36 213 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2022 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake uitvoeringskosten Transitiefonds landelijk gebied en natuur)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 oktober 2022

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 3 oktober 2022 voorgelegd aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof. Bij brief van 13 oktober 2022 zijn ze door de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Natuur en Stikstof beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Geurts

De griffier van de commissie, Jansma

1

Waarom wordt de pilot van het Investeringsfonds duurzame landbouw verlengd en wordt er niet overgegaan tot een structureel/langjarig investeringsfonds (dus opheffen van de pilot-status)?

Antwoord

Het Investeringsfonds Duurzame Landbouw is van start gegaan met een pilot om ervaring op te doen met het sturen op doelen en te toetsen of het fonds aan de verwachtingen voldoet en de gewenste omschakeling op gang brengt. Vanwege de belangstelling voor de pilot en gezien de verduurzamingsopgave waar de sector voor staat, vind ik het van belang het Investeringsfonds voort te zetten. Maar omdat ik het tegelijkertijd ook belangrijk vind dat het fonds aansluit bij de gebiedsplannen die in juli 2023 gereed moeten zijn, is de tijd nog niet rijp om een definitief fonds in te richten. Vandaar dat ik momenteel werk aan de verlenging van de pilot tot juli 2023. Samen met provincies kijk ik in welke vorm het fonds daarna een vervolg kan krijgen zodat deze de uitvoering van de gebiedsprogramma’s optimaal ondersteunt.

2

Kan de regering uitleggen waarom het faciliteren van de Regieorganisatie drie maal zo veel geld kost als het instellen van de Ecologische Autoriteit?

Antwoord

De regieorganisatie transitie landelijk gebied heeft ten opzichte van de Ecologische Autoriteit een breder takenpakket waarvoor meer menskracht nodig is. RTLG voert de regierol op landelijk niveau uit op basis van de beleidsopdracht die volgt uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). In de naar aanleiding van vraag 5 bij deze beantwoording gevoegde bijlage1 Contourenschets Regieorganisatie Transitie Landelijk Gebied is meer informatie over deze taken te vinden.

3

Voor welke doeleinden waren de middelen van artikel 51 origineel bestemd, zoals voorzien bij de originele LNV-begroting voor 2022?

Antwoord

Het betreffen hier onverdeelde middelen die gereserveerd stonden op artikel 51. De onverdeelde middelen betreffen voornamelijk onderuitputting op beschikbare loon-en prijsbijstelling.

4

Welke personen komen aan het hoofd te staan van de Regieorganisatie (RTLG) en van welke organisaties zijn deze personen afkomstig?

Antwoord

RTLG wordt geleid door een directeur-generaal (DG) en 2 directeuren. De DG was als DG werkzaam binnen het Ministerie van LNV en was eerder onder andere algemeen directeur bij een provincie. De twee directeuren werkten eerder respectievelijk bij een provincie en bij het Ministerie van LNV.

5

Bestaat er ook een plan van aanpak voor de RTLG, zoals die ook is opgesteld voor de Ecologische Autoriteit? Zo ja, kan de regering deze met de Kamer delen?

Antwoord

Voor RTLG is een zogenaamde contourennotitie opgesteld, die qua aard vergelijkbaar is met het plan van aanpak voor de Ecologische Autoriteit. Deze contourennotitie voeg ik als bijlage bij de beantwoording van deze vragen.

6

Waarom is er aanvullende personele capaciteit nodig bij de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG)? Wat is de rol van deze ministeries bij de aanpak?

Antwoord

IenW en BZK zijn mede-opdrachtgever van het NPLG en dragen de verantwoordelijkheid voor de verwezenlijking van een aantal specifieke opgaven en doelen. Om dit goed in te kunnen vullen en om de inzet in gebiedsprocessen te ondersteunen en te verbinden met de beleidsinhoud vanuit de kerndepartementen van IenW en BZK is tijdelijke intensivering nodig op diverse beleidsterreinen.

7

Waaraan wordt het voorschot van 14,4 miljoen euro voor de provincies besteed? Is dit voor organisatiekosten of voor de kosten van daadwerkelijke maatregelen?

