Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het voorgestelde artikel 253a vervalt.
2. In het voorgestelde artikel 254, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 245
tot en met 253a» vervangen door «de artikelen 245 tot en met 253».
Toelichting
De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar voorlichting
over de eerste nota van wijziging opmerkingen gemaakt over het daarin opgenomen verbod
op kindersekspoppen. Die opmerkingen hebben onder meer betrekking op de noodzaak en
proportionaliteit van het voorgestelde verbod. Ook is de Afdeling van oordeel dat
voor het voorgestelde verbod een notificatieplicht geldt in het kader van het Unierecht.
Notificatie stelt de Europese Commissie en andere Europese landen in de gelegenheid
te reageren op het voorgestelde verbod. Dan gaat de gebruikelijke standstill-periode
van drie maanden van start waarin het voorschrift nog niet door de Tweede Kamer kan
worden behandeld. Notificatie moet immers plaatsvinden in een fase waarin ingrijpende
wijzigingen in het voorstel nog mogelijk zijn.
Naar aanleiding hiervan heb ik heroverwogen of het – mede gelet op de aard en strekking
van de voorlichting van de Afdeling en de stand van de procedure waarin dit wetsvoorstel
zich bevindt – aangewezen is het voorgestelde verbod op kindersekspoppen in het onderhavige
wetsvoorstel te handhaven. De notificatieplicht vormt een belemmering voor de voortgang
van het wetgevingstraject seksuele misdrijven en ik hecht eraan dat de parlementaire
behandeling van het wetsvoorstel seksuele misdrijven geen vertraging oploopt. Dit
heeft geleid tot de keuze om dit verbod niet in dit wetsvoorstel mee te nemen. Daartoe
wordt met deze tweede nota van wijziging het voorgestelde artikel 253a, waarin het
verbod op kindersekspoppen is opgenomen, uit het wetsvoorstel geschrapt. In het verlengde
daarvan vervalt ook de verwijzing naar die bepaling die in het voorgestelde artikel 254,
eerste lid, onderdeel c, is opgenomen. De voorgestelde verbodsbepaling zal, met inachtneming
van de opmerkingen van de Afdeling, zo spoedig mogelijk opnieuw in procedure worden
gebracht.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius