dan weer wat van te vinden.
De voorzitter:
En dan is er een vraag van mevrouw Akerboom van de fractie van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Akerboom (PvdD):
Ik zou daar toch graag op door willen gaan. Zoals mijn collega van GroenLinks al zei, zijn we helemaal niet het braafste jongetje. Uit de kaartjes blijkt dat we juist het vieste jongetje zijn. De Staatssecretaris verwijst dan naar zaken die hier over de grens waaien en tegelijkertijd zegt ze dat we zware industrie, luchthavens en intensieve veehouderij in ons landje in moeten passen. Ik vraag de Staatssecretaris erop te reflecteren dat het geen natuurlijk gegeven is dat wij dat allemaal in Nederland hebben. Het is een keuze om die grote stallen open te houden. Het is een keuze om de zware industrie niet versneld te verduurzamen. Het is een keuze om Schiphol en andere luchthavens zo gigantisch veel vluchten te laten uitvoeren.
Staatssecretaris Heijnen:
Het klopt dat wij bepaalde functies in het land hebben. Ik kan mij voorstellen dat bepaalde partijen daar een andere of snellere afbouw van zouden willen zien. Maar wij hebben ook ambitieuze voorstellen gedaan. We hebben nu bijvoorbeeld het groenstaalplan voor Tata, waarmee we echt hopen dat er verbeteringen komen, ook voor de leefomgeving, waardoor je ook de werkgelegenheid van de mensen in dat gebied kunt behouden. Ik noem altijd als voorbeeld de mijnen in Limburg. De sluiting van die mijnen heeft uiteindelijk ook geleid tot gezondheidsklachten zoals obesitas, tot armoede en tot werkloosheid, wat in die regio nu nog doorwerkt. Het is dus altijd belangrijk om alle belangen heel goed te wegen. Wij willen ambitieus zijn. Daarom doen we ook al voorstellen. De luchtkwaliteit verbetert in de loop van de tijd in Nederland ook al. Daarbij houden we ook rekening met andere belangen die er spelen. In de tweede plaats hecht ik eraan op te merken dat de lucht niet stopt bij de grens. Ik vind het dus altijd heel belangrijk om toch te pleiten voor Europese normen en afspraken, zodat je er ook van op aan kunt dat het niet zo is dat bijvoorbeeld België en Duitsland hun industrie aan de rand van de grens situeren en wij daar vervolgens de wrange vruchten van mogen plukken.
De voorzitter:
Ik zie dat er nog twee vragen zijn. Ik zou de collega's wel willen verzoeken om interrupties kort te houden.
Mevrouw Akerboom (PvdD):
De Staatssecretaris komt terug op de grote, zware industrie. Ik zou haar willen vragen om specifiek in te gaan op de intensieve veehouderij. Die raakt namelijk aan gigantisch veel belangen. Ik noem de klimaatcrisis. We hebben een enorm stikstofprobleem. Qua dierenwelzijn is het gewoon verschrikkelijk binnen de intensieve veehouderij. Dit terwijl het eigenlijk maar om weinig mensen gaat en om een product dat vooral bestemd is voor de exportmarkt. Verder noem ik al die effecten op de gezondheid van omwonenden, wat wel echt een lokaal probleem is in bijvoorbeeld Brabant.
De voorzitter:
Ik denk dat de vraag helder is.
Staatssecretaris Heijnen:
Als het gaat om milieumaatregelen zijn we ook met onze collega van LNV aan het kijken hoe we omgaan met onze eigen intensieve veehouderij. Volgens mij komt binnenkort het plan daarover naar de Kamer. Het lijkt mij goed dat de Kamercommissie die daarover gaat het gesprek daarover voert met de Minister van LNV. Daarnaast zijn we natuurlijk ook volop bezig om in brede zin te kijken hoe we omgaan met bijvoorbeeld de stikstofambities die we als kabinet hebben. We weten met z'n allen dat Nederland schoner moet en dat er ook stappen gezet moeten worden om bepaalde bedrijfstakken die nu misschien wat minder goed zijn voor de omgeving, te helpen om te transformeren en te innoveren op het gebied van duurzaamheid. Dat is ook bij de veehouderij natuurlijk een issue, maar ik zou graag willen vragen om de vragen die mevrouw Akerboom echt over die intensieve veehouderij heeft, ook te bespreken met de collega van LNV.
De voorzitter:
Helder. Dan ga ik naar de heer Haverkort, van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Al deze interrupties naar aanleiding van de beantwoording van een vraag van de heer Haverkort! Ik hoorde de Staatssecretaris een aantal dingen zeggen waar ik het volgens mij wel mee eens was. Ik toets ook maar gelijk even of dat in mijn definitie van maatwerk valt. Ik hoorde haar zeggen: we willen een realistisch, haalbaar tijdpad, we gaan het met Europese maatregelen breed aanpakken, waarbij we die tussendoelen van die WHO-advieswaarden van 30 à 35 proberen waar te maken, en voor specifieke plekken moeten we wellicht al te ingrijpende maatregelen voorkomen en uitzonderingen maken in dit land. In mijn optiek klinkt dat redelijk als maatwerk, maar het is niet heel relevant hoe dat klinkt. Kan ze nog één keer bevestigen dat ik dat goed gehoord heb?
Staatssecretaris Heijnen:
Ja, dat heeft meneer Haverkort goed gehoord.
De voorzitter:
Dan kunt u de beantwoording vervolgen.
Staatssecretaris Heijnen:
Ja. Dan had mevrouw Akerboom gevraagd hoe ervoor gezorgd wordt dat de belangen van gezondheid, milieu en het klimaat prioriteit krijgen boven andere belangen. Dat sluit een beetje aan op de discussie die we net hadden. Gezondheid en milieu zijn voor mij dus heel belangrijk. Waar mogelijk wordt gezocht naar synergiën. Zo zijn klimaatregelen bijvoorbeeld vaak ook goed voor de luchtkwaliteit. Er wordt altijd een zorgvuldige afweging gemaakt tussen alle belangen. Normen zijn bijvoorbeeld wel altijd een compromis tussen gezondheidskundige wenselijkheid, haalbaarheid, en de mate waarin we als samenleving bereid zijn ons gedrag te veranderen.
Dan had mevrouw Akerboom nog de vraag of er wordt gepleit om de WHO-normen te halen in 2030 in plaats van 2050. Nee, we gaan er als kabinet dus niet voor pleiten om die in 2030 al overal in Europa te halen, omdat 2030 echt te vroeg komt om aan die WHO-advieswaarden te kunnen voldoen. Het RIVM geeft aan dat dit verregaande maatregelen vraagt, waarvan de uitvoerbaarheid heel onzeker is. Dan zouden onze buurlanden zich ook moeten committeren aan gelijke reducties. Dat acht ik niet haalbaar, maar mijn inzet is wel om naar die nieuwe WHO-advieswaarden toe te werken, maar dan iets meer stapsgewijs dan hoe mevrouw Akerboom het graag zou zien.
Zij had ook nog gevraagd hoe ik concreet de integraliteit van stikstof-, water-, klimaat- en luchtkwaliteitsbeleid ga bevorderen. Het kabinet zoekt waar mogelijk op al die fronten naar synergiën. Die zijn er vaak ook. Klimaatmaatregelen zijn vaak goed voor de luchtkwaliteit. Ik heb daar een aantal voorbeelden van. De elektrificatie van het wegverkeer is goed voor de luchtkwaliteit en voor het oplossen van de stikstofproblematiek. Het kabinet maakt maatwerkafspraken met grote, industriële uitstoters van broeikasgassen om hun uitstoot van CO2 te verminderen en tegelijkertijd, bijvoorbeeld door de overstap van groene energieopwekking naar schone elektriciteit, hun impact op de leefomgeving te verminderen. Uitfasering van kolencentrales leidt tot minder CO2-uitstoot, minder stikstofdeposities in natuurgebieden, en een betere luchtkwaliteit.
Dan vroeg mevrouw Bouchallikh … Ik ben nog steeds op de uitspraak daarvan aan het oefenen. Ik had laatst gevraagd hoe ik het nou precies moet zeggen, maar nu zat ik er, geloof ik, toch een beetje naast. Zij vroeg: gaat de Staatssecretaris toezeggen dat ze dit voorstel niet nog verder zal afzwakken en gaat ze pleiten voor het schrappen van de uitzonderingsmogelijkheid voor lidstaten op het gebied van luchtkwaliteit? Ik zal het voorstel niet afzwakken. Het Nederlandse standpunt is dat we de hoofddoelen van het voorstel onderschrijven. Dat is dus inclusief aanscherping van de normen. Europese grenswaarden zijn echter wel overal echt bindend. Als je die als lidstaat niet haalt, dan krijg je een ingebrekestellingsprocedure. Daarom heeft het kabinet enkele voorbehouden geformuleerd. Zo willen we een analyse van het RIVM afwachten om te kijken welk doeljaar we voor onze inzet kiezen en willen we mogelijkheden om op specifieke plekken later aan de grenswaarden te voldoen; denk dan bijvoorbeeld aan de Rotterdamse haven, waar heel veel opgaven tegelijk liggen. Zonder die uitzonderingen kunnen we alleen akkoord gaan met grenswaarden die gekoppeld zijn aan een bepaalde datum en die ook echt overal haalbaar zijn. Verdere afzwakking is wat mij betreft niet aan de orde.
Dan had mevrouw Bouchallikh nog gevraagd waarom we niet pleiten voor een concreet doeljaar. Ik ben het er niet mee eens dat we de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie negeren. Zoals ik eerder heb aangegeven in mijn reactie op de motie van mevrouw Bouchallikh, zijn voor mij de advieswaarden leidend voor mijn beleid, maar dat betekent niet dat ik deze waarden nu als bindende grenswaarden kan overnemen. Milieunormen zijn altijd een compromis tussen gezondheidskundige wenselijkheid, haalbaarheid en de mate waarin we als samenleving bereid zijn ons gedrag te veranderen. Nul vervuiling in 2050 is voor mij echt een stip aan de horizon.
Dan een vraag van mevrouw Bouchallikh over de motie van oktober dat de WHO-normen leidend moeten zijn. In het BNC-fiche dat ik deze week naar de Kamer heb gestuurd, staat dat ik de hoofddoelen van het voorstel van de Commissie ondersteun om stapsgewijs toe te werken naar die WHO-advieswaarden. Het voorstel dat er nu ligt, beschrijft dat er in 2030 een tussenstap gemaakt moet zijn naar de WHO-advieswaarden. 2030 komt wel echt te vroeg om daaraan te kunnen voldoen. Het RIVM geeft aan dat het die verregaande maatregelen vraagt. Daar hebben we het al eerder over gehad. Volgens mij is dat gewoon niet haalbaar.
Dan had ik nog één vraag van mevrouw Akerboom, over de uitloop. Zoals ik heb aangegeven in de reactie op de motie van mevrouw Bouchallikh, vind ik dat de WHO-advieswaarden leidend moeten zijn in ons beleid en dat we dus stapsgewijs naar die nieuwe waarden toewerken.
Ik was vergeten de blokjes te melden, voorzitter. Excuus. Ik weet niet precies waar de rest van mijn blokjes zijn. O, daar zijn ze. Eerst heb ik nog een blokje circulaire economie, dan water, dan bodem en dan overig. Dit is EZK en dan nog LNV. Dan heb ik er nog even twee van de andere portefeuillehouders.
Dan de vragen over circulair. Mevrouw Hagen vroeg wanneer we de kabinetsreactie ontvangen op de voorstellen van de Commissie. Dat is eind januari 2023.
Meneer Haverkort vroeg of ik een nationale impactanalyse kan laten doen naar de effecten van de verpakkingenrichtlijn en het beleidskader voor biogebaseerde, bioafbreekbare en composteerbare plastics. De impact op het bedrijfsleven, de overheid en Nederlandse burgers maakt standaard onderdeel uit van het beoordelingsproces van nieuwe Commissievoorstellen. Daarnaast maakt het ook onderdeel uit van het uitgebreide impact assessment van de Commissie zelf. Het kabinet is op dit moment bezig met het opstellen van de kabinetspositie ten aanzien van die twee genoemde voorstellen.
Dan hadden zowel de heer Haverkort als mevrouw Akerboom een vraag over de Verpakkingsrichtlijn. Het kabinet is ambitieus op het gebied van circulaire economie en verwelkomt de herziening van de Verpakkingsrichtlijn. Het voorstel wordt momenteel bestudeerd. De Kamer wordt gedetailleerd geïnformeerd over de kabinetsappreciatie via het BNC-fiche.
Meneer Haverkort vroeg nog of ik in het BNC-fiche van de herziening van de Verpakkingsrichtlijn kan opnemen dat een gedegen impactanalyse kan worden uitgevoerd. Ja, dat kan. Het impact assessment van de Commissie ziet op de gehele Europese economie. Het impact assessment van de Commissie is een vast onderdeel van de beoordeling van het kabinet en zal dus ook worden meegenomen in het BNC-fiche. Daarbij nemen we in het BNC-fiche altijd de impact op de samenleving mee, inclusief de impact op het bedrijfsleven.
Dan had ik nog een paar vragen over water. Mevrouw Hagen vroeg waarom het kabinet handelingsperspectief over het voorkomen van schadelijke stoffen mist. Het klopt dat via vergunningverlening emissies van schadelijke stoffen teruggedrongen kunnen worden. Voor alomtegenwoordige stoffen die al diffuus in het milieu zitten, zijn er voor de waterbeheerder echter geen redelijkerwijs te nemen maatregelen mogelijk om de milieukwaliteitsnormen te halen.
Meneer Haverkort vroeg naar de Kaderrichtlijn Water. Ik zal dat antwoord voor de kerst nog toesturen, zoals u mij schriftelijk ook al had gevraagd.
Mevrouw Bouchallikh vroeg nog of er tijd wordt genomen tot 2045 in plaats van 2027 om te voldoen aan de milieukwaliteitsnorm voor pfas. Ze vroeg ook waarom we zo weinig ambitie hebben. Voor de nieuw toegevoegde prioritaire stoffen, waaronder pfas als groep, geldt 2027 niet als deadline. Het betreft nieuwe stoffen met een nieuwe deadline. We doen ook al een hoop. Voor de nationale maatregelen die lopen, verwijs ik door naar het pfas-debat van februari 2023. Maar we kunnen niet voor alle nieuw toegevoegde stoffen in 2027 voldoen.
Dan had mevrouw Hagen nog gevraagd of ik de bodemsanering gelijk wil stellen aan de Drinkwaterrichtlijnnorm. Het antwoord daarop is nee. De bescherming van kwetsbare objecten als grondwaterfuncties voor drinkwater en industriële onttrekking is namelijk al een argument bij bodemsaneringsbeleid. De aanpak van het bodemsaneringsbeleid is risicogestuurd. De Drinkwaterrichtlijn is strenger, maar die richt zich op wat er uit de kraan komt.
Mevrouw Hagen vroeg ook nog of ik mogelijkheden zie om de chemische grondwaterkwaliteit aan te wijzen als indicator om de bodemgezondheid te meten. De normen voor chemische grondwaterkwaliteit maken al deel uit van de huidige beoordeling van de bodemkwaliteit en dat zal zo blijven.
Dan het blokje overig. Meneer Haverkort vroeg naar de verordening overbrenging Europese afvalstoffen. Ik had aangegeven dat ik me wil inzetten voor een vereenvoudiging van het transport en de handel in grondstoffen. Op de Milieuraad is heel beperkt ruimte gegeven voor een globale update van het voorzitterschap over de voortgang van de herziening van de Europese verordening overbrenging Europese afvalstoffen. In de onderhandelingen zelf richt Nederland zich uiteraard op het maximaliseren van het hoogwaardige gebruik van ons afval binnen de EU. Het digitaliseren van de voor transport vereiste administratie is een van de aanpassingen die de inzet van afval als secundaire grondstof binnen de EU gemakkelijker moet maken.
Meneer Haverkort had ook nog een vraag over de stand van zaken van de Pyrorichtlijn. Op dit moment wacht ik nog op de start van de evaluatie van de Pyrorichtlijn door de Europese Commissie. Nederland zet zich wel in voor een snelle start daarvan.
Mevrouw Hagen vroeg nog of ik kan aangeven waarom het voorstel ten aanzien van groene claims is uitgesteld en wanneer we dat voorstel kunnen verwachten. Het kabinet betreurt de vertraging van het voorstel omtrent de duurzaamheidsclaims maar weet niet waarom de Commissie die keuze heeft gemaakt. Het voorstel zal een grote rol spelen in de transitie richting consumenten en zal de concurrentiepositie verbeteren van bedrijven die duurzame producten verkopen. Tijdens de Milieuraad in Brussel zal ik bij de Commissie kenbaar maken dat we het voorstel graag uiterlijk in de eerste maanden van 2023 ontvangen.
Mevrouw Hagen had nog een vraag richting EZK waarom de richtlijn over het stimuleren van reparatie en hergebruik is uitgesteld. Het voorstel over het stimuleren van reparatie en hergebruik is uitgesteld omdat het onafhankelijke raadgevende orgaan, de Regulatory Scrutiny Board, in oktober een negatief advies heeft uitgebracht. Dat betekent dat de Commissie het voorstel moet aanpassen. Het advies wordt pas openbaargemaakt op het moment dat de Commissie het voorstel heeft aangenomen. De reden voor het negatieve advies is daarom nu nog niet bekend. De verwachting is dat het voorstel in kwartaal één van 2023 gepresenteerd zal worden.
Er waren nog een aantal vragen richting LNV. Mevrouw Hagen vroeg hoe het kabinet in dit licht de natuurherstelverordening ziet. Het voorgestelde verslechteringsverbod in de natuurherstelverordening kan het kabinet lastig anders lezen dan dat er een vergunningprocedure moet worden doorlopen voor alle projecten binnen en buiten Natura 2000-gebieden die een verslechtering veroorzaken en die de voortdurende verbetering van habitattypen of leefgebieden van soorten belemmeren. Dat is zo omdat het verslechteringsverbod vraagt dat van geval tot geval wordt bepaald of voor herstel van habitattypen of leefgebieden van soorten een ecologisch onderzoek naar de gevolgen van een project moet worden uitgevoerd. Dat vereist dat de initiatiefnemer van een project, dat kan leiden tot een mogelijke aantasting van herstel, een ecologisch onderzoek laat uitvoeren naar de gevolgen van dat project. Dat zal naar verwachting leiden tot aanzienlijke lasten, zowel voor de initiatiefnemer alsook voor de bevoegde gezagen.
Mevrouw Hagen vroeg ook nog wanneer de Kamer de quickscan kan verwachten over de natuurverordening. In de huidige planning zal de quickscan in april 2023 aan de Kamer worden verzonden. Die planning zal samenhangen met het tijdpad en het tempo waarop de verordening wordt behandeld door het Zweedse voorzitterschap en de Raadswerkgroep.
Mevrouw Akerboom zei dat Nederland groener doet dan het is: natuurherstel gaat voor Nederland te snel. Het klopt dat natuurherstel ook voor de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten en habitattypen buiten Natura 2000-gebieden moet plaatsvinden. De PvdD-fractie noemt het doel van 20% herstel. Dat klopt, maar dat percentage is een doel dat tegen 2030 op het niveau van alle lidstaten, dus binnen de hele EU, moet worden behaald. Het gaat dus om 20% van het land en 20% van de zee binnen de EU. Het gaat om Europese natuur binnen en buiten de Natura 2000-gebieden.
Mevrouw Akerboom heeft ook gevraagd of ik vind dat de voorgestelde tijdlijn noodzakelijk is om het tij te keren op dit gebied en of het natuurherstel nog sneller moet. De Minister voor Natuur en Stikstof heeft de Kamer al gemeld dat Nederland forse aandachtspunten heeft bij dit voorstel. Het kabinet onderschrijft de bredere doelstellingen van het voorstel. Het kabinet heeft alleen flinke vraagtekens bij de manier waarop.
Mevrouw Bouchallikh heeft nog gevraagd naar de natuurherstelverordening. Zij stelde dat we daar nauwelijks aan kunnen voldoen: zijn er ook manieren om de doelen wél te halen? Het kabinet heeft een ambitieuze natuuragenda. Dat blijkt ook uit het ontwikkeldocument in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied dat de Tweede Kamer onlangs heeft ontvangen. Het uitgangspunt van het NPLG is een landelijk gunstige staat van instandhouding van Europees beschermde Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten en habitattypen op grond van de Habitatrichtlijn. De doelen moeten binnen en buiten de Natura 2000-gebieden worden gehaald. Aan provincies is gevraagd dat uit te werken. De gebiedsplannen, die midden 2023 volgen, worden voorgelegd aan LNV.
Mevrouw Akerboom vroeg nog naar de biodiversiteitsstrategie: waarom scherpt het kabinet het doel niet aan? Ik verwijs u daarvoor door naar de Minister voor Natuur en Stikstof en wil u ook vragen om die vraag tijdens het volgende commissiedebat te stellen. Indien dat niet wenselijk of tijdig genoeg is, kan er ook middels een brief op worden teruggekomen.
Mevrouw Akerboom vroeg nog naar «water en bodem sturend»: kan ik aangeven wat ik in het licht van de natuurverordening daarvan vind? Er komt in januari een apart debat Water en bodem sturend, samen met mijn collega-minister Harbers. Ik zou willen voorstellen om dat daarin verder met elkaar te bespreken. Ik zal met de Minister van IenW ook bezien of we de vraag nog voorafgaand aan het debat kunnen beantwoorden.
Dat was mijn beantwoording, voorzitter.
De voorzitter:
Veel dank aan de Staatssecretaris. Ik kijk naar links of er behoefte is aan interrupties in eerste termijn. Dat is het geval. De heer Haverkort.
De heer Haverkort (VVD):
Het kan kort. Ik hoorde bij het puntje over het eenvoudiger transporteren van en handelen in grondstoffen, of afval zo je wil, de Staatssecretaris in haar beantwoording zeggen dat er weinig tijd was op de agenda van de Milieuraad en dat dat in de besprekingen daaromheen natuurlijk onderwerp van gesprek is. Toen zei ze dat met name digitalisering daar moet zorgen voor versnelling. Waar de overheid digitalisering als oplossing ziet, ben ik altijd extra alert. Ik wacht dat uiteraard met plezier af. Er zal wel een keer een plan voor komen. Maar de intentie van mijn vraag zat in...
De voorzitter:
U zei dat u een kórte vraag had.
De heer Haverkort (VVD):
Ja, de inleiding is lang, maar de vraag is kort.
De voorzitter:
Dat is geen interruptie. Daar is een tweede termijn voor. Ik zou u dus willen vragen om nu in één zin een vraag te stellen.
De heer Haverkort (VVD):
Ik ga mijn best doen. Kan zij bij de Milieuraad de eindeafvalstatus – dat was de intentie van mijn vraag – nog ergens even tussendoor proberen te benoemen?
Staatssecretaris Heijnen:
Wilt u de vraag nog één keer precies herhalen?
De heer Haverkort (VVD):
Kan de Staatssecretaris, als ze dan toch bij de Milieuraad zit, niet zozeer digitalisering als oplossing voor het vereenvoudigen van transport van en handel in grondstoffen naar voren halen, maar ook de eindeafvalstatus? Als we die eerder kunnen wegnemen, dan vereenvoudigt dat ook transport en handel.