Antwoord

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het transitiefonds worden door de provincies in 2022 en 2023 al voorbereidingskosten gemaakt. Ten eerste vraagt de ontwikkeling van het NPLG inzet van provincies omdat belangrijk is dat de provincies als uitvoerders hierin vanaf het begin positie nemen, waarbij zij meedenken over de uitvoerbaarheid van beleidsvoornemens en afspraken die in het NPLG worden vastgelegd en de manier waarop inpassing plaatsvindt van lopende gebiedsprocessen en de stikstofaanpak zoals vastgelegd in de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering.

Ten tweede moeten de provincies in 2022 en 2023 intern aan de slag. Zowel op het punt van het aanpassen of aanvullen van beleid als met het gereed maken van de eigen organisaties voor de transitieopgave die volgt uit het NPLG.

Ten derde is betrokkenheid van de provincies nodig bij het ontwerpen en inrichten van de landelijke regieorganisatie (RTLG), specifiek waar het gaat om taken, producten, werkwijzen en governance.

8

Hoeveel budget heeft de regering vrijgemaakt voor het Convenant dierwaardige veehouderij?

Antwoord

Ik beschik nu niet over een dergelijk budgettair plan. Er spelen meerdere factoren een rol als het gaat om het maken van een budgettaire inschatting voor dierwaardige veehouderij. Het gaat daarbij zowel om het type afspraken, de mate waarin deze afspraken financiële implicaties hebben en de snelheid waarmee de afspraken uitgevoerd zouden kunnen worden. Daarbij speelt mee dat deze afspraken zullen worden gemaakt in de brede context van de onderwerpen die spelen als het gaat om de toekomst van de landbouw.

9

Kan de regering de onderwerpen weergeven die zij aan de orde wilt stellen tijdens de onderhandelingen over het Convenant dierwaardige veehouderij?

Antwoord

De eerste fase wil ik richten op afspraken over een omslag naar het gebruik van diergericht ontworpen houderijsystemen. Ook wil ik afspraken maken over hoe we deze omslag realiseren, zodat uiteindelijk alleen nog gebruik zal worden gemaakt van diergericht ontworpen houderijsystemen. In de tweede fase wil ik graag afspraken maken over hoe veelvoorkomende ziektes en aandoeningen kunnen worden teruggedrongen, voor zover dit los staat van de huisvestingsafspraken uit de eerste fase. Andere thema’s kunnen ook worden geagendeerd, zoals benodigd onderzoek, kennisverspreiding en het bevorderen van de inzet van helpende innovaties.

10

Hoeveel budget voorziet de regering voor de komende tien jaar om het Convenant dierwaardige veehouderij uit te werken?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.

11

Wat is de tijdsplanning voor de wettelijke verankering van het Convenant dierwaardige veehouderij?

Antwoord

Ik beoog deze kabinetsperiode wet- en regelgeving gereed te hebben voor de verdere ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij. Deze zal waar mogelijk gebaseerd worden op de uitkomsten van het convenant, dat volgens planning eind mei 2023 afgerond moet zijn. Parallel aan het convenanttraject vindt reeds voorbereiding plaats, zodat de te maken wet- en regelgeving zo snel mogelijk in gang kan worden gezet.

12

Worden in de plan-mer voor het NPLG de sociaaleconomische effecten van het NPLG ook meegenomen?

De sociaaleconomische impact van het NPLG wordt zeer belangrijk gevonden voor de omgeving van betreffende gebieden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) brengt de milieueffecten van een plan of project in beeld. In de planMER van het ontwerpNPLG wordt niet specifiek ingegaan op de sociaaleconomische effecten, ook gezien het hoge abstractieniveau van ontwerpNPLG. De sociaaleconomische effecten zijn wel van belang, want de transitie van het landelijk gebied gaat niet alleen over natuur, water, bodem en klimaat, maar ook over de sociaaleconomische ontwikkeling van gebieden en de kwaliteit van de leefomgeving van mensen, zowel voor huidige als toekomstige generaties. Daarom voeren provincies een sociaaleconomische impactanalyse uit in de integrale gebiedsprogramma’s. Brede welvaart en de sociaaleconomische effecten op regionale agrarische bedrijfsvoering krijgen hierin een plek. Het Rijk gaat in overleg met de provincies over de opzet van de analyse en ondersteunt de provincies, onder andere bij ontwikkeling van methodiek en het uitwisselen van kennis samen met relevante kennisinstellingen. Ook wordt momenteel in opdracht van LNV door de WUR een onderzoek gedaan naar wat bekend is over de leefbaarheid op het platteland. Naar verwachting wordt dat onderzoek dit jaar afgerond.

13

Wat worden de voorwaarden voor de uitgifte van gelden uit het Stikstoffonds?

Antwoord

In het wetsvoorstel Transitiefonds is opgenomen voor welke doelen de middelen uit dit fonds kunnen worden ingezet. Het proces en de vereisten voor een aanvraag voor een bijdrage uit het Transitiefonds (en andere mogelijk beschikbare financiële bronnen voor realisatie van het Nationaal Programma Landelijk Gebied), wordt opgenomen in het document Spelregels Meerjarenprogramma Transitie Landelijk Gebied. Dit document zal gelijktijdig met de Hoofdlijnen van het NPLG bekend worden gemaakt.

14

Is het een optie om, indien de belangstelling voor het investeringsfonds duurzame landbouw nog groter blijkt dan de huidige uitbreiding kan honoreren, middelen vanuit het Stikstoffonds over te hevelen als dat bijdraagt aan stikstofreductie?

Antwoord

Het investeringsfonds duurzame landbouw is één van de instrumenten van het omschakelprogramma duurzame landbouw, dat tot doel heeft agrarische ondernemers te stimuleren en te ondersteunen om versneld te extensiveren of om te schakelen naar een andere vorm van duurzame bedrijfsvoering. Het fonds is in juli 2021 van start gegaan met een pilot. In de brief perspectieven voor agrarische ondernemers (Kamerstuk 30 252, nr. 28) is aangekondigd te werken aan een verlenging van de pilot. Voor de verlenging ben ik voornemens om dit jaar 12 miljoen beschikbaar te stellen.

Voor maatregelen die uit het transitiefonds gefinancierd worden, geldt dat steeds beoordeeld wordt of ze passen bij de doelen van het transitiefonds, zoals vastgelegd in het wetsvoorstel, bij de samenhangende opgaven in een gebied en bij de spelregels voor onttrekking van middelen uit het fonds. Op voorhand kan dus niet gezegd worden dat extra middelen voor het investeringsfonds duurzame landbouw beschikbaar komen.

15

Als de juridische status van het NPLG nog niet is vastgesteld, waarom wordt er dan vooruitlopend daarop wel al budget voorschot richting de provincies gereserveerd op de begroting voor de uitvoering er van?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 7.

16

Wordt het budget voor de provincies voor de uitvoering van het NPLG pas beschikbaar gesteld op het moment dat het NPLG is vastgesteld door de Kamers?

Antwoord

Nee, dit budget wordt als voorschot beschikbaar gesteld in 2022 en 2023. Zie voor een nadere toelichting het antwoord op vraag 7.

17

Hoe veel geld is in 2021 en in 2022 uitgegeven aan de bestrijding van vogelgriep en specifiek het ruimen van bedrijven? Hoe verhoudt dit zich tot het Diergezondheidsfonds?

Antwoord

In 2021 is € 5,8 mln. uitgegeven aan de bestrijding van vogelgriep. In de eerste acht maanden van 2022 € 26,2 mln. Vanaf het begin van de convenantsperiode tot en met augustus 2022 is € 34,3 mln. betaald aan de bestrijding van vogelgriep bij houders met 250 dieren of meer. Dit zijn de werkelijke uitgaven uit het Diergezondheidsfonds en die lopen enkele weken (tegemoetkoming in schade) tot meerdere maanden (uitvoeringskosten) achter de ruimingen aan. De uitgaven voor de bestrijding van vogelgriep zullen daarom verder oplopen.

Hoeveel hoger het bedrag gaat worden is nu niet met zekerheid te zeggen. Op basis van het aantal geruimde bedrijven tot en met 4 oktober zijn de verwachtte kosten voor de vogelgriepbestrijding in 2022 meer dan € 44 mln. Daarnaast zijn er in deze convenantsperiode kosten gemaakt voor de bestrijding van Salmonella, welke zijn begroot op € 2,5 mln. per jaar en Mycoplasma (incidenteel € 6 mln.). De verwachtte bestrijdingskosten binnen de pluimveesector voor deze convenantsperiode tot en met 4 oktober bedragen € 63 mln. Van dit gaat de EU-bijdrage aan vogelgriep- en Salmonella bestrijding nog vanaf. De exacte hoogte van deze EU subsidie is nog niet bekend, maar zal naar verwachting tussen de € 10 mln. en € 17 mln. liggen.

In het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020–2024 is overeengekomen dat de maximale bijdrage van de pluimveesector aan het Diergezondheidsfonds voor bestrijdingskosten (exclusief NCD) € 30 mln. bedraagt. Dit plafondbedrag is inmiddels gepasseerd. Alle bestrijdingskosten hoger dan het plafondbedrag zullen worden betaald vanuit de rijksbijdrage aan het Diergezondheidsfonds. In 2022 zal dit, voor het bedrag dat nu in zicht is, opgelost worden binnen de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). U wordt hierover nader geïnformeerd in de tweede suppletoire begroting. Voor de periode vanaf 2025 zal in 2024 een nieuw convenant worden gesloten.

18

Welke verschillende opkoopregelingen is de regering voornemens in te stellen, aanvullend op de bestaande regelingen, en kan de regering per regeling aangeven welk type agrarisch bedrijf bij welke regeling past, hoe het tijdpad eruit ziet tot aan het moment van openstelling, welke belemmeringen in wet- en regelgeving (zowel nationaal als Europees) voorzien zijn en wat bij deelname de gevolgen zijn voor de betreffende dierrechten, per categorie?

Antwoord

Op dit moment werkt de regering naast de Maatregel Gerichte Aankoop-2 (MGA-2) aan de Landelijk beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en ben ik met provincies in gesprek over de uitvoering van provinciale versnellingsmaatregelen in verband met de Provinciale Uitvraag stikstofaanpak en de legalisatieopgave van de PAS-melders. Het is mijn voornemen om de Lbv zo snel mogelijk bij de Europese Commissie te notificeren en open te stellen.

Ten aanzien van de MGA-2 vindt nog overleg plaats met provincies over de vormgeving van deze maatregel en de positionering ten opzichte van de Lbv. Zodra over deze regeling meer duidelijkheid is, wordt uw Kamer daarover geïnformeerd. Het kabinet beraadt zich momenteel op de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de aanbeveling van de heer Remkes over de aanpak van 500–600 grootste piekbelasters.

19

Wat is ten aanzien van de reeds opengestelde/bestaande opkoopregelingen de meest actuele stand van zaken op het gebied van deelname/intekening? Kan de regering dit, indien van toepassing, uitsplitsen per provincie?

Antwoord

Op dit moment loopt er één regeling, de eerste tranche van de Maatregel gerichte aankoop (MGA-1). In verband met een toenemende belangstelling bij veehouders voor deelname is onlangs aan de provincie Limburg aanvullend budget beschikbaar gesteld wat door andere provincies niet werd benut en is de einddatum van de regeling verschoven naar 30 november 2022. Daarmee krijgen provincies extra tijd om koopovereenkomsten waarover gesprekken nog lopen te kunnen afronden en eventuele nieuwe kansrijke koopovereenkomsten te kunnen afsluiten. De stand van zaken per 15 september is dat er 26 koopovereenkomsten zijn getekend in de provincies Groningen (1), Gelderland (7), Friesland (1), Drenthe (4), Overijssel (6) en Noord-Brabant (7). Met enkele tientallen veehouders worden nog gesprekken gevoerd, met name in de provincie Limburg. Ik zal na 1 december een definitieve balans opmaken en uw Kamer daarover zo spoedig mogelijk berichten.

20

Is al meer duidelijk over de bestrijding van zoönosen in de gebiedsgerichte aanpak?

