Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Enig onderdeel
Artikel VI komt te luiden:
Artikel VI. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld,
met uitzondering van de artikelen V en Va, onderdeel B, subonderdeel 3, die in werking
treden met ingang van 1 januari 2023, en met uitzondering van artikel Va, onderdeel B,
subonderdelen 1 en 2, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 januari
2022.
Toelichting
Deze nota van wijziging herstelt enige onjuistheden in de inwerkingtredingsbepaling
die zijn ontstaan door de bij de eerste nota van wijziging aangebrachte wijzigingen.
In de eerste plaats is in de eerste nota van wijziging abusievelijk niet voorzien
in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding bij koninklijk besluit van
het wetsvoorstel. Omdat de wijzigingen met betrekking tot de Wet tegemoetkomingen
loondomein, voor zover deze bij koninklijk besluit in werking treden, op een ander
tijdstip in werking moeten treden dan de afschaffing van de inkomensondersteuning
voor AOW-ers, is toegevoegd dat kan worden voorzien in verschillende data van inwerkingtreding.
In de inwerkingtreding van artikel Va, onderdeel A, en artikel Vb (de wijzigingen
inzake de bovenste uurloongrens van het lage inkomensvoordeel) zal bij koninklijk
besluit worden voorzien op een tijdstip dat ligt vóór 1 januari 2024. In de inwerkingtreding
van de artikelen I tot en met IV (de afschaffing van de inkomensondersteuning voor
AOW-ers) zal bij koninklijk besluit worden voorzien op 1 januari 2025, zoals toegelicht
in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel.
In de tweede plaats is artikel Va, onderdeel B, subonderdeel 3, uitgezonderd van de
inwerkingtreding bij koninklijk besluit. Die bepaling voorziet in een verhoging van
het lage-inkomensvoordeel over het jaar 2023 en moet daarom in werking treden met
ingang van 1 januari 2023. Omdat voor het maken van een koninklijk besluit vóór 1 januari
2023 na de aanvaarding van het wetsvoorstel hoogstwaarschijnlijk onvoldoende tijd
bestaat, treedt dit artikel niet bij koninklijk besluit in werking, maar is de inwerkingtredingsdatum
geregeld in het wetsvoorstel, evenals bij de verhoging van het kindgebonden budget
(artikel V).
De inwerkingtreding van artikel Va, onderdeel B, subonderdelen 1 en 2, blijft ongewijzigd
ten opzichte van de eerste nota van wijziging. Die onderdelen treden in werking met
ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt
geplaatst en werken terug tot en met 1 januari 2022. In de eerste nota van wijziging
is dit toegelicht.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip