Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36225 nr. J |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36225 nr. J |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2025
Bij de behandeling van het wetsvoorstel gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten (hierna: de wet) op 21 januari jl. heb ik met uw Kamer onder meer gesproken over de vraag of de beslissing van de weegploeg om een persoon aan te melden voor bespreking in het casusoverleg radicalisering moet worden gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Op dit punt heeft uw Kamer de motie Nicolaï c.s.1 aangenomen, die mij kort gezegd verzoekt te onderzoeken of tegen deze beslissing bezwaar en beroep openstaat en, als dat niet het geval is, te onderzoeken of het belang van rechtsbescherming noopt om een andere vorm van rechtsbescherming in te voeren. In de onderhavige brief zal ik toelichten hoe ik uitvoering geef aan deze motie. Hiervoor licht ik eerst een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) toe en vervolgens zal ik ingaan op het gevraagde onderzoek en mijn conclusie.
Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
Het onderliggende vraagstuk komt voort uit een uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2024.2 Deze uitspraak gaat over de Amsterdamse treiteraanpak, waarin de gemeente Amsterdam samenwerkt met ketenpartners om gevallen van ernstige overlast en intimidatie in de woonomgeving tegen te gaan. In de betreffende uitspraak heeft de Afdeling haar eerdere jurisprudentie genuanceerd en geoordeeld dat de beslissing om iemand op te nemen in de betreffende treiteraanpak moet worden gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zodat daartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Volgens de Afdeling is dit nodig omdat de bestaande mogelijkheid uit de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om te verzoeken om verwijdering van verwerkte persoonsgegevens niet voorkómt dat op dat moment al persoonsgegevens zijn verwerkt (mogelijk zelfs op grote schaal) en dat de gevolgen daarvan niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, hetgeen voor de betrokkene onevenredig bezwarend is geacht.
Zowel in de nota naar aanleiding van het tweede en derde verslag als tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer ben ik nader op deze uitspraak ingegaan. Ter toelichting op de motie Nicolaï c.s. heeft het lid Nicolaï (PvdD) aangegeven dat de strekking van de motie breder is dan de uitspraak van de Afdeling over de Amsterdamse treiteraanpak; de motie verzoekt in algemene zin uit te zoeken of de beslissing op grond van artikel 5, derde lid, van de wet – kort gezegd de beslissing van de weegploeg om een persoon aan te melden voor bespreking in het casusoverleg radicalisering – een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing is op grond van de rechtspraak van de Afdeling. Mocht dat niet het geval zijn, dan verzoekt de motie of ik bereid ben om alsnog bezwaar en beroep – of een andere vorm van rechtsbescherming – in te voeren.
Onderzoek
Op grond van de motie heb ik nogmaals goed gekeken naar het onderhavige vraagstuk. De uitkomst hiervan is dat ik op dit moment geen aanleiding zie om mijn eerder ingenomen standpunt te herzien. De beslissing van de weegploeg om een persoon aan te melden voor bespreking in het casusoverleg radicalisering acht ik een feitelijke handeling en geen besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht. De aanmelding van een casus door de weegploeg voor bespreking in het casusoverleg is namelijk een handeling die niet op enig rechtsgevolg is gericht. Tegen die aanmelding bij het casusoverleg radicalisering kan een betrokkene dan ook geen bezwaar en beroep instellen. De recente uitspraak van de Afdeling brengt mij niet tot een ander standpunt, mede omdat de gevolgen van aanmelding voor bespreking in het casusoverleg radicalisering minder verstrekkend zijn dan de gevolgen van aanmelding voor de Amsterdamse treiteraanpak. Daarnaast is ook de rechtsbescherming voldoende gewaarborgd. Ik licht dit graag toe.
De weegploeg bestaat uit drie partijen, te weten de burgemeester van de gemeente waar betrokkene verblijft, het openbaar ministerie en de politie. In de fase van de weging – dus voorafgaand aan een eventuele aanmelding voor bespreking in het casusoverleg – is de verwerking van persoonsgegevens beperkt tot het maken van de (af)weging of voor een bepaalde persoon een noodzaak bestaat tot bespreking in een casusoverleg radicalisering. Hoewel de motie Nicolaï c.s. verzoekt om een bredere blik dan alleen de eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling over de Amsterdamse treiteraanpak, maak ik hier toch een vergelijking met (de uitspraak over) die Amsterdamse treiteraanpak. Volgens de Afdeling worden bij die treiteraanpak structureel en grootschalig persoonsgegevens verwerkt. Dit is bij de aanmelding van een casus voor bespreking in het casusoverleg radicalisering anders. Het aantal deelnemers aan het casusoverleg – dus in de fase ná de weging – is beperkter dan in de treiteraanpak. Artikel 3, eerste lid van de wet bepaalt limitatief welke partijen mogen deelnemen aan het casusoverleg radicalisering. Artikel 3, derde lid van de wet geeft weliswaar de weegploeg de bevoegdheid om op incidentele basis derden te laten deelnemen aan het casusoverleg radicalisering, maar uitsluitend indien en voor zover deze derden over deskundigheid beschikken die noodzakelijk is bij de aanpak van een specifieke casus en zij een rol kunnen spelen bij het opstellen, uitvoeren of evalueren van het integrale plan van aanpak. De groep van vaste en eventuele incidentele deelnemers aan het casusoverleg radicalisering is daarmee, zeker in vergelijking met de Amsterdamse treiteraanpak, beperkt te noemen.
Het is dan ook relatief eenvoudig om de gevolgen van gegevensuitwisseling in de fase van aanmelding voor bespreking in het casusoverleg ongedaan te maken, indien dat (naderhand) noodzakelijk blijkt. Dit betekent dat ook de gevolgen van deze uitwisseling beperkt zijn, hetgeen verschilt van bijvoorbeeld de gegevensuitwisseling in het kader van de treiteraanpak van de gemeente Amsterdam, waar meer (private) partijen3 bij betrokken zijn en daarmee op grotere schaal gegevens kunnen worden gedeeld. Met het oog op de rechtsbescherming acht ik dit een belangrijke constatering.
In dit verband dient ook opgemerkt te worden dat de treiteraanpak, anders dan een casusoverleg radicalisering, een duidelijk repressief karakter heeft. Registratie in de treiteraanpak kan aanleiding vormen voor toekomstige, langdurige en deels onvoorziene (rechts)handelingen en leiden tot voortdurende monitoring van de betrokkene en tot het opleggen van vergaande juridische maatregelen die iemand in aanmerkelijke mate kunnen treffen. De registratie als treiteraar heeft een olievlekwerking, waarbij het primaire doel van de registratie is om druk uit te oefenen op de «treiteraar» die «aangepakt» moet worden.4 De primaire insteek van bespreking van een casus in het casusoverleg radicalisering is er juist op gericht om zo vroeg mogelijk in het radicaliseringsproces te signaleren en te interveniëren om geweld en terroristische misdrijven te voorkomen. In het beginstadium zijn strafrechtelijke of bestuursrechtelijke interventies meestal dan ook nog niet aan de orde en ligt de nadruk op zorg. De interventies zijn dan op vrijwillige basis en hebben betrekking op bijvoorbeeld onderwijs, werk, huisvesting en losweken uit problematische netwerken. Dat laat overigens onverlet dat het casusoverleg radicalisering ook ruimte biedt voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van wettelijke taken en bevoegdheden van een deelnemer op het terrein van (de inzet van) strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving.
Daarnaast zijn er de volgende aspecten die bijdragen aan een effectieve rechtsbescherming van een betrokkene die is aangemeld voor bespreking in het casusoverleg.
Op grond van het wetsvoorstel moet elk casusoverleg een contactpunt hebben waar burgers terecht kunnen voor de uitoefening van hun rechten op grond van de AVG. Betrokkenen hebben uiteraard de rechten uit hoofdstuk III van de AVG, zoals het recht op inzage, op rectificatie of op het wissen van gegevens. Een betrokkene kan bezwaar maken bij het contactpunt als bijvoorbeeld een verzoek om inzage of rectificatie wordt geweigerd. De reactie van het contactpunt op een dergelijk verzoek is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zodat bezwaar en beroep bij de bestuursrechter mogelijk is tegen een gegevensverwerking op grond van het onderhavige wetsvoorstel. In dit verband acht ik het van belang om te melden dat ik uw Kamer – specifiek het lid Van Bijsterveld (JA21) – heb toegezegd om in de op te stellen handreiking voor het contactpunt op te nemen dat burgers worden doorverwezen naar een juridisch loket of juridische ondersteuning krijgen, zodat zij kunnen worden bijgestaan bij onder meer het indienen van een klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens.5 Dit wordt momenteel uitgewerkt en hiermee geef ik gevolg aan de toezegging aan het lid Bijsterveld (JA21).
Het contactpunt moet de betrokkene onverwijld, maar uiterlijk binnen één maand informeren over de aanmelding van een casus bij het casusoverleg radicalisering, via de zogeheten notificatiebrief. Zwaarwegende belangen om hiervan af te kunnen wijken zijn opgesomd in artikel 41 van de Uitvoeringswet AVG, waaronder het belang van de nationale veiligheid, het belang van de openbare veiligheid of het doorkruisen van strafrechtelijke opsporingsbelangen. Direct nadat een betrokkene door het contactpunt is geïnformeerd over de gegevensverwerking kan hij bij dat contactpunt bezwaar maken tegen die gegevensverwerking. Vanuit het perspectief van de burger is dit een eenduidige, niet nodeloos gecompliceerde werkwijze waarbinnen de burger zijn of haar (AVG-)rechten via het contactpunt ten volle kan uitoefenen.
Rechtspraak en invoeringstoets
Zoals ik bij de behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer heb aangegeven, kan het uiteraard zijn dat de Afdeling in een toekomstig geval tot een ander oordeel komt. Indien dat het geval is, zal dit betekenen dat gemeenten vanaf het moment van de uitspraak die werkwijze moeten doorvoeren. Op het moment dat de Afdeling een dergelijke uitspraak doet, zal ik kijken wat nodig is en, zo nodig, de wet aanpassen. Dit heb ik ook toegezegd aan het lid Talsma (CU); het al dan niet gelijkstellen van de aanmelding voor bespreking in het casusoverleg met een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit zal worden meegenomen in een eventuele wetswijziging, indien de invoeringstoets of de stand van de rechtspraak ten tijde van of na de invoeringstoets daartoe aanleiding geeft.6
Dit onderstreept ook meteen het belang van de invoeringstoets. Ik zal bij de invoeringstoets nadrukkelijk aandacht vragen voor dit onderwerp, evenals voor de andere onderwerpen waarop ik een toezegging aan uw Kamer heb gedaan (mogelijke problemen met definities en het bezien van mogelijke discriminatie).7 Vanzelfsprekend zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van de invoeringstoets.
Conclusie
De conclusie van mijn onderzoek is dat de beslissing van de weegploeg om een persoon aan te melden voor bespreking in het casusoverleg radicalisering geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is. De aanmelding door de weegploeg gelijkstellen met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht acht ik evenmin nodig, omdat er op het moment van aanmelding in beperkte mate persoonsgegevens zijn verwerkt door een beperkt aantal deelnemers, zodat de gevolgen daarvan nog relatief eenvoudig ongedaan kunnen worden gemaakt. Daarmee zijn de eventuele gevolgen van die aanmelding beperkt en niet onevenredig bezwarend. Bovendien is de rechtsbescherming al voldoende gewaarborgd. De jurisprudentie van de Afdeling geeft mijns inziens vooralsnog geen aanleiding om daar anders over te denken.
Mocht niettemin de Afdeling in de toekomst anders oordelen, zal dat uiteraard direct in de werkwijze van de casusoverleggen radicalisering worden doorgevoerd en zal zo nodig de wet worden aangepast.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36225-J.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.