Antwoord

In de startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) is opgenomen dat risico’s van dierziekten en zoönosen worden meegenomen in het NPLG. Voor de invulling van dierziekten en zoönosen binnen het NPLG wordt onder meer het onderzoek benut over efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen tussen veehouderijbedrijven en tevens wordt gebruik gemaakt van een onderzoek naar risicofactoren voor introductie van HPAI-virus op Nederlandse commerciële pluimveebedrijven. In de NPLG-hoofdlijnenbrief wordt nader uitgewerkt hoe dit er uit komt te zien.

21

Zien de bezwaren van de Europese Commissie op de nieuwe uitkoopregeling enkel toe op het voornemen om het stoppersverbod uit de regelingen te schrappen, of ook op andere onderdelen van de regeling? Indien dit laatste het geval is, op welke onderdelen zien de bezwaren van de Europese Commissie nog meer toe?

Antwoord

De Europese Commissie heeft in het informele overleg van mei verduidelijkt aan welke voorwaarden een vrijwillige beëindigingsregeling op grond van de Richtsnoeren moet voldoen. Het zogenoemde doorstartverbod is een van de voorwaarden.

22

Welke stappen heeft de regering reeds ondernomen en is de regering voornemens te zetten richting de Europese Commissie om zo spoedig mogelijk toestemming te krijgen voor het openstellen van vrijwillige opkoopregelingen?

Antwoord

Voor de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) geldt dat bij de opzet van de regeling bewust is aangesloten bij de reeds door de Europese Commissie goedgekeurde Subsidieregeling sanering varkenshouderijen. Over de Lbv en MGA-2 heeft al verkennend overleg met de Europese Commissie plaatsgevonden Mijn inzet is erop gericht de Lbv zo snel mogelijk door de Europese Commissie goedgekeurd te krijgen. Daartoe zal ik zo spoedig mogelijk starten met de notificatieprocedure.

23

Hoeveel boeren hebben in het eerste jaar gebruik gemaakt van de pilot Investeringsfonds duurzame landbouw en wat is de verwachte deelname voor het aankomende jaar?

Antwoord

In het eerste jaar zijn 39 aanvragen door de beoordelingscommissie goedgekeurd. Op dit moment is door het Groenfonds voor 20 aanvragen de financiering verleend. Aangezien de verwachting is dat hiermee het fondsvermogen dat beschikbaar is gesteld voor de pilot in het eerste jaar wordt uitgeput ben ik voornemens om voor het tweede jaar van de pilot niet 9 miljoen euro maar 12 miljoen euro beschikbaar te stellen.

24

Kan de regering concreet aangeven wat wordt bedoeld met het opzetten en in kaart brengen van de informatiehuishouding en wat moet hier precies in kaart voor worden gebracht?

Antwoord

Om zijn taken adequaat uit te kunnen voeren is het nodig dat de nieuw opgerichte regieorganisatie RTLG beschikt over gedegen informatie en daarmee over een toegeruste informatiehuishouding. Het voornemen is dit lean en mean alsmede stapsgewijs vorm te geven. De eerste stap is bepalen welke data en informatie nodig is voor het functioneren van RTLG en het in kaart brengen welke instantie welke informatie beschikbaar heeft. Deze twee elementen zullen met elkaar gematcht worden. Aan de hand van de uitkomst van deze eerste fase zal worden bezien hoe volgende stappen te zetten.

25

Waar moet precies aan voldaan worden om aanspraak te kunnen maken op de specifieke uitkering ter bevordering van het realiseren van het NPLG door provincies en kan de regering concreet per provincie aangeven waar de provincie specifiek aan moet voldoen?

Antwoord

De specifieke uitkering moet het mogelijk maken om middelen beschikbaar te maken voor de provincies om die voorstellen uit te voeren die positief zijn beoordeeld door het ministerie en WEcR. Provincies zullen moeten voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in de brief van april 2022 aan de provincies.

Versnellingen moeten in de jaren 2022 en 2023 bijdragen aan de doelen in de integrale gebiedsgerichte aanpak;

  • de maatregelen zijn no-regret;

  • de maatregelen dragen doelmatig, duurzaam bij aan één of meer van de doelen van de aanpak;

  • de maatregelen leiden tot zo min mogelijk lock-in effecten;

  • de maatregelen hebben voldoende draagvlak in de regio.


X Noot
1

Tevens ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven