Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36235 nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36235 nr. 14 |
Vastgesteld 14 december 2022
De vaste commissie voor Financiën heeft op 21 november 2022 overleg gevoerd met de heer Van Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, over:
– het wetsvoorstel Invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage (Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage) (Kamerstuk 36 235).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Schukkink
Voorzitter: Tielen
Griffier: Kling
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Dassen, Inge van Dijk, Grinwis, Idsinga, Romke de Jong, Van der Lee, Edgar Mulder, Nijboer en Tielen,
en de heer Van Rij, Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst.
Aanvang 18.00 uur.
De voorzitter:
Goedenavond, allemaal. Welkom bij de vaste commissie voor Financiën, die hedenavond een wetgevingsoverleg gaat voeren over de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage. Welkom aan Staatssecretaris Van Rij, welkom aan mijn collega-Kamerleden: de heer De Jong namens D66, de heer Idsinga namens de VVD, de heer Mulder namens de PVV, de heer Van der Lee namens GroenLinks, mevrouw Van Dijk namens het CDA, de heer Nijboer namens de PvdA en de heer Dassen namens Volt.
Dit is een wetgevingsoverleg. Dat betekent dat u in de tweede termijn eventueel moties kunt indienen. Er is ook al een amendement ter beschikking gesteld. Iedereen heeft aangegeven wat men aan spreektijd nodig heeft. Dat houden we aan als handvat.
Ik wilde voorstellen om in de eerste termijn van de Kamer zes korte en puntige interrupties toe te staan. Als iedereen zich daarin kan vinden, geef ik het woord aan de heer De Jong, die spreekt namens de fractie van D66.
De heer Romke de Jong (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik ben heel benieuwd hoeveel mensen vanavond naar dit overleg kijken, tegelijkertijd met de wedstrijd van het Nederlands elftal in Qatar. Als we dan toch een parallel moeten trekken, dan ben ik blij met deze voorzet van het kabinet en is het aan ons om hier vanavond een doelpunt te scoren.
Voorzitter. Het is goed dat in deze tijden van crisis een extra bijdrage wordt gevraagd van bedrijven die monsterwinsten maken. Het is rechtvaardig dat bedrijven die slapend rijk worden van deze energiecrisis, ook een bijdrage leveren aan de steun voor huishoudens die hun energierekening verdubbeld zien worden of zelfs verdrie- of verviervoudigd, en aan de steun voor mensen die in grote nood verkeren en zich zorgen maken of ze hun energierekening nog wel kunnen betalen. Die € 190 die mensen in november en december krijgen om hun energierekening te betalen, wordt hiermee gefinancierd en dat is goed.
Voorzitter. Wij hebben niet voor niets gevraagd hoe het staat met de uitwerking van de inframarginale heffing, want ook deze heffing zal een bijdrage vragen van de windparken en zonnevelden die slapend rijk worden van deze energiecrisis. Ik zou daarom toch van de Staatssecretaris willen horen hoever hij is met de uitwerking van die inframarginale heffing. Wanneer mogen we meer verwachten? Zij die monsterwinsten maken in deze energiecrisis mogen ook extra bijdragen. Dat is niet alleen eerlijk en rechtvaardig, maar ook economisch verstandig. Het belasten van windfall profits, winsten waar bedrijven niets voor hoeven te doen, is ook economisch logisch.
De oproep om dat soort winsten te belasten, hebben we ook weleens eerder gezien. Niet zo lang geleden tijdens de coronacrisis was er ook een klein clubje bedrijven die gigantisch winsten maakten te midden van een gezondheidscrisis: supermarkten, pakketbedrijven en een online vergaderservice hebben toen goed gescoord. Ook toen is in deze Kamer vaak gevraagd om een solidariteitsheffing, toen nog aan toenmalig Minister Hoekstra van Financiën. Iedere keer was het antwoord daarop dat dat niet uitvoerbaar was. Als ik nu kijk naar de uitvoeringstoets, dan ben ik daar ook niet lichtzinnig over. Toch zou ik wat verder willen kijken dan alleen de heffing in dit jaar, want blijkbaar leven we in een grillige wereld.
Ik sluit dan ook niet uit dat de wens naar en de behoefte aan een solidariteitsheffing ook in de toekomst weer opkomt. Daarom zou ik de Staatssecretaris willen vragen of we kunnen onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor een uitvoerbare solidariteitsheffing voor mogelijke toekomstige crises. Is de Staatssecretaris bereid om in 2024 verslag te doen van de uitvoering van deze solidariteitsheffing? Ik ben erg benieuwd hoe die uitvoering zal gaan en of het mee- of tegenvalt, ook gezien het mogelijkerwijs in de toekomst gewenst zal zijn om wederom vorm te geven aan een dergelijke solidariteitsheffing.
Voorzitter. Tot slot constateer ik dat de Belastingdienst hier ook enigszins moet pionieren. Ik wil de Belastingdienst dan ook complimenten geven voor het feit dat er manieren zijn gevonden om uitvoering te geven aan die solidariteitsheffing. Dat is geen eenvoudige opgave, lees ik in de uitvoeringstoets. Ik vraag me af of er ook is overwogen om dit door een andere uitvoerder te laten uitvoeren. Het is immers een geheel nieuwe belasting, dus dat zou volgens mij ook echt een optie zijn.
Nu echt tot slot, voorzitter. Ik begrijp goed dat een belastingheffing met terugwerkende kracht niet vaak voorkomt. Maar als ik kijk naar de monsterwinsten die zijn gemaakt en de mensen en bedrijven die letterlijk in de kou zitten, dan moeten we daar als samenleving ook de juiste conclusies uit trekken. We moeten die mensen helpen en het is niet gek om daar een extra bijdrage voor te vragen. Zeker omdat we ook een deel van de winsten buiten schot laten, vind ik dat redelijk en proportioneel.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Jong. Dan geef ik het woord aan de heer Idsinga, die spreekt namens de fractie van de VVD.
De heer Idsinga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat de regering maatregelen heeft getroffen om burgers te helpen bij de sterk gestegen energieprijzen en de daardoor verslechterde koopkracht. De VVD vindt het logisch om die ondersteuningsmaatregelen te betalen. Een extra bijdrage wordt gevraagd van bedrijven die buitengewone winsten door buitengewone geopolitieke omstandigheden in de schoot krijgen geworpen. Het gaat hier om winsten die deze bedrijven in normale omstandigheden nooit hadden kunnen behalen. Dat zij daar een deel van moeten inleveren om Nederlanders te helpen deze winter door te komen kan daarom ook op steun van mijn fractie rekenen.
De wet die wij vandaag behandelen, de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage, dient dan ook ter dekking van een deel van de koopkrachtmaatregelen. De VVD-fractie steunt dit, maar heeft nog wel een aantal vragen over het gekozen middel en de mogelijke negatieve en onbedoelde neveneffecten. Ten eerste heb ik vragen die zien op de maatregel in het licht van reeds eerder genomen maatregelen. Ten tweede heb ik vragen rondom de terugwerkende kracht. Ik sluit aan bij mijn collega. Ten derde en tot slot heb ik vragen over wat deze wet betekent voor de leveringszekerheid en onafhankelijkheid van Nederland ten aanzien van gas.
Het wetsvoorstel voert met terugwerkende kracht een tijdelijke solidariteitsbijdrage in voor het jaar 2022. Maatregelen voor 2023 en 2024 zijn overigens in het Belastingplan 2023, vierde verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet vormgegeven, in een andere belastingmaatregel dus. Er worden dus nu in een korte periode twee verschillende maatregelen voorgesteld met min of meer hetzelfde bereik. Hoe verhouden deze zich exact tot elkaar, mede gelet op het feit dat de cijnsmaatregelen tot een kleinere groep bedrijven beperken. Waarom is niet voor één maatregel gekozen voor de jaren 2022 tot en met 2024? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat er geen sprake mag zijn van dubbele heffing?
Dan het punt van de terugwerkende kracht. Mijn fractie accepteert dat uitzonderlijke tijden om uitzonderlijke maatregelen vragen, maar heeft tegelijkertijd ook zorgen over het introduceren van een belastingregel met terugwerkende kracht. Kan de Staatssecretaris ingaan op de juridische houdbaarheid daarvan en kan hij beloven in de toekomst zeer, zeer, zeer terughoudend te zijn met nieuwe fiscale maatregelen met terugwerkende kracht?
Last maar zeker not least ...
De voorzitter:
Voor u gaat beginnen aan deze climax van uw betoog, heeft u een interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Toch even over die terugwerkende kracht. Ik begin er ook over omdat ik had gelezen dat er wat zorgen bij de VVD waren – die komen zo dadelijk nog, denk ik – over het investeringsklimaat en de investeringsaftrek. Er was ooit een aftrek van 25% voor die bedrijven. Die is in 2020 verhoogd naar 40%, met terugwerkende kracht voor 2019. Ik kan me niet herinneren dat de VVD er in die discussie toen een probleem van heeft gemaakt. Mijn fractie was tegen de verhoging van die aftrek, zeg ik er maar vast even bij. Waarom nu wel deze zorg, terwijl die toen niet is geuit?
De heer Idsinga (VVD):
Naar de maatregel die de heer Van der Lee noemt – ik meende dat hij 2019 of 2020 noemt – zou ik even moeten kijken om te zien wat die precies was. In het algemeen moet je met een belastingheffing met terugwerkende kracht – een belastingheffing is toch iets anders dan een teruggaaf – zeker als die in het nadeel is van een belastingplichtige, terughoudend zijn wanneer je het hebt over rechtszekerheid en dergelijke. Ik zeg niet dat dat hier moet, want ik denk dat er hier sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden. In zijn algemeenheid staan wij, als je een lastenverzwaring met terugwerkende kracht invoert, niet te juichen.
De voorzitter:
De heer Van der Lee, een vervolgvraag.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dan bent u het wel eens met mij dat het niet uniek is dat er een belastingmaatregel met terugwerkende kracht wordt ingevoerd en dat het in dit geval om zeer bijzondere omstandigheden gaat. Een Europese verordening biedt ook nog eens een additionele juridische grondslag.
De heer Idsinga (VVD):
Ja, ik ben het eens met de uitzonderlijke omstandigheden die de heer Van der Lee noemt. Ik denk wel in zijn algemeenheid dat we terughoudend moeten zijn met het invoeren van belasting met terugwerkende kracht.
Mag ik doorgaan?
De voorzitter:
Ja, ik zie geen andere interrupties, dus vervolgt u uw betoog.
De heer Idsinga (VVD):
Dan last maar zeker not least, voorzitter, de zorgen van mijn fractie rondom de negatieve impact die deze wet en de eerdere cijnsmaatregelen kunnen hebben op de exploratie en productie van aardgas, bijvoorbeeld op de Noordzee, op de leveringszekerheid en op de investeringsbereidheid. En ja, dat is koorddansen, want aan de ene kant vinden we dat we best een belangrijke bijdrage kunnen vragen ten aanzien van winsten van bedrijven die min of meer zijn komen aanwaaien door de oorlog in Oekraïne, maar tegelijkertijd moeten we ons ook ervan verzekeren dat we niet nóg afhankelijker worden van buitenlands gas omdat de winning vanuit Nederlandse bodem mogelijk afneemt. Mochten de investeringen in de Nederlandse gaswinning daadwerkelijk afnemen, dan zullen we juist nóg afhankelijker worden van het buitenland en zal de CO2-voetafdruk van onze vooralsnog onvermijdelijke gasconsumptie ook eerder toe- dan afnemen. Deelt het kabinet deze zorgen van de VVD-fractie en, zo ja, hoe verzekert het kabinet onze strategische autonomie en leveringszekerheid?
Uit de schriftelijke beantwoording van mijn vragen hierover begrijp ik dat het kabinet momenteel in gesprek is met de sector ten aanzien van investeringen en de mogelijkheden van een investeringsaftrek in de Mijnbouwwet. Kan nut en noodzaak hiervan verder onderzocht worden? Wanneer verwacht het kabinet meer duidelijkheid te kunnen geven over de uitkomst van deze gesprekken? Als niet tot een oplossing kan worden gekomen in de richting van een investeringsaftrek zoals in het Verenigd Koninkrijk wel het geval is, hoe verzekert het kabinet dan onze strategische autonomie en de leveringszekerheid? Welke toezeggingen kan het kabinet op deze punten doen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik heb een viertal interrupties voor u opgeschreven. We beginnen met de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben benieuwd of de verordening van de Europese Unie waarop deze wet is gebaseerd de VVD-fractie heeft geïnspireerd, ook naar de toekomst toe. We doen het nu niet zo slim, zou je kunnen zeggen. Overwinstbelasting met terugwerkende kracht is wel slim, maar mijnbouwheffing zonder energie-investeringsaftrek? Je hebt dan wel de straf maar niet de prikkel. Dat doen ze in het Verenigd Koninkrijk beter. In dit systeem met beperkte fossiele capaciteit op het Europese continent – dat blijft nog wel tien jaar zo – met een gebrekkige opbouw van hernieuwbare capaciteit is het risico op overwinst in de fossiele sector de komende tien à vijftien jaar nog best groot. Moeten we dan niet een slimme overwinstbelasting structureler mogelijk maken, in combinatie met slimme investeringsprikkels? Hoe kijkt de VVD daar tegenaan?
De voorzitter:
Ik constateer dat dit wel een hele lange interruptie is, meneer Grinwis. Ik tel die dus voor twee.
De heer Idsinga (VVD):
Het is inderdaad een hele, hele lange vraag. Laat ik daar heel kort over zijn. Ik kan daar relatief kort over zijn, laat ik het zo zeggen. Heeft het ons geïnspireerd, was een van de vragen. Ik vind het rechtvaardig, en dat heb ik ook in mijn bijdrage gezegd, dat wij op deze manier deze noodmaatregel nu treffen. Als het op lange termijn nodig blijft omdat die overwinsten hoog blijven, dan denk ik dat we daar zeker een constructieve dialoog met elkaar over moeten kunnen blijven voeren, absoluut. Tegelijkertijd maak ik me wel zorgen – volgens mij delen de heer Grinwis en ik die zorgen – over de investeringszekerheid en de leveringszekerheid. Voor alles willen we voorkomen – ik denk dat we het daar wel over eens zijn – dat mensen straks in de kou komen te zitten. Ik denk dat we dat de komende tijd met welke maatregel dan ook heel scherp in de gaten moeten houden.
De voorzitter:
U heeft in totaal zes interrupties, meneer Grinwis. Dus als u er nog eentje wil doen, is dat prima. Maar als u kort blijft, dan kan de heer Idsinga ook kort blijven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is best wel een fundamenteel punt. Voorspellen is moeilijk, zeker als het om de toekomst gaat. Maar mijn voorspelling is dat het risico op overwinsten heel groot blijft, dus dat er heel veel windfall profits blijven toevallen aan aandeelhouders in fossiele bedrijven. We kunnen ons daar maar beter op voorbereiden. Ik zou het mooi vinden als de heer Idsinga een slimme belasting steunt waarmee investeringen worden gestimuleerd, waarbij we klaar zijn voor die toekomst, niet worden overvallen zoals de afgelopen jaren door overwinsten en dan zeggen «oei, oei, oei» en «foei, foei, foei».
De heer Idsinga (VVD):
We hebben nu maatregelen getroffen voor 2022, 2023 en 2024. We kijken nu in feite één jaar terug en twee jaar vooruit. Laten we het gewoon in de gaten houden. Laten we dat met elkaar afspreken. Laten we in de gaten houden wat er gaat gebeuren de komende tijd en op dat moment de discussie verder met elkaar voeren. Ik vind het nu best wel ingewikkeld om hier allerlei what if-scenario's op tafel te gooien: wat zouden we in deze situatie doen en wat zouden we in deze situatie doen? In de situatie zoals die zich nu voordoet – ik val waarschijnlijk in herhaling – vind ik de gekozen oplossing op het eerste gezicht niet de mooiste. Zeker de terugwerkende kracht vind ik over het algemeen geen mooie oplossing. Maar ik vind die wel te rechtvaardigen op dit moment, gelet op de actuele situatie in de wereld.
De voorzitter:
Meneer De Jong heeft ook een interruptie voor u.
De heer Romke de Jong (D66):
Het mooie is dat wat de heer Idsinga nu zei ook al in een artikel in Het Financieele Dagblad voorbijkwam. We hebben ons gelukkig even hierop kunnen voorbereiden, dus dat scheelt. Ik was toch wel een beetje verbaasd over de reactie. Ik pak even een voorbeeld. Shell heeft in haar geschiedenis nog nooit zo veel winst gemaakt als het afgelopen kwartaal. De winst is verdubbeld en ze keert meer uit aan haar aandeelhouders. Ik herhaal: nog nooit zo veel winst. Die bedrijven met die monsterwinsten vragen om die extra bijdragen, zodat we mensen in de kou door de winter heen kunnen helpen. Maar de heer Idsinga maakt zich druk over het investeringspotentieel. Is hij bekend met het feit dat de meeste olie- en gasbedrijven die extra winsten gebruiken om eigen aandelen in te kopen? En is hij met deze informatie daadwerkelijk bang dat bedrijven te weinig geld overhouden om te investeren?
De heer Idsinga (VVD):
Er lopen hier, denk ik, wel een aantal zaken door elkaar. U weet dat mijn collega Erkens het voortouw heeft genomen met een motie om ervoor te zorgen dat al het geld dat wij nu als overheid gebruiken om de prijzen te dempen voor de mensen thuis, niet verdwijnt in de zakken van de partijen die u net noemt. Dat is een initiatief vanuit de VVD geweest. Nu is het tweede deel van uw vraag mij even ontschoten. Excuses.
De heer Romke de Jong (D66):
Als bedrijven ook nog een keer eigen aandelen inkopen, bent u dan oprecht bang dat bedrijven investeringspotentieel mislopen? Ik zie dat helemaal niet.
De heer Idsinga (VVD):
Ik wil niet bang zijn, ik wil gewoon zekerheid. Ik wil zekerheid dat we ons uiteindelijk niet in de eigen voet schieten met alle maatregelen die we nu treffen. Die zekerheid wil ik. Daarom stel ik ook vragen aan de Staatssecretaris. Hoe staat het met die gesprekken? Hoe staat het met de wens van en ook de vergelijking met het Verenigd Koninkrijk, dat in zekere zin een concurrent van ons is als het gaat om gaswinning op de Noordzee? Dat is niet vanuit angst. Dat is vanuit zorg en ook vanuit zorgplicht van onze kant om te verzekeren dat wij straks, zoals ik net al zei, mensen niet in de kou moeten laten zitten. Het gaat mij om het doel en niet zozeer om het middel. Dat kan eventueel ook via een ander middel bereikt worden, als ik maar duidelijkheid krijg op dit punt.
De heer Romke de Jong (D66):
Ik ga het nog één keer proberen. Ik snap dat de heer Idsinga die zekerheid zoekt, maar is het inkopen van aandelen niet genoeg zekerheid? Als bedrijven dat niet doen, dan hebben ze genoeg investeringsruimte. Dat moet er zijn, want anders ga je niet eigen aandelen inkopen. Ik denk dat die zekerheden er nu al zijn. Dat laten die maatschappijen ook zien, dus ik hoop dat de heer Idsinga dat kan en wil beamen.
De heer Idsinga (VVD):
Ik ben het met de heer De Jong eens: als er gebruik of misbruik – zo duid ik het dan maar even – wordt gemaakt van de geopolitieke situatie die ontstaan is, dan is dat natuurlijk niet goed. Maar ja, wat zitten we hier nou vandaag te doen? We zitten hier een wet te bespreken die dat juist probeert te voorkomen. Dat is een stap in de goede richting, denk ik.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil hier toch even op doorgaan. Ik begon mijn vorige interruptie niet voor niks met de bestaande investeringsaftrek, die dus verhoogd is van 25% naar 40%, omdat de Britten ook al een stap hadden gezet in het verleden. Ik snap niet waarom de VVD – ik hoor graag de uitleg – zo gevoelig is voor de lobby vanuit het bedrijfsleven om daar nog wat bovenop te doen. Dit terwijl 66% van de excessieve overwinsten die nu gemaakt worden, ook in handen blijft van die oliebedrijven. De vooruitzichten en de winstgevendheid voor fossiel zijn, helaas, door de ontwikkelingen veel beter dan voorheen. Wat is dan de logica van het uitbreiden van een investeringsaftrek? Welke extra zekerheid biedt dat? Ik zie het niet, maar waarom bent u zo gevoelig voor die lobby? Ik snap het niet.
De heer Idsinga (VVD):
Ik ben heel blij met deze vraag, want daar zit nogal een frame achter, namelijk dat ik gevoelig zou zijn voor een lobby. Ik heb nou juist het punt proberen te maken dat ik totaal gevoelloos ben voor gelobby. Waar ik wel gevoelig voor ben, is dat wij straks als het om onze eigen gasvoorziening gaat, in ieder geval in staat zullen zijn om geleverd te krijgen, en dat ook nog eens op een manier die duurzamer is dan de import van al dat buitenlandse gas dat we als alternatief nodig hebben. Dus ik ben niet gevoelig voor een lobby. Waar ik gevoelig voor ben, is dat wij Nederlanders straks niet in de kou laten zitten.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Maar er bestaat gewoon een verbinding tussen Groot-Brittannië en Nederland. Het gas dat de Britten winnen op de Noordzee, wordt ook verhandeld op de TTF. Waarom nou een fiscale concurrentiestrijd aangaan met de Britten over het nog maar verder ophogen van een investeringszekerheid, terwijl de businesscase alleen maar veel beter is geworden voor fossiel? Dat is toch gewoon belastinggeld weggooien en nul extra zekerheid inkopen. Ik snap niet dat u dat niet ziet.
De heer Idsinga (VVD):
Nogmaals, ik ben niet zozeer geïnteresseerd in het middel om die leveringszekerheid en investeringszekerheid te garanderen. Ik ben geïnteresseerd in het doel. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe het kabinet daartegen aankijkt. Dat kan je misschien, inderdaad, doen via die investeringsaftrek, waarvan ik zie dat dat kennelijk in het Verenigd Koninkrijk een van de instrumenten is. En als het een ander instrument is, wil ik tegen de heer Van der Lee zeggen, dan is mij dat om het even. Ik wil alleen voorkomen dat we straks een groot probleem hebben met elkaar.
De voorzitter:
Ook meneer Nijboer had nog een interruptie.
De heer Nijboer (PvdA):
Het maakt mij wel wat uit welk middel er wordt gebruikt. Een investeringsaftrek kost heel erg veel belastinggeld. Kan de heer Idsinga mij nog eens uitleggen hoe het nou kan dat, terwijl de winsten torenhoog zijn – Shell maakt een enorme winst – en er hier een wetsvoorstel ligt dat een deel van die winsten boven de 20% meerwinst belast, hij dan zegt: daar zijn we dan wel voor, maar we moeten daar ook weer wat tegenoverstellen aan belastinggeld om die investeringen op peil te houden? Hoe rijmt hij dat nou met elkaar?
De heer Idsinga (VVD):
Ik wil tegen de heer Nijboer zeggen: ik zie die twee ook los van elkaar. Ik ben alleen op zoek naar een oplossing als het gaat om leveringszekerheid. U zegt: die winsten zijn torenhoog. Ja, dat is inderdaad het gevolg – dat heb ik ook in mijn spreektekst uitgebreid genoemd – van de geopolitieke situatie. Dat zijn winsten die in feite gratis komen aanwaaien. Een heel groot deel – ik meen in totaliteit, zo las ik ergens in de stukken, bijna 90% – van die winst valt uiteindelijk toe aan de Nederlandse schatkist. Dat is ook een vraag aan de Staatssecretaris. Dat is niet alleen belasting; dat heeft ook te maken met hoe die structuur is opgezet. Dat neemt niet het eerdere punt weg dat ik heb gemaakt: ik vind het ook van belang, en ik merk dat ik nu in herhaling val, dat wij op de lange termijn onze autonomie veiligstellen op dit gebied. Dat zal de heer Nijboer toch hopelijk wel een beetje met mij eens zijn?
De heer Nijboer (PvdA):
De heer Idsinga zei in het vorige antwoord: het middel maakt mij niet zoveel uit. Dat maakt mij wel veel uit. Het maakt mij wel veel uit of Shell en andere bedrijven met die miljardenwinsten eigen aandelen inkopen, dividend erover uitkeren, of dat zij investeren in een duurzame economie. Ik ben er geen voorstander van dat wij aan de ene kant een overwinstheffing opleggen, die wat mij betreft nog wel wat hoger had kunnen zijn – maar goed, daar kun je over twisten – en dat wij met de andere hand weer een enorme hoeveelheid geld aan die bedrijven geven, die omkomen in het geld en die daar niet de goede dingen mee doen. Daar ben ik het niet mee eens. Ik snap niet dat de VVD dat niet ziet.
De heer Idsinga (VVD):
Ik heb geen vraag gehoord, maar mijn antwoord op de vraag die ik niet heb gehoord, is hetzelfde. Het gaat mij niet om die bedrijven. Het gaat mij om de zekerheid die we Nederlanders kunnen bieden.
De voorzitter:
Ik zie dat meneer Mulder ook nog een interruptie voor u heeft.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Weet u wie ook torenhoge winsten maken? Dat zijn de mensen die zonneparken en windmolenparken hebben. Voor de huidige toestand maakten zij al winsten tot 47%. Zij gaan daar met de huidige maatregelen ver overheen. Is de VVD het met de PVV eens dat als we daar overwinsten zien, terwijl we juist zekerheid voor de toekomst willen hebben, we die beter kunnen gebruiken om in Nederland binnen de kortste keren tien tot vijftien kerncentrales neer te zetten?
De heer Idsinga (VVD):
Nu komt er wel heel veel in één vraag. Ik zal die even uit elkaar trekken. Er speelt op dit moment inderdaad een discussie rondom de winsten van zonnepanelen, windmolens en dergelijke. Dat was volgens mij ook de vraag van meneer De Jong. We wachten nog op een voorstel van het kabinet daarvoor. Ik kan u alvast verklappen: net als bij de solidariteitsbijdrage in de gasindustrie zijn we daar niet op voorhand op tegen. U kent ongetwijfeld ook het VVD-verkiezingsprogramma. Wij zijn een zeer groot voorstander van het bouwen van kerncentrales.
De voorzitter:
Meneer Mulder heeft een vervolgvraag.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat zou mooi zijn. Dat betekent dat we door die rare windmolenparken een financieringsbron hebben voor de meest groene en veilige energie die er is: kerncentrales. D66 is daar een beetje ouderwets in. Volt doet in dat kader ook mee. Dan kunnen we gezamenlijk bouwen aan een veilige onafhankelijke positie voor Nederland qua energie op internationaal gebied. Het is dan ook nog goed betaalbaar. Dat zou mooi zijn.
De voorzitter:
Meneer Idsinga hoorde waarschijnlijk weer geen vraag.
De heer Idsinga (VVD):
Ik hoorde geen vraag. Ik weet niet of je de koppeling tussen de binnengehaalde belastingheffing en waar je die aan uitgeeft zo een-twee-drie kan maken. Het punt blijft dat wij een voorstander zijn van het bouwen van kerncentrales. Dat weet de heer Mulder ook.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Idsinga. Dat brengt ons bij de bijdrage van de heer Mulder. Hij spreekt namens de PVV-fractie.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Deze wet is een pleister, een hele dure pleister, net als de wet over de verhoging van de mijnbouwheffing en de introductie van het prijsplafond. Die pleisters zijn helaas noodzakelijk geworden, omdat dit kabinet te laat was met ingrijpen. Het kabinet was te laat, omdat het bleef wegkijken en vooruitschuiven. Dat dreigt helaas opnieuw te gebeuren. De PVV heeft daarom tijdens de behandeling van het Belastingplan gevraagd naar een plan B indien de inflatie zo hoog blijft als die nu is. We vroegen: wat gaat het kabinet doen om de koopkracht van burgers te verbeteren? Wat gaat het kabinet doen om de energieprijzen te laten dalen?
Voorzitter. Er zijn nog steeds geen antwoorden. Dat komt waarschijnlijk doordat er geen visie is. Er is geen plan van aanpak voor het bestrijden van de koopkrachtcrisis. Er is geen begin van een oplossing om de energieprijzen te verlagen. Dat is heel pijnlijk. De huidige situatie in Nederland is namelijk echt heel erg slecht. Ga het maar na. De energieprijzen rijzen de pan uit. De inflatie bereikte in augustus al het hoogste niveau dat ooit is gemeten. De huishoudens hebben te kampen met de grootste koopkrachtdaling in ruim 40 jaar. Daardoor moeten gewone Nederlanders nu keuzes maken die enkele jaren geleden nog onvoorstelbaar waren. De keuze is óf eten óf het huis verwarmen.
Voorzitter. Die situatie is dus volkomen onacceptabel. Aan de ene kant maken bedrijven torenhoge winsten op energie. Aan de andere kant kost die energieprijs de burgers de kop. Daarom – laat ik het maar alvast verklappen – is de PVV-fractie voor deze wet. Wij zijn voor een tijdelijke extra heffing op energie voor bedrijven die daar overwinsten op boeken.
