De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 3.18 als volgt gewijzigd:
1. In de in overzicht 1, onder A, opgenomen tabel wordt «€ 556,95» vervangen door «€ 617,93»
en wordt «€ 786,59» vervangen door «€ 1.070,93».
2. In de in overzicht 1, onder B, opgenomen tabel wordt «€ 793,27» vervangen door «€ 830,97»
en wordt «€ 957,87» vervangen door «€ 1.139,97».
3. In de in overzicht 2, onder A, opgenomen tabel wordt «€ 90,85» vervangen door «€ 112,00»,
wordt «€ 296,51» vervangen door «€ 421,00», wordt «€ 268,17» vervangen door «€ 308,00»
en wordt «€ 292,15» vervangen door «€ 452,00».
4. In de in overzicht 2, onder B, opgenomen tabel wordt «€ 110,30» vervangen door «€ 112,00»,
wordt «€ 274,90» vervangen door «€ 421,00», en wordt «€ 416,00» vervangen door «€ 452,00».
Toelichting
De indieners zijn van mening dat de bedragen zoals voorgesteld in het wetsvoorstel
tekortschieten. De uitwonende beurs en de thuiswonende beurs zijn zelfs lager dan
in het oude stelsel op het prijspeil van 2023. Het SER Jongerenplatform heeft in hun
rapport «Studeren zonder druk» een alternatief uitgewerkt op basis van wat studenten
nodig hebben, in plaats van het huidige voorstel dat uitgaat van een budget en dan
pas gaat kijken naar de bedragen van de uitwonende en thuiswonende beurs.
Daarnaast hebben ook studenten te maken met stijgende kosten. Het collegegeld wordt
ieder jaar steevast verhoogd, boodschappen worden duurder en energieprijzen rijzen
de pan uit. Dit amendement wijzigt de bedragen van de thuiswonende, uitwonende en
aanvullende beurs naar de bedragen zoals voorgesteld door het SER Jongerenplatform.
Dat betekent dat een thuiswonende beurs 112 euro wordt en een uitwonende beurs 421
euro. De maximale aanvullende beurs zou 452 euro voor uitwonenden en thuiswonenden
moeten zijn.
Kwint Van Baarle Wassenberg