Staatssecretaris Heijnen:
Ik moet daar even over nadenken. Ik snap het punt van de heer Haverkort wel, maar ik weet even niet of het in dit kader de juiste plek is om die discussie te voeren. Ik kom daar nog wel even bij hem op terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik nogmaals naar links om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. In een tweede termijn hanteren we altijd een derde van de spreektijd van de eerste termijn, dus dat zou uitkomen op 80 seconden per persoon. Ik geef als eerste het woord aan de heer Haverkort van de fractie van de VVD.
De heer Haverkort (VVD):
Voorzitter, dank. Wat ons betreft is een tweeminutendebat niet nodig. Dank voor de beantwoording van de vragen door de Staatssecretaris. Het debat beluisterend zou je denken dat het alleen over luchtkwaliteit gaat, maar de geannoteerde agenda voor volgende week laat ook nog een heel aantal andere onderwerpen zien. Ik ben blij dat die ook voor een groot deel aan de orde zijn gekomen.
Ik geef de Staatssecretaris één specifieke vraag mee om nog eens over na te denken. We hebben het heel vaak over een gelijk speelveld, het level playing field, waarbij ook de industrie genoemd wordt als partij die emissies heeft en vuiligheid uitstoot naar lucht en naar water. Het zou ons een lief ding waard zijn, als de Staatssecretaris ergens in de komende periode kon laten onderzoeken hoe de bedrijven, niet alleen in Nederland maar juist ook in de landen om ons heen, vergund zijn voor de meest vervuilende stoffen, zeker de stoffen die via lucht en water vervolgens ook ons land binnenkomen, omdat daarmee de noodzaak van dat level playing field nog een keer benadrukt wordt.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, de heer Haverkort. Dan ga ik naar mevrouw Akerboom.
Mevrouw Akerboom (PvdD):
Ja, voorzitter, dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor alle antwoorden.
Voorzitter. We hebben het gehad over biodiversiteit, natuur, luchtkwaliteit en circulariteit. Dat zijn allemaal echt ontzettend belangrijke onderwerpen voor onze gezondheid en voor het milieu. Daarom is het van enorm belang dat Nederland ambitie toont. Nederland doet dat niet, terwijl we allemaal eigenlijk gewoon beter weten. We durven simpelweg geen keuzes te maken die het land de goede kant op sturen. De Staatssecretaris heeft het heel veel gehad over allerlei belangen, maar de belangen van de vervuilende industrie en de grote veefabrieken lijken dan toch steeds zwaarder te wegen dan bijvoorbeeld de natuur of de volksgezondheid.
Daarom willen wij dus graag wel een aantal voorstellen de goede kant op doen en wel een tweeminutendebat aanvragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Akerboom. Dan ga ik naar mevrouw Bouchallikh, van de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris en haar team voor de beantwoording van de vragen.
Over pfas gaan we inderdaad later doorpraten. Ik ben blij dat we die nog even hebben kunnen benoemen.
Ik kijk uit naar de plannen rondom bodem.
Dan nog even over luchtkwaliteit, terugkomend op dat rapport. Daarin zijn inderdaad verregaande maatregelen opgeschreven, maar die zijn niet onmogelijk. Als hier wordt gezegd dat dat niet haalbaar is, is dat een politieke keuze. Dat wilde ik nog wel even op tafel leggen.
Voorzitter. Wij zijn de enige EU-lidstaat die in 2030 niet aan de advieswaarden zal voldoen. De Staatssecretaris gaf net aan: wij zouden het ook niet leuk vinden als Duitsland en België aan de grens allerlei zaken zouden doen. Maar wij zijn nu het land dat dat doet. Wij zijn nu degenen die niet eerlijk zijn ten opzichte van de rest van de EU. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is: schaamt zij zich daar niet voor, net als ik? Ik vind dat namelijk gênant. En zijn wij nog wel geloofwaardig in zo'n Milieuraad op het moment dat wij zelf onze eigen zaakjes niet op orde kunnen krijgen terwijl dat vanuit de Kamer wel wordt gevraagd?
Dan tot slot, voorzitter: ik sprak ook namens de PvdA.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bouchallikh, namens de PvdA en GroenLinks. Dan kijk ik naar rechts. Heeft u behoefte aan een schorsing, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Heijnen:
Mag ik heel even één minuutje?
De voorzitter:
Dat mag zeker.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Heijnen:
Voorzitter, ik ben volgens mij klaar om te antwoorden.
De voorzitter:
U bent supersnel. Dan ga ik naar de Staatssecretaris voor de beantwoording.
Staatssecretaris Heijnen:
Mijn antwoord op de vraag van de heer Haverkort is dat het uiteraard altijd goed is om te kijken hoe andere landen het doen. Daar kunnen we dus zeker eens naar kijken, zonder dat dat meteen een enorm onderzoek zou moeten worden. Ik denk ook niet dat de heer Haverkort dat bedoelt. Het gaat er ook met name om – in sommige gevallen is het op papier misschien wel goed geregeld – hoe het in de praktijk werkt. Dat is hier in Nederland ook weleens aan de hand. Ik denk dus ook dat het belangrijk is om daar dan een beetje naar te kijken.
Mevrouw Bouchallikh merkte op dat wij echt de enige zouden zijn die die normen niet gaan halen. Dat betwijfel ik echt, maar het zal het uiteraard gemakkelijker maken als andere landen ook allemaal aan bepaalde normen kunnen voldoen. We zullen doen wat we kunnen binnen het mogelijke. Daarin zullen andere belangen ook worden meegewogen. Dat hebben we volgens mij net ook al in eerste termijn met elkaar besproken. Ik heb in ieder geval geprobeerd het standpunt van het kabinet daarover inzichtelijk te maken. Dat neemt niet weg dat wij uiteraard een verplichting hebben om zo snel mogelijk aan de normen te voldoen, binnen het mogelijke en het haalbare.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris. Dan zijn we bijna aan het einde gekomen van dit commissiedebat, maar niet voordat ik meld dat er een tweeminutendebat is aangevraagd, door mevrouw Akerboom. Plenair is ook reeds aangekondigd dat ze dit tweeminutendebat wil hebben ingepland voor deze week, inclusief de stemmingen.
Dat betekent dat het behandelvoorbehoud pas is opgeheven wanneer de stemmingen die horen bij dit tweeminutendebat, hebben plaatsgevonden. Na afloop van deze stemmingen worden gemaakte afspraken over informatievoorziening vastgelegd in een brief van de Kamervoorzitter aan de regering. De brief wordt plenair vastgesteld. Na vaststelling van deze brief is het behandelvoorbehoud opgeheven. Er zijn natuurlijk schriftelijk al informatieafspraken toegezegd.
Ik lees de afspraken die in dit debat zijn gemaakt nog even aan u voor.
De Kamer ontvangt aan het begin van het tweede kwartaal van 2023 de uitkomsten van het aanvullend RIVM-onderzoek in het kader van het Schone Lucht Akkoord.
Dan zijn er nog een viertal toezeggingen.
– De Kamer zal eind 2023 worden geïnformeerd over de aanvullende maatregelen die genomen worden om toe te werken naar de WHO-normen voor luchtkwaliteit in de uitvoeringsagenda Schone Lucht Akkoord 2024–2040.
– Voor de kerst ontvangt de Kamer een brief over de wijziging van de Kaderrichtlijn Water. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.
– De Kamer ontvangt de quickscan over de natuurherstelverordening naar verwachting in april 2023. Dat was een toezegging aan mevrouw Hagen.
– De Kamer wordt geïnformeerd over de vergunningen wat betreft de meest vervuilende stoffen aan bedrijven in het buitenland. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.
Ook daarbij zien we instemmend geknik. Dan zijn we nu helemaal aan het einde van dit commissiedebat gekomen. Dan dank ik uiteraard de Staatssecretaris en de aanwezige leden. Ik dank de griffier voor het netjes noteren van de toezeggingen en ik dank iedereen die dit op wat voor manier dan ook heeft ondersteund of gevolgd. Wel thuis en fijne avond.
Sluiting 18.14 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36246-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.