Wel hebben we nog een paar vragen aan de Staatssecretaris. Zoals net al uit het interruptiedebatje bleek, zijn er nog een aantal industrieën die veel winst maken. Vraag één: waarom beperkt de Staatssecretaris de wet tot enkel fossiele bedrijven? Waarom niet tevens zonne- en windmolenparken, die enorme overwinsten maken, onder deze wet brengen? Vraag twee: hoeveel subsidie gaat er naar die windmolen- en zonnepaneelparken? Vraag drie: hoe hoog zijn de overwinsten? Als vierde en laatste vraag: als we die overwinsten ook meenemen in en gebruiken voor de uitkering in november en december, met hoeveel kan die € 190 dan omhoog?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Mulder. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Lee, die spreekt namens de GroenLinksfractie.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Dank ook aan het kabinet voor het indienen van dit wetsvoorstel, dat noodzakelijk is, gelet op de terechte Europese besluitvorming. Er ligt namelijk een hele duidelijke verordening. Die schrijft op heel veel punten voor wat er moet gebeuren en dat lijkt mij heel terecht. De aanleiding hebben anderen al uitvoerig beschreven: de oorlog. Feit is dat er nu excessieve winsten worden gemaakt. Dat is eigenlijk inkomen dat onverdiend is, omdat het veroorzaakt is door een oorlog elders en door het wegvallen van een heel belangrijk deel van de markt die voorheen bestond.
Ik heb op drie punten wat opmerkingen. Het tarief dat het kabinet voorstelt, is het minimumtarief uit de verordening. Niets staat eraan in de weg om dat tarief hoger te stellen dan 33%. Ik zou graag van de Staatssecretaris willen weten waarom dat tarief niet op een hoger niveau is gelegd, bijvoorbeeld op het niveau van mensen die goed verdienen in de inkomstenbelasting: 49,5%. En dan gaat het nog over verdiend inkomen. We hebben het hier over onverdiend inkomen. We kunnen dat tarief hoger stellen. Dat levert 1,7 miljard op. Dan kun je bijna € 100 boven op die € 190 doen, als je daarvoor zou kiezen. Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Het gaat mij niet om het verdelen van die opbrengst. Er liggen ook nog financieringsuitdagingen voor het prijsplafond. Mijn vraag is gewoon: waarom heeft u niet zelf al gekozen voor een hogere afroming van onverdiend inkomen?
Het tweede punt dat ik wil maken ...
De voorzitter:
Voordat u naar uw tweede punt gaat, heeft de heer Mulder nog een vraag. Zet u de microfoon even uit? Dank.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik heb het amendement van GroenLinks om dat tarief op 49,5% te zetten, ook gelezen. Op zich is daar niets mis mee, maar wat ontbreekt, is waar de opbrengst heen gaat. Nu hoor ik in een bijzinnetje: het zou eventueel daarnaartoe kunnen gaan, maar daar gaat het ons niet om. Het is, denk ik, wel handig om te weten, als we straks over het amendement moeten oordelen, waar die extra 1,7 miljard dan naartoe gaat. Als het naar de huishoudens in Nederland gaat, ben ik er wel enthousiast over, maar ik wil dus graag weten waar het heen gaat.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik kan zonder meer zeggen – ik denk dat ik dan ook namens de PvdA spreek – dat het wat ons betreft naar de huishoudens gaat. Over de wijze waarop hebben we misschien nog wat verschil van inzicht. Ik ben er namelijk niet van overtuigd dat het uitvoerbaar is om het bedrag van € 190 nu snel op te hogen, maar er zijn andere manieren om de doelgroep die het nodig heeft, beter te bereiken dan via dat specifieke instrument. Maar ik ben het zeker eens met het idee dat de extra opbrengst wordt ingezet om de koopkrachtproblemen van de Nederlanders die het het zwaarst hebben, op te lossen, of in ieder geval een bijdrage te leveren aan die oplossing. Dat geld gaat niet naar windmolens, dus dan kunt u gewoon voorstemmen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ja, want het is mij niet geheel duidelijk. Dat bedrag verhogen zal misschien niet direct kunnen, maar dat zou wel positief zijn. Maar daarna hoor ik weer een doelgroep. Ik dacht dat de doelgroep gewoon was: de huishoudens, die nu die € 190 krijgen. Is dat de doelgroep of is er een andere doelgroep?
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik zal u uitleggen hoe het zit. Dat heb ik in het debat over het prijsplafond ook al gedaan. Het is een persoonlijke noot. Ik krijg die € 190 ook en ik heb dat geld absoluut niet nodig, want dat bedrag is nog hoger dan het maandbedrag dat ik aan energielasten zou moeten betalen. Ik krijg gratis energie en nog geld toe ook. Dat wilt u toch niet? U wilt dat dat geld gericht wordt ingezet voor de huishoudens die het het zwaarst hebben. Daar ligt onze prioriteit.
De voorzitter:
Meneer Mulder, in laatste instantie.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Daar ben ik het helemaal mee eens, maar kunnen we alstublieft van tevoren definiëren welke groepen dat zijn voordat we hierover stemmen? Dat is het enige wat ik vraag: waar gaat die 1,7 miljard heen? Dat mag ook later toegelicht worden, maar het is handig om te weten waar dat naartoe gaat, als we daarover oordelen.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Wat mij betreft naar die groep die geïdentificeerd is in de stresstesten van het CPB. Dat zijn die burgers die op het minimum zitten tot anderhalf keer modaal, die niet de hoge energieprijzen kunnen dragen die we de afgelopen periode hebben gezien.
De voorzitter:
U was bij uw tweede punt, meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat gaat over de investeringsaftrek. Ik heb al laten merken dat ik niet zo enthousiast ben over die discussie. Maar ik heb er wel vragen over aan de Staatssecretaris, omdat men kennelijk toch met de sector het gesprek hierover wil aangaan. Ik vraag me af hoe op het punt van doelmatigheid en doeltreffendheid zoiets te verdedigen zou zijn in theoretische zin. Wat is eigenlijk de deadweight loss van zo'n aftrek? In welke mate gaan we straks investeringen fiscaal subsidiëren die onnodig en ondoelmatig zijn? Hoe moeten we dat beoordelen in het licht van de noodzakelijke energietransitie, waarbij het afbouwen van prikkels die leiden tot meer investeringen in fossiel zelfs een speerpunt is? Hoe kan dat überhaupt met elkaar rijmen? De Staatssecretaris kan zich er ook kortheidshalve van afmaken door nu te zeggen: ik sta er helemaal niet open voor; we hebben in het verleden algemene aftrek al van 25% naar 40% verhoogd en daar blijft het gewoon bij. Dan hebben we die discussie ook snel opgelost. Dat vind ik ook prima.
Mijn derde punt...
De voorzitter:
Voor u daarnaartoe gaat, heeft meneer Idsinga een vraag.
De heer Idsinga (VVD):
Ik heb mijn zorgen over leveringszekerheid en autonomie op tafel gelegd. Deelt de heer Van der Lee die zorgen überhaupt? Ik hoor eigenlijk alleen maar vragen aan de Staatssecretaris, maar ik hoor geen analyse en ik hoor ook niet het begin van een eigen oplossing.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik heb er al jaren geleden op aangedrongen dat de overheid meer verantwoordelijkheid zou nemen voor leveringszekerheid. Toen het besluit werd genomen om de gaswinning in Groningen naar nul te brengen, heb ik gepleit voor het afsluiten van langetermijncontracten met de Noren. Dat was niet nodig, vond het kabinet, omdat de TTF voldoende volume had en ons de gelegenheid bood om het gas tegen de laatste prijs in te kopen. Wij hebben hier heel lang veel te weinig gedaan. Dat is punt één. Punt twee is dat de businesscase voor fossiel helaas ontzettend goed is geworden. Dat is niet goed vanuit het perspectief van de energietransitie, maar het is in economische zin wel een hard gegeven. Dan is het niet logisch om daarbovenop nog eens extra investeringsaftrek te geven, en die is al 40%. Het is gewoon een ondoelmatige inzet van een fiscaal instrument en van belastingmiddelen om iets waar je al heel goed geld mee kunt verdienen nog eens extra te gaan stimuleren. Ik herhaal mijn punt dat het gas dat gewonnen wordt in Groot-Brittannië, althans dat deel van de Noordzee, ook verhandeld wordt op de TTF en in die zin ook voor Nederland eventueel beschikbaar kan zijn, als we daar de prijs voor betalen die de TTF op dat moment voorschrijft. En wil je structureel wat doen, dan zul je als overheid veel meer regie moeten nemen op het hele vraagstuk van de leveringszekerheid. Dan moet je ook verder kijken dan alleen fossiel.
De voorzitter:
De heer Idsinga, een vervolgvraag.
De heer Idsinga (VVD):
Ik vind het een heel interessante historische analyse van hoe het allemaal zo gekomen is, maar we hebben nu een probleem. We hebben nu een oorlog in Oekraïne. De gaskraan in Rusland gaat steeds verder dicht. We hebben vandaag in de media gezien dat Qatar een megadeal met China heeft gesloten ten aanzien van de levering van vloeibaar gas. Is de heer Van der Lee het niet met mij eens dat we ook zullen moeten proberen autonoom te zijn, bijvoorbeeld door winning in ons stuk van de Noordzee, en niet al te afhankelijk te zijn van buitenlandse leveranciers, met name omdat de Nederlandse gaswinning op een relatief schone manier plaatsvindt? Dat moet de heer Van der Lee van GroenLinks toch ook aanspreken, lijkt mij.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik ben helemaal niet tegen de bestaande exploitatie van de velden op de Noordzee. Maar ik ben, ook indachtig het advies van het Internationaal Energieagentschap, tegen een nieuwe exploratie, dus het zoeken naar nieuwe velden om die te gaan ontwikkelen. Dat is niet mijn visie op de energietransitie. Er is ook op een andere manier energie te genereren dan uit fossiel. Bovendien is de levering van aardgas op dit moment geen probleem voor Nederland. De opslagen zitten vol. Het probleem is dat de prijs hoog is. Het is dus niet nodig om nu investeringsaftrek te geven voor investeringen die over tien, twintig jaar misschien leiden tot extra gas uit nieuwe velden op de Noordzee. Dat is gewoon geld weggooien.
De voorzitter:
In laatste instantie, meneer Idsinga.
De heer Idsinga (VVD):
De gasvoorraden zijn relatief goed gevuld voor deze winter. Ik weet niet of dat volgend jaar het geval zal zijn. Het is mij duidelijk dat de heer Van der Lee niets ziet in een investeringsaftrek. Prima, dan verschillen we misschien enigszins van oplossingsrichting. Ik heb gezegd dat het voor mij niet de heilige graal hoeft te zijn; er zijn misschien ook andere oplossingen denkbaar. Maar ik heb van de heer Van der Lee nog steeds niet één oplossing gehoord. Ik heb het gevoel dat hij mijn zorgen enigszins deelt, dus ik was toch wel benieuwd in welke oplossingsrichting hij wil denken, anders dan dat we afhankelijk gaan worden van het Verenigd Koninkrijk.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ja, en wat is daar mis mee? We zijn al afhankelijk van de Noren. Wat is daar mis mee? Ik zie dat probleem gewoon niet zo.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u uw betoog vervolgt bij uw derde en laatste punt.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat is dat ik in aansluiting op de heer De Jong graag wil weten of de Staatssecretaris bereid is een meer permanent instrument te ontwikkelen dat het mogelijk maakt om excessieve overwinsten in bijzondere omstandigheden af te romen. We hebben nu een crisis. We hebben in coronatijd gezien dat sommige bedrijven gigantische winsten maken. Er is een producent van een vaccin die via Nederland nota bene de best verdienende farmaceut ter wereld is. Ook in die situatie had je kunnen overwegen om zo'n instrument in te zetten. Mijn vraag is of de Staatssecretaris bereid is om erover na te denken of zo'n instrument mogelijk is en hoe dat eruit zou zien. En is hij bereid om ook na te denken over de vraag in hoeverre dat een Nederlands instrument zou kunnen en moeten zijn of dat het noodzakelijk is om dat in Europees verband te doen, omdat het een bepaalde ingreep is op de markt? Tegelijkertijd ga je zelf over je fiscale huishouding. In dit geval hebben we gezien dat het vastligt in een Europese verordening. Maar is dat altijd noodzakelijk of zou het ook een autonome Nederlandse overweging kunnen zijn? Ik zeg niet dat het moet worden ingevoerd, maar ik zou graag als Kamer inzicht willen hebben of zo'n instrument mogelijk is. We hebben ook gevraagd om voor 1 mei inzicht te bieden: als we in 2023 weer gericht moeten compenseren, op welke wijze doen we dat dan beter dan we het tot nog toe hebben gedaan en welk nieuw instrument hoort daar dan bij?
Dat zijn de opmerkingen die ik wilde maken. Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Lee. Dan geef ik het woord aan mevrouw Inge van Dijk, die spreekt namens het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. Ik ben blij dat we zo snel bij elkaar konden zitten om te spreken over deze solidariteitsheffing, want volgens mij was het toch wel ons aller ambitie om die dit jaar nog vast te stellen, zodat we die met terugwerkende kracht volgend jaar kunnen laten ingaan. In principe zijn wij geen voorstander van belasting heffen met terugwerkende kracht, maar er kunnen zwaarwegende belangen zijn die het verlenen van terugwerkende kracht aan belastingwetgeving kunnen rechtvaardigen. Als we bijzondere omstandigheden zouden moeten definiëren, dan vallen de enorme overwinsten die energiebedrijven hebben gemaakt als gevolg van de oorlog in Oekraïne zeker binnen die beschrijving. Enorme overwinsten aan de ene kant versus een enorme invloed op de huishoudboekjes van onze inwoners die er financieel niet meer uitkomen door de explosief gestegen gasprijzen aan de andere kant.
Laat ik nog even langer bij dit principe stilstaan. We lezen ook over andere ondernemersactiviteiten die, om het zo maar te zeggen, per ongeluk ongelofelijk profiteren van deze oorlogssituatie. Is het dan ook in bredere zin niet gewoon redelijk om dan solidair te zijn? Want oorlog vergroot verschillen en kost de samenleving altijd geld. Is de Staatssecretaris bereid – collega's spraken hier ook al over – om met de Minister van Financiën een inspanning te verrichten om dit punt in Europa breder op te agenda te krijgen, zodat er verder nagedacht kan worden over het principe van solidariteitsbijdragen over overwinsten in extreme omstandigheden?
Dan inhoudelijk over het voorstel. In de schriftelijke ronde hebben we gevraagd in hoeverre de grondslag van de solidariteitsheffing verschilt van de grondslag van de cijnsverhoging in de Mijnbouwwet. Klopt het dat het aandeel olie wel in de solidariteitsheffing betrokken wordt en niet in de cijnsverhoging? Klopt het ook dat het aandeel bedrijven dat zich bezighoudt met de raffinage van olie en vervaardiging van cokesovenproducten op nihil wordt geschat? Kortom, ik ben gewoon benieuwd naar het concrete verschil tussen beide heffingen. Ik begreep dat niet helemaal naar aanleiding van de beantwoording. Als ik naar de budgettaire ramingen kijk, dan zie ik dat de cijnsverhoging in 2023 zo'n 2 miljard oplevert, terwijl de solidariteitsheffing in 2022 2,2 miljard oplevert. Waar zit dat verschil dan in? Zijn dat prijsverschillen tussen 2022 en 2023 of ligt dat aan de grondslag? Dit is ook wat we min of meer bedoelden met onze vraag wat het zou beteken als je de solidariteitsheffing ook in 2023 en 2024 zou invoeren. Wat zou dat opleveren afgezet tegen de cijns? We begrijpen uit de beantwoording dat het moeilijk is in te schatten, maar is de raming voor de mijnbouwheffing niet op vergelijkbare inschattingen van energieprijzen gemaakt?
De Staatssecretaris geeft in de beantwoording aan dat er geen dubbele heffing kan ontstaan tussen de cijns en de solidariteitsheffing, omdat de cijns als kosten in mindering komt op de belastbare winst van de vennootschapsbelasting, die het uitgangspunt is voor de solidariteitsbijdrage. Klopt het dat er dan voor bedrijven met een boekjaar dat tot in 2023 loopt, cijns wordt geheven en aanvullend een solidariteitsbijdrage? Hoe zit het met bedrijven die bijvoorbeeld een boekjaar hebben dat net voor 2022 is begonnen, maar wel voor een groot deel in 2022 ligt? Het klopt toch dat de heffing alleen geldt voor boekjaren die in 2022 zijn begonnen?
In de beantwoording lezen we verder bij de solidariteitsheffing en cijnsverhoging in de Mijnbouwwet voor 2022–2024 dat dit een negatieve impact kan hebben op de investeringsbereidheid in projecten die de productie versnellen alsmede verdere exploitatie waarbij nieuwe gasvelden ontsloten kunnen worden en waarmee dalende gasproductie kan worden afgeremd. Ook investeringen in verduurzaming van de huidige operatie of ten behoeve van de verdere inzet van de bestaande olie- en gasinfrastructuur ten behoeve van de energietransitie kunnen hiermee worden afgeremd. Mijn vraag is: is dat een probleem? Het idee van een solidariteitsbijdrage is dat alleen geheven wordt op extra onvoorziene winsten. Daar wordt een deel van afgeroomd. Dat zijn winsten waar nog geen investeringsplannen voor zijn gemaakt, lijkt ons. Daarnaast vinden we dat zulke winsten ook nodig zijn om een deel van de gestegen kosten voor onze inwoners te compenseren. Aan de andere kant wordt gesteld dat we het risico lopen dat er meer gas uit het buitenland moet worden geïmporteerd. Ik wil graag bepalen of dat inderdaad een probleem is. Bedoelt de Staatssecretaris hier dat door de extra winsten deels af te romen potentiële investeringsruimte verloren gaat of dat bedrijven door de heffing niet meer bereid zijn te investeren? Wat heeft het voor gevolgen voor de hoeveelheid gas die we uit het buitenland moeten importeren? Is dit gas van mindere kwaliteit of minder schoon opgewekt dan wat we anders in Nederland zouden kunnen opwekken? Wat scheelt het in opbrengsten van een solidariteitsheffing voor 2022–2024 als we een investeringsprikkel in de Mijnbouwwet op de solidariteitsbijdrage inbouwen? Kortom, hoe wegen de middelen die we nodig hebben om koopkrachteffecten te compenseren op tegen de middelen die moeten worden geïnvesteerd om onze energievoorziening zeker te stellen? Oftewel, is er een probleem?
Tot slot. We kregen op onze vraag hoe er begrotingstechnisch wordt omgegaan met de middelen uit de solidariteitsbijdrage die pas in 2024 definitief kunnen worden vastgesteld, als antwoord dat het CBS naar een zienswijze is gevraagd. Die wordt pas begin 2023 bekend. We zijn hier vooral benieuwd naar omdat we volgend jaar aan de slag gaan met de dekkingsopgave van het koopkrachtpakket. Kunnen deze middelen daar naar verwachting in worden meegenomen?
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dat brengt ons bij de heer Nijboer, die spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met te zeggen dat ik het een goede zaak vind dat het kabinet komt met dit wetsvoorstel om een extra overwinstmaatregel te nemen en een solidariteitsheffing in te voeren, bovenop de cijns die al voor volgend jaar en het jaar daarop wordt ingevoerd. Ik vraag het kabinet wel wat nou eigenlijk hun voorkeur heeft. Het lijkt tussen de regels door alsof de cijns de voorkeur heeft van de regering, maar ik vond dat nog niet zo duidelijk af te leiden. Ik wil daar graag een inhoudelijk fiscaal antwoord op. Wat prefereert de regering?
Voorzitter. Ik heb met collega Van der Lee een amendement ingediend. Ik zag in de Najaarsnota – ik heb die nog niet helemaal kunnen lezen, maar wel in hoofdlijnen – dat het kabinet naarstig op zoek is naar miljarden om de pakketten te dekken. We hebben hier direct al een kleine 2 miljard liggen. Die zijn voor de steunpakketten voor de mensen, zeg ik tegen de heer Mulder van de PVV. Dat kan gewoon door het tarief naar 49,5% te brengen. Dat is ook wat je op arbeid betaalt in Nederland. Dit gaat om overwinsten boven de 20% extra winst. Wij vinden het echt meer dan redelijk om dat te doen. Ik zou zeggen: neem deze uitgestoken hand van de oppositie aan. Het is niet de eerste keer dat ik een dekkingsvoorstel doe. De accijnsverlaging bij amendement hebben wij bijvoorbeeld ook niet gesteund. Dan hadden we alweer 3 miljard gehad en waren we al een eindje op weg geweest.
Voorzitter. Ik vind dat er heel weinig aandacht is voor het kunnen beïnvloeden van winsten over de jaren heen: niet in de memorie van toelichting en eigenlijk ook niet in de nota naar aanleiding van het verslag. Er is ook niet zo heel veel naar gevraagd. Maar ja, dat vind ik de Kamer niet te verwijten, want het moest allemaal vrij snel. Mij staat altijd zo bij dat winsten best wel beïnvloedbaar zijn, ook achteraf, en dat je daarmee best mogelijkheden hebt tot arbitrage, zoals ze dat in de techniek noemen. Ik noem het in dit geval ontwijking. Hoe kijkt de Staatssecretaris daar nou naar? Het is toch superaantrekkelijk om alle kosten die je maar bij elkaar kunt verzinnen voor de komende tien jaar op dit jaar te boeken en daarmee die extra heffing voor dit jaar te ontlopen? Kan er niet ook nog in voorgaande jaren worden geschoven in winsten, zodat die winsten in voorgaande jaren hoger lijken en zij minder snel voor deze heffing in aanmerking komen? Al dat soort dingen kan ik als niet-fiscalist zomaar bedenken. Dus als je een partijtje fiscalisten, gespecialiseerd in de energiesector, daarop zet, verwacht je dat ze dat wel gaan doen. Hoe kijkt het kabinet daartegen aan? Zijn die gaten voldoende gedicht?
Voorzitter. Ik weet dat het Norg Akkoord handenvol geld kost, maar meer dan de helft van de opbrengst van deze heffing komt van Norg. Dat roept wel een vraag op. Ik weet wel dat het kabinet met één mond spreekt, maar ik zal deze vraag ook aan Staatssecretaris Vijlbrief stellen. Is dat nou nog wel een deal die onder deze omstandigheden stand moet houden, als je daar al 1,7 miljard aan overwinstbelasting mee ophaalt? Ik geloof dat het om 10, 11 of 12 miljard gaat, in die orde van grootte. Is dat geen aanleiding om die deal te heronderhandelen of te herbezien? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de overwinst, de grootste overwinst in de hele energiesector, wordt gemaakt door een akkoord dat de overheid sloot over gasopslag in Norg?
Voorzitter. Ik ben er voorstander van om deze regeling permanent te maken – doe het zolang er overwinsten zijn – en ook breder te maken. Mevrouw Van Dijk van het CDA zei er zojuist ook wat over. En ik ben mordicus tegen een investeringsaftrek. We belasten overwinsten en van de weeromstuit – schathemeltjerijk, nog nooit zulke hoge winsten gemaakt – denken mensen, rechtse partijen: nee, ho, ho, we willen ook weer extra geld toestoppen, want straks lopen de investeringen weg. Ik ben daar helemaal niet bang voor. Ik zie daar ook geen enkele reden voor, dus ik was niet zo blij met het antwoord in de nota naar aanleiding van het verslag dat de Staatssecretaris daar toch mee aan de gang wil. Er is volgens mij wel bredere steun dan alleen van de PvdA en GroenLinks om daar absoluut niet aan te beginnen. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris die ambtelijke capaciteit inzet voor andere dingen die bij de Belastingdienst en fiscaliteit aandacht behoeven en dat hij hier niet mee aan de gang gaat. Ik vraag de Staatssecretaris daarop te reageren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Meneer Grinwis is aan de beurt en hij spreekt namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. De Europese energiemarkt is een zogenaamd pay-as-clear market. Dat wil zeggen: de marktprijs van energie wordt bepaald op de marge. De prijs van energie waarmee de markten ruimen en vraag en aanbod dus gelijk aan elkaar zijn, dat is de marktprijs. Normaal functioneert dat systeem prima, maar bij de huidige buitengewone omstandigheden met grote aanbodschokken is de laatste hoeveelheid energie vaak buitensporig duur. Daaruit volgt dat ook de marktprijs enorm hoog ligt en dat heeft weer twee directe gevolgen. Eén: de consument moet heel veel geld betalen voor zijn energie. En twee: Europese energieproducenten krijgen door die hoge marktprijs heel veel geld, terwijl hun kosten niet evenredig meestijgen. Wat de ChristenUnie betreft is het niet meer dan terecht dat door middel van deze solidariteitsbijdrage een deel van die overwinsten terugvloeit naar de overheid en daarmee via de steunpakketten en het prijsplafond terug naar de burger en het mkb, die de hoge prijzen betalen. Dank dus aan de Staatssecretaris voor dit wetsvoorstel en aan de EU voor de daaronder liggende verordening.
Voorzitter. De voorliggende solidariteitsheffing ziet op het verleden. Ondertussen probeer ik vast wat vooruit te kijken. Het inzicht dat de energiecrisis nog jaren gaat duren, zal voor niemand een verrassing zijn. Doordat China al voor de Russische inval deels overstapte van kolen op gas, steeg de mondiale gasvraag en dus ook de wereldmarktprijs van gas. Boven op deze opwaartse vraagschok kwam de neerwaartse aanbodschok als gevolg van de invasie en de sancties, met de bekende effecten op de Europese gasmarkt. Dit zijn ontwikkelingen die niet meer te keren zijn. Dat betekent dat de gasprijs onder andere hierdoor naar verwachting vooralsnog hoog zal blijven, en daarmee ook de overwinsten van energieproducenten. Je zou denken dat dat goed nieuws is voor de energietransitie, want die wordt hierdoor financieel gezien ook interessanter, maar dat is te makkelijk. Onze energiemix bestaat nog steeds voor veruit het grootste deel uit fossiele energie, de transitie kost tijd en de capaciteitsopbouw van hernieuwbaar ook. Tot die tijd zitten we vast aan fossiele bronnen. Denkt de Staatssecretaris in het licht hiervan dat het verstandig is om de solidariteitsbijdrage met een jaar te verlengen? Immers, de verordening geeft die ruimte. Onze fossiele vraag blijft nog even en de overwinsten dus ook. Is het dan niet fair om de samenleving te laten delen in de logische windfall profits? Ja, ik ken het antwoord uit de nota naar aanleiding van het verslag dat we in ’23 en ’24 de mijnbouwheffing hebben, maar waarom zouden we die mijnbouwheffing niet een jaar opschuiven en ook in 2023 gebruikmaken van de kansen die de verordening biedt? Of misschien is een dubbeling mogelijk, maar daar hoor ik de Staatssecretaris dan over. In de nota naar aanleiding van het verslag beargumenteert hij dat en-en eigenlijk niet kan.
Hoe beziet de Staatssecretaris bij verlenging een combi van de overwinstbelasting en een extra energie-investeringsaftrek? Is dat logisch vanuit leveringszekerheid, of is dat boven op de al beschikbare 40% investeringsaftrek voor de offshore gaswinning onzin? Ik verwijs naar hoe de heer Van der Lee daarover sprak. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris dat beziet in het geval we door zouden gaan met de solidariteitsheffing.
Voorzitter. Wat vindt de Staatssecretaris eigenlijk van de verordening? Smaakt deze naar meer of toch niet? De komende jaren heeft Nederland, en dat geldt voor heel Europa, nog een energiemix die gedomineerd wordt door fossiele bronnen. Ik zei het al, de capaciteitsopbouw van een hernieuwbaar systeem duurt nog even, zeker een systeem met een combi van hernieuwbaar en kern. Vooral de kans om op hoge prijzen en overwinsten te komen is tien jaar nog aanzienlijk en in zekere zin profiteren fossiele producenten en hun aandeelhouders de komende jaren dus van het klimaatbeleid, zou je kunnen betogen. Is de Staatssecretaris bereid om zich in de EU in te zetten voor een meer structurele mogelijkheid om overwinsten in de olie-, gas- en kolensector te belasten, de facto een klimaatoverwinstbelasting?
Over het voorstel zoals het er nu ligt heb ik ter afsluiting nog een paar vragen. In de nota naar aanleiding van het verslag geeft het kabinet aan dat het eenieder vrijstaat om in bezwaar en beroep te gaan bij de Belastingdienst. Nu ben ik, en dat zal voor de Staatssecretaris niet minder gelden, sinds het echec met box 3 toch wel alert op zaken tegen de Belastingdienst. Heeft de Staatssecretaris indicaties dat veel bedrijven van plan zijn om deze heffing aan te vechten bij de rechter? Hoe schat hij in dat geval zijn juridische positie in? Men kan immers aanvoeren dat deze heffing inbreuk maakt op het eigendomsrecht, en dat met terugwerkende kracht. Of staat de solidariteitsbijdrage hier juist als een huis, omdat die gebaseerd is op de verordening en het juridisch dus eigenlijk niet mis kan gaan?
Voor bedrijven – dat is mijn laatste punt, voorzitter – die energie opwekken met zonnepanelen of windparken, is mogelijk ook sprake van windfall profits. Dat weten we eigenlijk wel met zekerheid. Immers, de marktprijzen zijn door externe factoren vele malen harder gestegen dan de kosten. Deze sector valt niet onder de solidariteitsbijdrage. Uiteraard werkt het kabinet de inframarginale heffing verder uit, maar waarom is er eigenlijk niet voor gekozen om met terugwerkende kracht ook een solidariteitsbijdrage te implementeren voor deze sector? Het argument om dit te doen is immers niet wezenlijk anders dan bij fossiele bedrijven voor wat betreft overwinsten.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dat dacht u, maar u heeft een paar interrupties, eerst van meneer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
De bijdrage van de ChristenUnie klonk mij eigenlijk als muziek in de oren. Ik heb één vraag, en wel over die investeringsaftrek waar de Staatssecretaris nog mee aan de gang wil. Aan welke kant staat de ChristenUnie: aan de kant van de VVD, die zegt dat dit moet gebeuren, of meer aan de kant van GroenLinks en de PvdA, die zeggen dat ze genoeg winst maken en ruimte genoeg hebben om te investeren, dus dat dat ding in de kast kan worden gelaten?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben een lekenpoliticus en vind het moeilijk om hier een goed onderbouwd en deskundig antwoord op te geven. Alvorens ik een kant kies, die van GroenLinks en de PvdA of die van de VVD, wil ik meer argumentatie hebben. Ik heb dus benieuwd of de Staatssecretaris met zijn wijsheid wat licht in mijn duisternis kan brengen. Ik heb wel heel goed op het netvlies dat we een issue hebben met leveringszekerheid de komende paar jaar. Maar als die extra investeringsaftrek boven op de 40% die de offshore gaswinning al heeft, de komende jaren eigenlijk helemaal niks bijdraagt aan extra productie en niks doet voor onze leveringszekerheid, dan snap ik heel goed de interruptie van de heer Nijboer en het betoog van de heer Van der Lee. Maar ik wil eerst horen of het wel zo is.
De heer Nijboer (PvdA):
Volgens mij doet de heer Grinwis zichzelf te kort, want hij is een heel behendig politicus, in plaats van een lekenpoliticus. Hij weet heel precies hoe de fiscale wetgeving werkt en ook dat als je bijvoorbeeld nieuwe velden wil exploreren, dan echt niet volgend jaar al de boor in de Noordzee zit en dat die aftrek echt voor meerdere jaren is. Ik begrijp hieruit dat hij nog niet een standpunt heeft ingenomen, wellicht omdat hij eerst de antwoorden wil afwachten. Maar ik hoop toch wel dat de ChristenUnie deze stimulans voor de fossiele industrie niet zal steunen, want we zullen daarover wel een motie in stemming brengen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Laat ik het dan zo formuleren dat ik meer sympathie voel voor de solidariteitsbijdrage dan voor een extra energie-investeringsaftrek, maar wel onder de conditie dat ik wil horen dat de Staatssecretaris mijn zorgen wegneemt.
De voorzitter:
Meneer Mulder richt zijn laatste interruptie aan u.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Best leuke ontwikkelingen vanavond, want via het amendement van GroenLinks en de PvdA kunnen we voor de burgers van 3,2 naar 4,9 gaan. Ik hoor bij de VVD, bij mijn eigen partij en bij de ChristenUnie – ook het CDA heeft het over breder trekken – eerste aanstalten om het zo breed te trekken dat we ook de exploitanten van windmolenparken en zonnepanelen eronder scharen. Ik ben benieuwd, en dat sluit aan bij de vraag die ik gesteld heb, nu dus ook aan de ChristenUnie, of we dat volledige bedrag extra – dan komen we op 6 tot 7 miljard – kunnen besteden aan doelgroepen van burgers die het echt heel moeilijk hebben.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor de vraag. Ten eerste vindt de ChristenUniefractie dat mensen die het moeilijk hebben en die door hun hoeven dreigen te zakken vanwege de extreme energierekening, en sowieso de gestegen prijzen, geholpen moeten worden. Dat is de afgelopen tijd met stoom en kokend water voorbereid, met een toeslag via de gemeente, met eerst een generiek bedrag van € 190 en straks een prijsplafond, met een hoger kindgebonden budget et cetera, et cetera. Er wordt van alles uit de kast gehaald om die mensen te bereiken en nog steeds bereiken we niet iedereen. Dus ja, ik deel die zorg en deel die ambitie met de heer Mulder.
Dan het tweede punt, de opbrengst van deze heffing. Kijk, dit is een heffing met terugwerkende kracht over 2022. Dus hoe dan ook, dit loopt het saldo in en of het nou 3, 4 of 5 miljard is, voor het pakket voor consumenten en mkb'ers zal het volgend jaar niet zo veel betekenis hebben, is mijn indruk. Inkomsten en uitgaven zijn ook nog eens gescheiden in financiële zin. Het is een opbrengst in 2022 en waar we nu over besluiten, is over extra inzet in 2023. Dus ik zie nog niet direct de link, zo van: als we nu meer ophalen, kunnen we meer doen. Dan hebben we in eerste instantie een rooskleurig EMU-saldo in 2022. Maar dat laat onverlet dat ik vind dat we mensen in nood moeten helpen. Tegelijkertijd ook een winstwaarschuwing: als we echt een recessie ingaan, dan zullen we het de komende jaren met meer maatwerk moeten doen en niet met zulke schotten hagel als we nu doen.
De voorzitter:
Meneer Dassen, het woord is aan u namens de Volt-fractie.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Allereerst dank aan de Staatssecretaris voor de wet en aan de Europese Unie, denk ik, voor de verordening waardoor deze wet mogelijk werd gemaakt. We zijn het er namelijk allemaal over eens dat in deze tijd waarin de overheid met een ongekend koopkrachtpakket moet komen, de onevenredig grote winsten van bedrijven extra belast moeten worden. Ik vond het toch wel treurig om dan dit weekend te lezen dat de energiemaatschappijen, waarmee we ook een discussie hebben over overwinsten, zich op dit moment hard aan het verzetten zijn tegen de plannen van het kabinet en van de Kamer om eventuele winsten die zij vanwege het prijsplafond maken, terug te kunnen vorderen, en wel door een winsttoets af te wijzen. Gelet op de voorstellen met betrekking tot mogelijke investeringsaftrek merken wij dat er nog goed naar de fossiele industrie wordt geluisterd.
Voorzitter. Op 6 oktober 2022 is een verordening aangenomen betreffende een noodinterventie in verband met de energieprijzen. Deze verordening stelt dat de effecten van de energiecrisis voor huishoudens verlicht moeten worden, in het bijzonder voor de kwetsbare huishoudens. We hebben eerder al een debat gevoerd over dat hele gerichte compensatie niet gelukt is. Ik ben blij dat er eerder een motie van de heer Van der Lee is aangenomen om ervoor te zorgen dat er richting volgend jaar andere opties op tafel komen. Maar de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage is een Nederlandse uitvoering van de verordening van de EU en dit is dus niet onze aangenomen motie waarin wij het kabinet opriepen tot het creëren van een permanente wettelijke grondslag voor het heffen van de meevallersheffing. In de antwoorden van de Staatssecretaris lees ik dat het permanent maken van een vorm van solidariteitsheffing niet mogelijk is vanwege artikel 104 van de Grondwet. Ik vroeg mij af hoe wij als parlement hier dan wel richting aan kunnen geven. Zijn er andere mogelijkheden om een soortgelijk instrument toe te passen? Of zijn we dan afhankelijk van Europese Uniewetgeving? Moet dat Europees geregeld worden? Of sluit de Staatssecretaris gewoon uit dat er mogelijkheden zijn? De kans is natuurlijk heel groot, zoals de Raad van State ook zegt, dat dit in de toekomst vaker gaat gebeuren en dat er bepaalde crises zullen zijn waarin bepaalde sectoren met flinke overwinsten te maken kunnen krijgen, of dat we dit nog langer gaan meemaken in deze energiecrisis. We hebben dat eerder tijdens de coronacrisis ook gezien bij de farmaceuten en bij de supermarkten. Ook toen heeft de Kamer hierom gevraagd. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris daar een uitgebreide reactie op wil geven.
Voorzitter. De verordening maakt het mogelijk om in 2022 en 2023 de overwinsten in de fossiele sector te belasten. Het kabinet kiest ervoor om de verordening alleen in 2022 toe te passen en in de daaropvolgende jaren de mijnbouwheffing te verhogen. Ik sluit me aan bij de vragen die mijn collega's daarover hebben gesteld. Kan de Staatssecretaris uitleggen waarom voor deze constructie is gekozen en waar het verschil zit in de 3,2 en 2,8 miljard? En mochten we de solidariteitsheffing ook in 2023 inzetten, wat de verordening ook mogelijk maakt, levert dat dan ook extra op voor de staatskas? Ik sluit me verder aan bij de vragen die door mevrouw Van Dijk zijn gesteld.
Voorzitter. De verordening heeft het niet over het toepassen van een investeringsaftrek, vrijstelling of korting voor de getroffen bedrijven. Daags na de teleurstellende COP27, waar weer duidelijk werd dat er geen ruimte is voor investeringen in nieuwe olie- en gasvelden, praten wij hier wel weer over een mogelijke extra korting voor fossiele bedrijven, bedrijven en partijen die nu een investeringsaftrek hebben. Het lijkt alsof die investeringsaftrek verhoogd moet worden om nieuwe boringen te doen in de Noordzee. Maar die boringen worden op dit moment toch ook al gedaan door onder andere ONE-Dyas, vraag ik me af. Kan de Staatssecretaris aangeven of hij verwacht dat bepaalde gasboringen niet meer gedaan zullen worden op het moment dat die investeringsaftrek blijft zoals die nu is? Waarom moet er nog steeds publiek geld naar een fossiele sector, wat enorme maatschappelijke kosten heeft, terwijl de winsten privaat zullen zijn? De gedachte achter een investeringsaftrek is dat er uiteindelijk investeringen worden gedaan. Maar op het moment dat er flinke winsten worden gemaakt vanuit die investeringen, is het dan nog wel redelijk dat die investeringsaftrek bij die bedrijven blijft? Of is het dan redelijk om die investeringsaftrek weer terug te vorderen?
Voorzitter. Als laatste: ons denkpatroon moet echt anders. In plaats van nu te praten over een mogelijke investeringsaftrek voor fossiele brandstof, moeten we massaal inzetten op een transitieoffensief. We moeten inzetten op investeringen in hernieuwbare energie, maar vooral ook op energiebesparing. Nog te vaak worden we overvallen met artikelen waaruit blijkt dat er meer kan, meer besparing en meer verduurzaming. We zetten ons daar nog lang niet maximaal voor in. Kan de Staatssecretaris in dat licht een reflectie geven op het eventueel uitbreiden van de investeringsaftrek, terwijl we aan de andere kant nog veel meer mogelijkheden hebben?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dassen. Dat brengt ons bij het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk even naar de Staatssecretaris: hoelang heeft hij nodig om zijn termijn voor te bereiden? Maximaal tien minuten. Dat betekent dat wij om 19.15 uur weer verdergaan. Tot zo.
De vergadering wordt van 19.06 uur tot 19.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug bij dit wetgevingsoverleg van de vaste Kamercommissie voor Financiën over de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage. We zijn toegekomen aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Dat betekent dat ik het woord geeft aan Staatssecretaris Van Rij. Ook hierbij geldt maximaal zes korte, puntige interrupties voor de Kamerleden.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Als gevolg van de Russische oorlog in Oekraïne zijn de gasprijzen exponentieel gestegen, zoals we weten. De gasprijs schommelde historisch tussen de € 0,13 en € 0,21 per kubieke meter. Die heeft in september van dit jaar zelfs pieken behaald van boven de € 3 per kuub. Dit heeft, zoals meerdere sprekers hebben aangegeven, geleid tot aanzienlijke overwinsten bij de gasproductie. Anderzijds heeft het ook geleid tot een forse koopkrachtdaling van Nederlandse huishoudens. Daarbij worden met name de laagste inkomens het hardst geraakt. Het kabinet heeft bij de augustusbesluitvorming gekeken wat de mogelijkheden waren voor extra dekking. Toen is besloten om van een bestaand instrument, de mijnbouwheffing, een aanvullende mijnbouwheffing voor 2023 en 2024 te maken. Lees: een verhoging van de cijns, uitsluitend op gas. Die overwinsten worden namelijk met name in de gassector gemaakt.
We hebben dat niet gedaan voor 2023 omdat de Mijnbouwwet – volgens mij gaat het om artikel 55, zeg ik uit mijn hoofd – bepaalde garanties, zekerheden, geeft voor de bedrijven die niet alleen olie en gas exploreren, maar ook winnen. Ik bedoel dat je niet staande het jaar zo'n mijnbouwheffing kunt verhogen. Als je dat wel doet, loop je een verhoogd risico, omdat in die wet zekerheden gegeven zijn.
Dat bij elkaar levert, zoals budgettair geraamd, voor 2023 en 2024 2,8 miljard op. Vervolgens heeft de Europese Commissie op 14 september jongstleden een conceptverordening uitgebracht. Dat heeft geleid tot een aanname van die verordening op de Energieraad van 29 september. Dat heeft inderdaad geleid tot de verordening die in het Publicatieblad van de EU is verschenen op 6 oktober. Daarmee worden twee nieuwe heffingen mogelijk gemaakt: de heffing waar we vandaag over praten, de solidariteitsheffing, en die waar meerdere sprekers naar gevraagd hebben, namelijk de inframarginale cap. Wat dat laatste betreft kan ik zeggen dat het kabinet daar de laatste hand aan legt. We zijn er nog niet helemaal uit. De inframarginale cap treft andere belastingplichtigen dan degenen die belastingplichtig zijn op basis van deze solidariteitsheffing. Dat zijn bedrijven, zoals ook in artikel 2.1 van het wetsontwerp staat, met economische activiteiten op het gebied van winning van koolwaterstoffen, mijnbouw, raffinage van aardolie of de vervaardiging van cokesovenproducten als bedoeld in de verordening. Die andere ziet inderdaad met name toe op zonne- en kernenergie en windmolens. Daar komen wij dus nog op terug. We zullen ook van die mogelijkheid gebruikmaken.
Ik wil nogmaals benadrukken dat een verordening een verordening is. Dat betekent dat je die verordening moet uitvoeren. Nederland is gewoon heel snel geweest met dit wetsvoorstel. Wij zullen, net zo goed als andere EU-lidstaten, aan de Europese Commissie moeten rapporteren wat we met deze mogelijkheid gedaan hebben. Omdat we over 2023 en 2024 een aanvullende mijnbouwheffing in het Belastingplan hebben opgenomen – dat is, beter gezegd, een aanvulling op de Mijnbouwwet – hebben wij gemeend om deze solidariteitsheffing voor 2022 te doen. De aanvullende mijnbouwheffing gaat om een verhoging van de cijns op de omzet. Dit gaat over winst, zoals gedefinieerd in de verordening. Het gaat om de gemiddelde winst. Als je het voor 2022 wilt doen, wat wij willen doen, kijk je naar de gemiddelde winst over de jaren 2018, 2019, 2020 en 2021. Die vier winsten middel je. Daar tel je 20% bij op. Dat vergelijk je met de winst die in dit jaar wordt gemaakt, en dan is het daar 33% over.
Wij denken dat die 33% proportioneel is, want het is over de overwinst. Ik teken aan dat er naast deze belastingheffing op overwinst regulier betaald wordt. Denk aan het winstaandeel Energie Beheer Nederland, een normaal vennootschapsbelastingtarief en de mijnbouwheffing, die niet alleen uit een cijns bestaat in maar ook uit een oppervlakterecht. Alles gecumuleerd betekent dat 83% over 2022. Dat is heel hoog en uitzonderlijk. Dat is alleen te rechtvaardigen, ook met terugwerkende kracht, vanwege de uitzonderlijke omstandigheden die zich dit jaar hebben voorgedaan. Ik doel op de gasprijs, met name als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Denk aan alle gevolgen daarvan voor de gasprijs op de energiemarkt en aan de bekende afhankelijkheid van Russisch gas van met name West-Europa. Dat met betrekking tot de vragen daarover, onder meer van mevrouw Van Dijk en de hee Idsinga. Zij vroegen: waar heeft die solidariteitsbijdrage betrekking op en waar heeft de aanvullende mijnbouwheffing betrekking op als het gaat om de groep belastingplichtigen?
De geraamde opbrengst is 3,2 miljard. Dat is over dit jaar. Nogmaals, dat is met name afkomstig van de gasproducenten, omdat daar het meest evident sprake is van overwinst. Er wordt inderdaad geen opbrengst verwacht als het gaat om raffinage en de cokesovenproducten. Je moet namelijk wel eerst overwinst hebben. Die 3,2 miljard is overigens bijna exact het bedrag dat we in november en december dit jaar uitgeven aan de door de heer Van der Lee aangehaalde € 190. Nee, de heer Mulder zei dat. Als het gaat om het EMU-tekort valt de 3,2 miljard begrotingstechnisch in dit jaar. Als het gaat om de staatsschuldquote – dat was volgens mij een vraag van mevrouw Van Dijk – zal het later verrekend worden, in 2024. Dat is ook wat in de Najaarsnota staat, die vandaag is uitgekomen. Met het CBS kijken we nog wat de uiteindelijke verwerking is. Maar we hebben het in ieder geval als zodanig opgenomen.
Dan het investeringsklimaat. Verschillende sprekers, onder wie de heren Idsinga, Grinwis en Van der Lee, en mevrouw Van Dijk, vroegen: «Wat is het effect op de leveringszekerheid, de investeringsbereidheid en de energietransitie? Overweegt het kabinet een investeringsaftrek?» Het is allereerst van belang de prijsontwikkeling wat nader te duiden. Investeringen in gas worden natuurlijk gedaan voor de lange termijn. Dat geldt altijd voor investeringen. De afgelopen vijftien jaar schommelde het tussen de € 0,13 en € 0,21, zoals ik al heb gezegd. Uiteindelijk hebben we dit jaar tien tot twintig keer zulke hoge gasprijzen gehad als in het verleden. Dat zal de komende tijd natuurlijk nog behoorlijk volatiel blijven.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft meneer Van der Lee een vraag voor u.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Die gaat over het vorige onderwerp, de cumulatie naar de 83%. Ik was benieuwd naar het volgende. U zult straks misschien nog wel een oordeel geven over het amendement hierover, maar wat is het effect op de berekening als je het zou verhogen van 33% naar 49,5%? U zegt: het is heel uitzonderlijk. Maar we hebben als Staat jarenlang 90% van de opbrengst van een heel groot gasveld toegeëigend. Zo uitzonderlijk is het dus ook weer niet.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat hebben wij inderdaad doorgerekend. Het gaat om het amendement van GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Waar zou het toe leiden als je de 33% verhoogt naar 49,5%? Dan wordt de 83% op de overwinst 90%. U wordt meteen bediend als het gaat om het antwoord. Ik kom er straks op terug hoe wij erover denken als kabinet.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Het heeft bij de bedrijven, zoals eerder terecht is gezegd, geleid tot ongekende winstcijfers van zelfs tientallen miljarden in een kwartaal. Sommige bedrijven hebben publiekelijk aangekondigd aandelen in te gaan kopen en dividenden te gaan verhogen. Dat betekent dat de aandeelhouders ervan profiteren. Om die reden vinden wij het zeer gerechtvaardigd, vanwege de uitzonderlijke omstandigheden maar ondanks de terugwerkende kracht, dat wij met deze heffing komen. Wat ons betreft komt de belastingheffing eerst en eventueel terugbetalen aan aandeelhouders daarna. Wij vinden dat bepaald niet onredelijk, ook niet bij de aanvullende cijns voor 2023 en 2024. Die is namelijk van toepassing bij een gemiddelde omzet van € 0,50 per kuub. We hebben dus een zekere marge ingebouwd. Het gaat dus echt om de overwinsten.
Investeringsbeslissingen worden genomen voor de lange termijn, zoals ik al eerder zei. Daarnaast resteert er, rekening houdend met deze heffingen, nog steeds een winstmarge. Het kabinet kijkt naar de door de sector geuite zorgen. Overigens is er met de sector overleg geweest over deze heffing. De sector is het er niet mee eens dat het in deze vorm gaat, met deze hoogte gaat. Wij hebben daar een andere afweging in gemaakt, die ik zojuist heb toegelicht. Wat betreft de rolverdeling in die gesprekken: het is het Ministerie van EZK, in het bijzonder de Staatssecretaris Mijnbouw en uiteraard ook de Minister van EZK, die in de eerste plaats verantwoordelijk is. Ik ga niet zeggen dat het Ministerie van Financiën en de Staatssecretaris van Financiën daar een bijrol in vervullen, maar het is wel in die volgorde.
Wij kijken dus naar de voors en de tegens van een investeringsaftrek. Die argumenten moeten wij goed wegen. Maar wij zijn ons er zeer wel van bewust van aan de ene kant de gevolgen van de leveringszekerheid voor wat betreft het Nederlandse deel. Aan de andere kant moeten wij het volgende in de beschouwingen meenemen, want dat wordt af en toe toch selectief gebracht. Er wordt onder meer naar het Verenigd Koninkrijk verwezen, alsof daar de olie- en gasbedrijven fiscaal beter behandeld worden. Wij kennen alleen al een politieke reden waarom je in het Verenigd Koninkrijk iedere week goed moet opletten. Vorige week heeft de Minister van Financiën daar, Hunt, in de House of Commons voorstellen gedaan voor een dekking. Die zijn wij ook aan het bestuderen. Dat leidt aan de ene kant tot een hogere vennootschapsbelasting, wat premier Sunak al bepleit had toen hij aan het strijden was voor het politiek leiderschap van zijn partij. Toen kreeg hij geen gelijk. Wij weten wat daarna gebeurd is: hij werd verslagen door mevrouw Truss, die premier werd. Zij wilde de belasting verlagen en zij is inmiddels weg. Met zijn Minister van Financiën verhoogt premier Sunak nu de vennootschapsbelasting in het Verenigd Koninkrijk naar 25%. Dat is ongeveer wat wij hebben. Maar hij komt ook met een verhoging, met name voor de olie- en gasproducerende bedrijven, naar 35%. Daarvan moeten we de details nog bestuderen. Zij hebben al een mijnbouwheffing. Zij lagen aanvankelijk lager dan wat wij deden. Maar het kan best weleens zo zijn dat als wij de sommetjes maken, wij met die 83% helemaal niet zulke gekke dingen doen, als ik het zo mag uitdrukken. We willen dat best nog eens op een rijtje zetten.
De heer Van der Lee heeft natuurlijk gelijk dat er al een investeringsaftrek is in de Mijnbouwwet. Die is met terugwerkende kracht verhoogd van 25% naar 40%. Wij zullen het op een rijtje zetten. Wij zijn als kabinet nog niet zover dat er sowieso een verhoging van die investeringsaftrek moet komen. Dat heb ik ook niet horen vragen door de heer Idsinga en mevrouw Van Dijk, die daar met name een pleidooi voor hielden. Het gaat natuurlijk om nut en noodzaak. Het gaat om de plussen en de minnen. En het gaat wat ons betreft ook heel nadrukkelijk om de vergelijking met de concurrerende landen.
De voorzitter:
Meneer Nijboer heeft daar een vraag over.
De heer Nijboer (PvdA):
Zolang de Staatssecretaris het op een rijtje zet om tot de conclusie te komen dat hij het niet gaat doen, ben ik daarvoor te porren. Ik wil toch reageren op twee elementen. Het eerste element betreft de concurrerende landen. Ik vind het eigenlijk heel ongewenst in het fiscale stelsel dat landen met elkaar gaan concurreren op investeringen in gas, zeker in deze Oekraïnecrisis. Het tweede element is de hogere gasprijs. Zeker als je naar langetermijncontracten kijkt, zit die niet op het niveau van nu, maar wel op een heel ander niveau dan een of twee jaar geleden. Dat zou er toch toe moeten leiden dat, hoe je het ook wendt of keert, het veel en veel rendabeler is voor oliebedrijven om te investeren in gas dan in het verleden en dat daar geen investeringsaftrekje tegenover kan staan tegen een prijs die twee keer zo hoog is. De kosten zullen niet zoveel hoger zijn geworden. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan? Weegt hij die argumenten ook?
Staatssecretaris Van Rij:
We zullen alle argumenten wegen, inclusief deze. Nadat we dat in het kabinet hebben gedaan, komen we daarop terug. Zoals gezegd ligt de eerste verantwoordelijkheid bij de bewindslieden van EZK en voor Klimaat en Energie, maar daarom wordt alles meegenomen. Dat is het antwoord dat ik nu kan geven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van meneer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat is goed. Dat zien we dan tegemoet.
Dan mijn tweede vraag. Mij staat bij dat de regering enorme steunpakketten heeft afgekondigd, maar dat nog lang niet alles gedekt is. Ligt de prioriteit ook wat deze Staatssecretaris betreft niet veel meer bij het ondersteunen van de koopkracht van huishoudens, waar nog dekkingsvoorstellen voor worden gedaan richting de Voorjaarsnota en bij het weer een beetje met elkaar in balans brengen van die dingen dan bij het bedenken van nieuwe regelingen voor het bedrijfsleven die ook nog eens geld kosten en waar dan ook nog aanvullende dekking voor gezocht moet worden?
Staatssecretaris Van Rij:
Op het gevaar af... Dat moeten we niet doen, maar daar nodigt de heer Nijboer mij ook niet toe uit. We hebben net de Najaarsnota uitgebracht en de meest actuele cijfers gegeven. Het CBS had vorige week al bekendgemaakt dat de economie in het derde kwartaal met 0,2% gekrompen was. Het is dus bepaald niet denkbeeldig dat die ontwikkeling zich in het vierde kwartaal gaat voortzetten. We zien de gevolgen daarvan ook op de overheidsfinanciën natuurlijk niet meteen, maar wel al vrij snel. De verhoging van de rente zal ook tot een extra vraagstuk leiden bij de Voorjaarsnota. De Minister van Financiën heeft daar vandaag ook iets over gezegd. Het is juist dat dit kabinet in de eerste plaats een dekkingsvraagstuk heeft, ook als gevolg van het huishoudplafond en alles wat we gedaan hebben. Daarnaast zal dit kabinet bij de Voorjaarsnota aan de hand van het CEP van het Centraal Planbureau, dat begin maart uitkomt, moeten kijken wat dan de laatste macro-economische inzichten en voorspellingen zijn om vervolgens te kijken wat we in 2024 moeten doen. De Kamer is duidelijk geweest en u bent dat vandaag ook weer. U heeft daar zo'n beetje allemaal aan gerefereerd. De inzet zal toch echt gericht zijn op maatregelen voor die inkomens die het hardst worden getroffen in deze periode van inflatie. We zullen natuurlijk ook de lessons learned evalueren van de pakketten die we overigens in gemeen overleg met het parlement hebben uitgevoerd, maar waarbij we af en toe wat aan de ruime kant zijn geweest, om het maar zo uit te drukken.
De voorzitter:
Meneer Van der Lee heeft ook een interruptie. U gaf aan dat u een aantal mogelijkheden of in ieder geval cijfers rondom de investeringsaftrek op een rijtje gaat zetten. Op welke termijn gaat u dat doen?
Staatssecretaris Van Rij:
Het is geen formeel antwoord, maar ik ben echt afhankelijk van het Ministerie van EZK. De bal ligt echt daar. Zij zijn verantwoordelijk voor de investeringsaftrek in de Mijnbouwwet, niet de Staatssecretaris van Financiën. Het is de bedoeling dat wij in ieder geval nog voor het kerstreces met een brief daarover kunnen komen.
De voorzitter:
Helder. Meneer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Los van dat mijn positie duidelijk is, dat de begroting alleen maar meer dan minder gaten laat zien en dat dit om allerlei redenen niet onverstandig is, zou ik graag ook nog op twee andere punten willen wijzen. Zou daar in die inventarisatie ook naar gekeken kunnen worden? En wat zou de mogelijke reactie zijn op een eventuele extra fiscale stap, ook van de andere lidstaten van de Unie? Stel dat wij een fiscale strijd met het VK zouden aangaan. Misschien is dat niet nodig, gelet op wat u net beschreef; dat zou alleen maar mooi zijn. Maar stel dat we het wel doen. Wat is dan de impact? Dat vind ik relevant.
Het tweede punt gaat over de zekerheden. Daar is de heer Idsinga bezorgd over. De mate waarin EBN helpt bij allerlei activiteiten van commerciële partijen en zelf daarin participeert met kennis, kunde en geld, is volgens mij vrij uniek. Ook dat is een vorm van ondersteuning die niet overal in de wereld beschikbaar is. Wordt ook dat element gewogen in de totale afweging die uiteindelijk leidt tot de conclusie: we gaan het niet doen? Maar ik wacht natuurlijk nog even op die conclusie.
Staatssecretaris Van Rij:
De heer Van der Lee zei het al: het kabinet heeft die conclusie niet getrokken. Maar we nemen alles mee, ook deze twee punten. Voor het eerste punt geldt natuurlijk, zoals ik zei, dat alle EU-lidstaten aan de Europese Commissie moeten rapporteren wat zij wel gedaan hebben met de verordening. Als daar elementen in zitten waarbij je gebruikmaakt van de verordening en die je vervolgens weer mitigeert, dan zal je dat ook moeten melden. Dat punt is helder.
Voorzitter. Als u het mij toestaat, ga ik door met de vraag van de heer Idsinga of de terugwerkende kracht juridisch houdbaar is. Zoals gezegd realiseren we ons dat we inbreuk maken op de gerechtvaardigde verwachting van de betrokken partijen. We zijn natuurlijk zeer terughoudend met het inzetten daarvan. Desalniettemin heeft dat ertoe geleid, kijkend naar de uitzonderlijke omstandigheden en ook het feit dat er een Europese verordening is... Ik wil hier wel expliciet zeggen dat als die Europese verordening er niet was geweest, we dit niet hadden gedaan. We zien ook dat er door die verordening niet alleen een grondslag wordt gecreëerd, maar ook een verplichting voor ons als EU-lidstaat. Dat helpt ons in een eventueel juridisch debat over de vraag of we iets doen wat wel of niet mag en staande blijft. Wij geloven erin dat dat het geval is. Dat zijn precies de afwegingen die we gemaakt hebben.
Voorzitter. Ik ga verder met de vraag: kan je die solidariteitsheffing niet breder trekken? Mevrouw Van Dijk, de heer Grinwis, de heer Mulder en ook de heer Van der Lee hebben daarnaar gevraagd. In de eerste plaats: belastingen heffen moet je echt op basis van de Grondwet doen. Je kan niet zomaar een grondslag in het leven roepen voor een enigszins willekeurige groep belastingplichtigen. Waarom kon dit nu wel? Omdat die Europese verordening er is, die gewoon rechtstreekse werking heeft. Zo werkt het Europees recht nu eenmaal. Daarom verbreden we ’m niet, maar blijven we binnen de reikwijdte van de verordening. Zoals gezegd is dat ook de reden waarom we nu aan het nadenken zijn en gaan komen met een inframarginale heffing. Ik begrijp dat de discussie eerder is gevoerd. Zowel het vorige als dit kabinet heeft natuurlijk de antwoorden gegeven zoals ze gegeven zijn ten aanzien van een eventuele aanvullende heffing, naast de vennootschapsbelasting. Wij denken dat het riskant is. Als dat niet het gevolg is van een Europese verordening, dan loop je het risico dat een dergelijke heffing sneuvelt, mede op basis van artikel 1 van het EVRM, wat het eigendomsrecht omhelst. Dat in antwoord op die vragen.
Voorzitter. Dan de verhoging van het tarief. Daar heb ik zojuist eigenlijk al antwoord op gegeven omdat bij interruptie werd gevraagd door de heren Nijboer en Van der Lee wat die 49,5% betekent. Nou, dat leidt dus tot 90% overwinst. Het kan op basis van de verordening, want in de verordening staat «minimaal 33%». Alles overziende hebben wij als kabinet gemeend dat dat proportioneel is. Daar kun je politiek natuurlijk verschillend over denken. Wij vinden die 49,5% te hoog. Ook omdat er dat element van disproportionaliteit in zit, zit er een verhoogd juridisch risico in met het oog op de terugwerkende kracht. Ik zeg niet dat dat onaanvaardbaar is, maar wij zijn daar dus niet voor.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat komt niet helemaal als een verrassing, maar de onderbouwing begrijp ik nog niet helemaal. Kijk, je kunt altijd zeggen dat je iets niet proportioneel vindt. Dat is een mening, tenzij het ergens mee is vergeleken. Daarom is mijn vraag: waarmee is het dan precies vergeleken? Wat maakt dat dit proportioneel is, terwijl een tarief van 49,5% dat niet zou zijn?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik begrijp de vraag. Ik heb in de inleiding al gezegd dat wij komen vanaf de augustusbesluitvorming. Je kunt die solidariteitsheffing 2022 niet alleen op 2022 zien. Als kabinet kijken we naar 2022, 2023 en 2024. Dan halen wij overall, over die drie jaren, 6 miljard weg. De verordening maakt het mogelijk, want daarin staat «minimaal 33%». Maar alles overziende, ook in het licht van 2023 en 2024 en ook in de discussie met het oog op investeringen – men staat niet te applaudisseren in de sector – vinden we een balans over die drie jaren. En die disproportionaliteit... Je kunt ook 100% van de overwinsten wegbelasten. Dat stelt u niet voor, maar u vindt het een goed idee, zie ik. Naarmate je meer de randen gaat opzoeken, nodigt dat meer uit tot juridische procedures. Dat is de afweging die wij gemaakt hebben.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Toch nog even. Op zich kan ik deze redenering volgen. Ik hoor wat u zegt. Maar dan heb ik wel de behoefte om daar weer de kanttekening bij te plaatsen dat uitgerekend dit jaar, waar deze solidariteitsheffing op ziet, waarschijnlijk het grootste prijseffect laat zien vergeleken met de jaren die nog gaan komen. Je weet het nooit 100% zeker, want er zou ook nog een tweede oorlog kunnen uitbreken, maar dat lijkt me niet waarschijnlijk. In die logica zou je zeggen dat je in het jaar 2022 de zwaarste heffing op moet leggen. Helpt dat niet om de proportionaliteit nog iets anders te wegen?
Staatssecretaris Van Rij:
We zijn het voor een deel eens. Dat is de reden waarom wij hebben gekozen voor die solidariteitsheffing voor 2022. Samen met Frankrijk zijn we daarin de eerste, vanuit precies dezelfde gedachte. Van 2022 weet je wat de overwinsten zijn. Van 2023 en 2024 weet je dat niet. Laten we hopen dat die niet zo hoog zijn; dat is beter voor de huishoudens en voor de gasprijs.
Dan beantwoord ik tevens een deel van de vragen van de heer Nijboer: juist omdat we dat nu doen, met terugwerkende kracht, zijn de beïnvloedingsmogelijkheden om nog wat aan die fiscale winst te sleutelen gedurende het jaar veel geringer. Je kan niet zomaar stelselwijzigingen doorvoeren. U zegt het vrij makkelijk – hup, we halen alle kosten tot en met 2030 naar voren – maar zo werkt dat niet fiscaal. Daarvoor gelden gewoon de regels van goed koopmansgebruik. In die zin zou je kunnen zeggen: de overwinst is vrij hard, dus de belastingheffing daarover ook. We verschillen van mening over het tarief, want u wilt er nog een trapje bovenop doen. Maar de basisredenering is hetzelfde.
De voorzitter:
Vervolgt u uw termijn.
Staatssecretaris Van Rij:
Een vraag van de heer Grinwis en ook van de heer Nijboer was: kan je die solidariteitsbijdrage niet ook in 2023 doen? De verordening maakt hem immers mogelijk voor 2022 en 2023. Wij hebben daar dus niet voor gekozen; wij hebben gekozen voor 2022, met de argumenten die ik zojuist gegeven heb. Wij hebben voor 2023 en 2024 gekozen voor een aanvullende mijnbouwheffing in de vorm van de cijns. Dit kabinet is niet voornemens om de solidariteitsbijdrage alsnog voor 2023 in te voeren. Dat zouden wij namelijk toch een te grote cumulatie van heffingen vinden, ondanks het feit dat de cijns aftrekbaar is van de fiscale winst en overigens ook van de solidariteitsheffing.
De voorzitter:
De heer Grinwis heeft daar een vraag over.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn vraag was iets anders ingestoken dan bij de schriftelijke behandeling en in de nota naar aanleiding van het verslag is teruggekomen. De verordening geeft een grondslag voor 2022 en 2023, en op dit moment niet voor 2024 en verder. Is het dan niet een idee om voor 2022 en 2023 met de solidariteitsbijdrage te werken en de cijns een jaartje op te schuiven, zodat je die in 2024 en 2025 heft?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb aangegeven dat dat niet het voorstel van het kabinet is. Wij zijn niet van plan om dat te doen. We zijn in recordtijd met terugwerkende kracht een solidariteitsheffing aan het invoeren; dat is overigens gerechtvaardigd. We voeren gerechtvaardigde lastenverhogingen in op cijns. Je kunt daarin geen zwabberbeleid gaan voeren, ook niet richting de sector.
Voorzitter. De vraag over de inframarginale heffing heb ik al beantwoord. Dat geldt ook voor de vraag over de terugwerkende kracht. Dan kom ik bij de vraag van de heer De Jong: is de Staatssecretaris bereid om verslag te doen van de uitvoering van deze maatregel? Ja, dat zijn we zeer nadrukkelijk. Voor een deel is het namelijk onontgonnen terrein. Zo'n solidariteitsheffing met terugwerkende kracht hebben we nog niet eerder meegemaakt, dus daar zullen we uiteraard verslag van doen. Dat geldt ook voor de aanvullende mijnbouwheffing.
De heer De Jong had ook nog gevraagd of is overwogen om te kiezen voor een andere uitvoerder dan de Belastingdienst. Een voordeel van zowel de solidariteitsheffing als de aanvullende mijnbouwheffing is dat je over een beperkte groep belastingplichtigen praat. Het gaat namelijk deels over degenen die onder de Mijnbouwwet vallen en deels over wat ik net heb genoemd. Die groep is volledig in beeld bij het olie- en gasteam van de Belastingdienst. Dat is een zeer gespecialiseerd team van de Belastingdienst; daar kan geen enkele andere uitvoerder tegen op. Daar zit kennis van decennia. Ze hebben niet alleen inhoudelijke kennis, maar ze kennen ook de markt en weten van de hoed en de rand, of het nu gaat om olie, gas, kolencentrales of kernenergie. Dat vergemakkelijkt het overleg met degenen die eventueel nog vragen hebben over de uitvoering. Dat laten we dus graag bij de Belastingdienst.
Over de begrotingstechnische verwerking heb ik het al gehad. Ook de vraag van de heer Nijboer over ontwijkingsmogelijkheden heb ik beantwoord.
De heer Nijboer had nog wel een andere vraag. Die betrof de Norgvergoeding. In de brief over de solidariteitsheffing die we begin oktober hebben gestuurd naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen, spraken wij aanvankelijk over 1,5 miljard. Ook de heer Mulder van de PVV heeft daar schriftelijk op gewezen. Dit stond ook in de ramingstoelichting die door het Centraal Planbureau gemaakt is. Daar is dus 1,7 miljard bij gekomen in de raming, bestaande uit twee componenten. 900 miljoen betreft de Norgvergoeding. Dat is dus de solidariteitsheffing die wij gaan innen op de Norgvergoeding. Daarnaast gaat het nog eens om een bedrag van 600 miljoen. In de schriftelijke antwoorden hebben we overigens al aangegeven dat bij een solidariteitsheffing op basis van die wet hetzelfde winstbegrip geldt als bij de vennootschapsbelasting. Aan de ene kant heb je het totaalwinstbegrip en aan de andere kant het jaarwinstbegrip. In dat jaarwinstbegrip vallen alle incidentele baten.
Voorzitter. Over het amendement heb ik eigenlijk al aangegeven dat dat oploopt naar 90%.
Dat wat mij betreft in mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Er zijn toch nog wat vragen. Eerst de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Soms kom je via de Belastingdienst maatschappelijke dingen op het spoor die je niet zo had bevroed, of niet zó erg had bevroed. Dat vind ik bij Norg wel het geval. Ik vraag de Staatssecretaris om daar toch op te reageren, want de omvang daarvan is natuurlijk immens. Als de energiesector zulke enorme overwinsten maakt, en de helft daarvan wordt opgebracht door één deal die de overheid betaalt, dan vraag je je toch in goed gemoed af of dat in deze omstandigheden niet een heel onredelijke deal is geweest. Hoe kijkt de Staatssecretaris daarnaar?
Staatssecretaris Van Rij:
Met permissie speel ik deze vraag door naar degene die daar echt over gaat. Dat is de Staatssecretaris Mijnbouw. Ik zeg u toe dat daar dan ook een antwoord op komt.
De heer Nijboer (PvdA):
We hebben op 30 november een wetgevingsoverleg over Groningen, meen ik. Daarin komt dit ook aan de orde. Zou die brief dan voor 30 november naar de Kamer kunnen komen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik ga mijn best doen. Ik ga gewoon mijn best doen, want ik begrijp het verzoek heel goed, ook in het kader van het debat. Maar ik kan niet iets toezeggen zonder dat ik daar overleg over heb gevoerd.
De voorzitter:
Meneer Mulder had ook een vraag.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik mis nog twee antwoorden. Ik had nog gevraagd naar de subsidies voor de windmolenparken en naar de overwinst. Ik begrijp dat die antwoorden misschien niet ter plekke te leveren zijn. Het mag ook schriftelijk, maar ik wou daar nog even naar verwijzen.
Staatssecretaris Van Rij:
Wat de subsidies betreft dank ik de heer Mulder voor het begrip dat hij al aan de dag heeft gelegd, want dat zit ook in de portefeuille van met name de Minister voor Klimaat en Energie, denk ik. Wat betreft de overwinsten: ik heb dat proberen uit te leggen. De Minister voor Klimaat en Energie, de Minister van EZK en ondergetekende werken gezamenlijk aan die inframarginale cap. Daarmee breng je ook in kaart wat die overwinsten zijn.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dank voor de uitleg. Ik begreep dat u ging werken aan eenzelfde soort extra heffing, maar ik begrijp nu dat er ook nog uitgezocht moet worden wat die overwinst is, dat dat nog niet in kaart gebracht is.
Staatssecretaris Van Rij:
Zoals gezegd kunnen we op basis van de verordening twee dingen doen. We kunnen een solidariteitsheffing instellen. Dat is dit. Daar gaan we windparken et cetera niet in betrekken. Laat ik daar ook heel duidelijk in zijn. Dat kan ook niet op basis van de verordening. Bij de inframarginale cap kan dat daarentegen wel. Dat zijn we nu aan het uitzoeken. We komen met een brief en een voorstel daarover naar de Tweede Kamer nadat we daar als kabinet ons ei over gelegd hebben. Dan kijken we natuurlijk ook welke extra marges c.q. overwinsten de betreffende bedrijven gemaakt hebben.
De voorzitter:
Ook meneer Idsinga heeft nog een vraag.
De heer Idsinga (VVD):
Ik heb goed naar de Staatssecretaris geluisterd toen het ging over het nut en de noodzaak van een eventuele investeringsaftrek. Dat gaat hij onderzoeken en daar komt hij op terug. Maar ik had de vraag iets meer in abstracte zin gesteld. Hoe verzekert het kabinet, even los van een investeringsaftrek, want dat zou een middel kunnen zijn, maar er zijn misschien ook andere middelen, onze strategische autonomie en leveringszekerheid ten aanzien van gas?
Staatssecretaris Van Rij:
Ook dat ligt primair op het terrein van de bewindslieden van EZK en Klimaat en Energie. Alles wat ik daarover zou zeggen zonder overleg, loop ik voor de voeten. Maar ik weet wel dat het zeer nadrukkelijk meespeelt. Als we werkelijk alles op een rijtje gaan zetten, zullen we dit dus meenemen.
De voorzitter:
Ik zie nog een paar interrupties. Allereerst de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik had een vraag naar aanleiding van het antwoord van de Staatssecretaris op zon en met name wind. Als er een ei over is gelegd door het kabinet, zou de Staatssecretaris dan in zijn brief nadrukkelijk willen ingaan op de uitvoeringsaspecten? Bij de gas- en oliesector gaat het om een beperkt aantal bedrijven. Hierbij is de eigenaarconstructie soms best wel ingewikkeld. Denk aan een coöperatie en eigenaren all over the place. Dus al zou er sprake zijn van grove overwinst, dan is het als Belastingdienst nog niet eenvoudig om iedereen te achterhalen en te belasten. De uitvoeringsaspecten zijn dus best wel interessant.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, die zijn zeker interessant. Die maken uiteraard onderdeel uit van de analyse die met de collega's van EZK en Klimaat en Energie gemaakt zullen worden.
De voorzitter:
Ik zag ook nog een vinger van de heer Dassen.
De heer Dassen (Volt):
Ik heb nog een korte vraag naar aanleiding van het antwoord van de Staatssecretaris op de vraag van de heer Grinwis waarom er niet voor is gekozen om de solidariteitsheffing ook voor 2023 te gebruiken. De argumentatie was nu: dat hebben we zo besloten. Maar als de verordening die mogelijkheid biedt en mogelijk additionele opbrengsten oplevert, waarom kiest het kabinet er dan niet voor om dat twee jaar in te voeren en de verhoging van de mijnbouwheffing twee jaar op te schuiven?
Staatssecretaris Van Rij:
Wij denken dat wij nu een gebalanceerd pakket hebben voor 2022, 2023 en 2024. 2022 betreft echt overwinst, zoals gedefinieerd in de verordening. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weten we wat die winsten zullen zijn. Daarbij kijken we naar wat de olie- en gasmaatschappijen, met name het gasdeel, zelf publiek hebben gemaakt aan hun aandeelhouders wat ze moeten en wat ze ermee gaan doen. Wij denken dat het bestaande instrument van de mijnbouwheffing, meer in het bijzonder de cijns, en een aanvulling en verhoging daarop, wat beter uitpakt voor 2023 en 2024. Wij willen sowieso geen cumulatie van die twee. Dat vraagt de heer Dassen ook niet. U zegt: waarom niet ook die solidariteitsheffing voor 2023? Wij denken dat omzet een beter middel is, nog even los van het feit – dat heb ik ook al eerder gezegd – dat we als overheid niet steeds een zwalkend beleid moet voeren. We zijn op hele korte termijn voor verrassingen geplaatst, ook in deze sector. Die zijn te rechtvaardigen. Die aanvullende accijns hebben we al in de Tweede Kamer aangenomen. Die gaat nu naar de Eerste Kamer voor wat betreft 2023 en 2024. We bespreken nu deze solidariteitsheffing met terugwerkende kracht voor 2022. We willen ook nog enigszins berekenbaar bleven.
De voorzitter:
Dat brengt ons bij het einde van de eerste termijn in zijn geheel. Dan gaan wij soepel over naar de tweede termijn. Ik zie dat de heer De Jong daar geen behoefte aan heeft. De heer Idsinga en de heer Mulder hebben daar ook geen behoefte aan. De heer Van der Lee wel.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Ik wil graag de Staatssecretaris danken. Het is een goed wetsvoorstel, dat wij natuurlijk ook zullen steunen. Ik wil alleen tegen de collega's zeggen dat het nog proportioneler is om het amendement te steunen dat ik heb ingediend. Daar nodig ik hen van harte toe uit, ook omdat de graten die al in de begroting zaten, groter worden. Dit is, denk ik, een heel proportionele dekking voor uitgaven die wij allemaal heel belangrijk vinden. Vandaar deze warme aanbeveling.
Daarnaast heb ik nog een motie, die ik even ga voorlezen.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende de toevalswinsten zoals in de fossiele energiesector dit jaar;
constaterende dat het economisch efficiënt is om toevalswinsten permanent te belasten, omdat deze winsten boven op voorziene investeringsrendementen komen en het belasten hiervan deze investeringen daarom niet onrendabel maakt;
constaterende dat er tegelijkertijd uitvoeringsaspecten zitten aan het maken van onderscheid tussen toevalswinsten en niet-toevalswinsten, in de fossiele energiesector en daarbuiten;
verzoekt het kabinet uiteen te zetten of en, zo ja, hoe het mogelijk is tot een permanent instrument te komen om toevalswinsten te belasten, en de Kamer over de beleidsopties en bijbehorende voor- en nadelen te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Grinwis, Inge van Dijk, Dassen en Nijboer.
Zij krijgt nr. 7 (36 235).
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat was ’m.
De voorzitter:
Dank u wel. Als u de motie aan de bode geeft, kunnen we die registreren en is die daarmee onderdeel van de beraadslaging. Mevrouw Van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. De Staatssecretaris had het over belasting heffen op basis van de Grondwet. Daarbij verwees hij ook naar de Europese verordening. Omdat het nu aankomt op heffen op basis van solidariteit, heb ik de volgende motie.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de huidige extreme omstandigheden van hoge inflatie, de oorlog in Oekraïne en de mede als gevolg daarvan sterk gestegen gasprijzen huishoudens en bedrijven hard raken;
constaterende dat er ook bedrijven zijn die als gevolg van deze extreme omstandigheden onvoorzien hoge winsten behalen en dat dit niet beperkt is tot alleen energiebedrijven;
constaterende dat de huidige solidariteitsbijdrage op basis van de EU-verordening een grondslag biedt voor een heffing op overwinsten op basis van solidariteit, maar dat deze alleen ziet op energiebedrijven;
verzoekt de regering zich in te spannen in Europees verband een bredere discussie te agenderen over een heffing op basis van solidariteit op onvoorziene overwinsten van bedrijven in alle sectoren als gevolg van extreme omstandigheden die verschillen in de samenleving vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Grinwis, Romke de Jong, Van der Lee, Nijboer en Dassen.
Zij krijgt nr. 8 (36 235).
Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Ook deze motie wordt geregistreerd en maakt daarmee onderdeel uit van de beraadslaging. Wilt u nog wat zeggen, mevrouw Van Dijk?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik was vergeten de heer Dassen te noemen, maar ook hij heeft de motie ondertekend. Excuses.
De voorzitter:
De heer Dassen is ook medeondertekenaar van deze motie. Dank u wel. We gaan naar de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank, voorzitter. De heer Van der Lee heeft ons amendement warm aanbevolen. 90% is echt heel gebruikelijk. Het zijn overwinsten, met ruimte ertussen. De heer Van der Lee is van de wortel, maar zelf ben ik wel een beetje van de stok. Als we volgend jaar allemaal bezuinigingen krijgen en dingen die niet door kunnen gaan omdat alles zogenaamd gedekt zou moeten worden, dan zal ik niet nalaten de collega's eraan te herinneren dat er 1,8 miljard lag – dat kan gewoon, want het is een minimumpercentage – en dat daar toen niet voor gekozen is. Maar ik hoop dat het niet zover komt, dat we gewoon verstandig zijn en dit aannemen en de miljardenuitkeringen van Shell en andere bedrijven aan aandeelhouders ietwat beperkt houden. Die zijn namelijk nergens voor nodig.
Ik heb nog een motie, voorzitter.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de winsten van fossiele bedrijven immens zijn;
overwegende dat zij daarmee over meer dan voldoende investeringsruimte beschikken;
verzoekt het kabinet geen voorstellen te ontwikkelen voor een investeringsaftrek voor de fossiele industrie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Van der Lee.
Zij krijgt nr. 9 (36 235).
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nijboer. Deze derde motie maakt nu ook onderdeel uit van de beraadslaging. De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor zijn snelle en goede beantwoording. Ik kauw nog op een paar dingen. Daar kom ik nog op terug. Eerst de moties. Ik had er een paar voorbereid, maar mijn collega's hadden hele goede moties, dus ik dien ze niet in. Ik heb graag meegedaan met de collega's Van der Lee en Inge van Dijk. Bij de motie over toevalswinsten zou ik de Staatssecretaris, als die motie wordt aangenomen, waar ik zomaar van uitga, als suggestie mee willen geven om ook te kijken naar de kans dat ze op gaan treden. Met name in de fossiele sector voorzie ik in de komende jaren gek genoeg nog best wel een kans op aardige overwinsten door de transitie waar we in zitten.
Dan heb ik nog een vraag aan de Staatssecretaris: wanneer is het niet meer proportioneel? In 2023 doen we het niet. De Staatssecretaris heeft uitgelegd waarom. Hij had het over stabiliteit en zei: we hebben deze keuze gemaakt, klaar. Nou, vooruit. 33% is het minimum en 49,5% is te veel. Wanneer is de grens tussen proportioneel en niet meer proportioneel bereikt? Waar ligt die dan? Ligt die in het midden, op 41,25%? Ligt die op 40% of op 33%? Ik daag de Staatssecretaris uit om daar nog één keer zijn licht over te laten schijnen, want het is toch wel belangrijk. We moeten namelijk toch morgen of volgende week gaan stemmen.
Tot zover.
De voorzitter:
Deze week, zeg ik alvast. Maar ik zal dat vast op het eind nog een keer herhalen.
De heer Dassen voor zijn tweede termijn.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik zit nog even op zijn laatste antwoord te kauwen. Daar ben ik nog niet helemaal over uit. Ik dien wel een motie in, maar ik weet nog niet of ik haar ga aanhouden dan wel terugneem.
Motie |
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verordening het mogelijk maakt om in 2023 ook een solidariteitsbijdrage te vragen;
verzoekt de regering om de Wet tijdelijke solidariteitsbijdrage te verlengen tot 2023, waarbij dit de verhoogde cijns in de mijnbouwheffing in 2023 vervangt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Dassen (Volt):
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik weet eigenlijk niet of dat zomaar per motie kan. Het klinkt meer als een amendementwaardige motie. Maar goed, we gaan zo horen hoe de Staatssecretaris ernaar kijkt. Ook deze motie is genummerd en maakt onderdeel uit van de beraadslaging. Ik denk dat we even een paar kopietjes moeten maken, zodat iedereen kan meelezen, want er zijn best veel moeilijke woorden gebruikt in al die moties. We wachten even een paar minuutjes totdat dat gebeurd is.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Als het goed is, heeft iedereen een kopietje van de ingediende moties ontvangen. We gaan door naar de tweede termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef de Staatssecretaris het woord.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Wat het amendement betreft: daar ben ik in mijn eerste termijn al op ingegaan, dus ik ga de argumenten niet nog een keer allemaal herhalen, maar de heer Grinwis vroeg nog een keer wat proportioneel is. In antwoord op de vraag van de heer Van der Lee heb ik al gezegd dat je daar verschillend over kunt denken. Wij kiezen voor dat minimumtarief van 30%. Wij zien overigens juist vanwege de terugwerkende kracht dat partijen zich hier niet bij zullen neerleggen. Dat is niet alleen bezwaar en beroep, maar ook tot de hoogste rechter gaan. De vraag is hoever je het wil stretchen. Ik denk dat je met 49,5% niet meer kan beargumenteren dat je op het minimumtarief bent gaan zitten. Dat is één. Twee. Ik heb ook aangegeven dat je proportionaliteit moet zien in zijn totaliteit. We willen over drie jaren 6 miljard ophalen, dus niet alleen 2022, maar ook ’23 en ’24. Wij ontraden dit amendement.
Dan de motie op stuk nr. 7. Daarin wordt gesproken over toevalswinsten en niet-toevalswinsten en ik vind dat uitermate verwarrend. We hebben het nu juist, op basis van de Europese verordening, over het begrip «overwinsten». Dat is ook gekwantificeerd voor een zeer beperkte groep van belastingplichtigen. Ik leg «toevalswinsten» dus uit als overwinsten, maar ik zeg er ook meteen bij... Ik zie het als een onderzoeksmotie, zo van: zet nou nog eens uiteen «of en, zo ja, hoe». Er staat niet: er moet een permanent instrument komen. Want als ik de motie zo zou moeten uitleggen, dan zeg ik: ontraden. Maar ik leg haar uit als een onderzoeksmotie: of en, zo ja, hoe. Ik wil de verwachtingen wel op voorhand temperen, maar als toevalswinsten overwinsten zijn, met alle beleidsopties en de voor- en nadelen, is het oordeel Kamer.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Dat vind ik prima, maar ik ben ook bereid om de motie aan te passen en het woord te vervangen. Ik denk dat dat voor iedereen helderder is. Het gaat mij niet om het woord.
De voorzitter:
En als u dat nog niet had gezegd, had ik het u gevraagd. Inderdaad, een motie maakt onderdeel uit van de behandeling enzovoorts, maar het is wel fijn om helder te hebben wat erin staat. Fijn, dan zien wij een gewijzigde motie tegemoet en krijgt die in dat geval oordeel Kamer. Gaat u verder, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
De motie op stuk nr. 8 verzoekt de regering zich in te spannen in Europees verband een bredere discussie te agenderen over een heffing op basis van solidariteit op onvoorziene overwinsten van bedrijven in alle sectoren als gevolg van extreme omstandigheden die verschillen in de samenleving vergroten. Ik wil dat best wel doen, maar dan is deze verordening de aanleiding. Ik denk niet dat er in de Europese Unie opeens een groot draagvlak zou zijn om allerlei nieuwe heffingen te gaan invoeren, als dat het idee is. Bovendien moeten we dan heel voorzichtig zijn, want uiteindelijk gaan wij zelf over onze vennootschapsbelasting. Dus ja, ik wil het best op een geëigend moment aan de orde stellen bij een vergadering van de Ecofin-Raad, als we ook weten wat de andere EU-lidstaten hebben gedaan. Maar ik wil hier ook echt de verwachtingen temperen dat we hier het ei van Columbus hebben gevonden, want dat denk ik namelijk niet. Wat mij betreft oordeel Kamer met deze kanttekeningen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 8 heeft oordeel Kamer. Gaat u verder.
Staatssecretaris Van Rij:
Het zal niet helemaal een verrassing zijn dat wij de motie op stuk nr. 9 ontraden. Eigenlijk trekt die al een conclusie die nog niet getrokken is. Ik heb gezegd dat we uitgebreid huiswerk gaan doen wat betreft de voorts en tegens van een verhoging van de investeringsaftrek. De motie is dus ontraden.
Ook de motie op stuk nr. 10 krijgt de appreciatie «ontraden».
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit wetgevingsoverleg. Er is een aantal toezeggingen gedaan, die ik even ga voorlezen om te toetsen of we allemaal dezelfde verwachtingen hebben.
– De Kamer ontvangt nog voor het kerstreces van dit jaar een brief waarin de mogelijkheden inzake het beleid rondom de investeringsaftrek op een rijtje worden gezet.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat zal ik uiteraard samen met de collega's moeten doen.
De voorzitter:
Dat heeft u goed toegelicht.
– De Kamer ontvangt een verslag van de uitvoering van de tijdelijke solidariteitsbijdrage alsmede een verslag van de uitvoering van de verhoging van de cijns in de Mijnbouwwet. Dat zal dus gebeuren nadat het is geïmplementeerd.
– De vraag van het lid Nijboer inzake de Norgvergoeding wordt doorgeleid naar de Staatssecretaris Mijnbouw en zal dan hopelijk ook een reactie krijgen. Daar gaan we maar van uit.
– De vraag van het lid Mulder inzake de subsidies voor zonne- en windenergieproducenten wordt in overleg met de Staatssecretaris Mijnbouw en de Minister voor Klimaat beantwoord.
– De vraag van meneer Idsinga over de leveringszekerheid rondom het gas wordt in overleg met de bewindslieden van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat beantwoord. Ik zie de Staatssecretaris knikken.
Dank aan iedereen. We gaan aanstaande donderdag stemmen over het wetsvoorstel, het ingediende amendement en de bijbehorende moties. De collega-fracties die niet aanwezig zijn, kunnen zich dan nog even daarover buigen voordat we erover stemmen. En mocht het wetsvoorstel worden aangenomen, dan kan de Eerste Kamer zich ook nog voor het kerstreces daarover buigen.
Ik zeg hartelijk dank aan de Staatssecretaris en zijn ondersteuning, aan de Kamerleden en uiteraard aan iedereen die eraan heeft bijgedragen dat we hier konden vergaderen. En ik wens de kijkers op de tribune en thuis een plezierige voortzetting van de avond.
Sluiting 20.17 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36235-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.