36 207 Wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten tot invoering van een grondslag voor het niet in rekening brengen van invorderingsrente in specifieke gevallen (Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 oktober 2022

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IIIA

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de in artikel II opgenomen wijziging van artikel 28 van de Invorderingswet 1990 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van die wijziging in de praktijk.

I. Algemene toelichting

In het wetsvoorstel Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen is een wijziging opgenomen van de Invorderingswet 1990 (hierna IW 1990). De wijziging van de IW 1990 houdt in dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld in welke specifieke situaties geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Met deze juridische grondslag wordt beoogd sneller te kunnen inspelen op de wens om in geval van uitzonderlijke omstandigheden geen invorderingsrente in rekening te brengen. In het Uitvoeringsbesluit 1990 (hierna UBIW 1990) worden de specifieke situaties opgenomen waarin het niet redelijk wordt geacht om invorderingsrente in rekening te brengen.

Het kabinet vindt het belangrijk om na een aantal jaren de doeltreffendheid en de effecten van de wijziging in de praktijk te bezien. Gelet daarop wordt voorgesteld om in het wetsvoorstel Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen een evaluatiebepaling op te nemen. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen zal worden bezien of de voorgestelde delegatiebepaling daadwerkelijk een oplossing biedt om sneller te kunnen inspelen op de wens om in geval van uitzonderlijke omstandigheden geen invorderingsrente in rekening te brengen. Hierbij zal onder meer worden bezien of en in welke mate gebruik wordt gemaakt van de voorgestelde delegatiebepaling.

II. Onderdeelsgewijze toelichting

Artikel IIIA (evaluatiebepaling)

De Minister van Financiën is op grond van het voorgestelde artikel IIIA gehouden de Staten-Generaal uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding van de in artikel II opgenomen wijziging van artikel 28 IW 1990 een verslag te doen toekomen over de doeltreffendheid en de effecten van die wijziging in de praktijk. Na inwerkingtreding van de in artikel II opgenomen wijziging van artikel 28 IW 1990 kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld in welke specifieke situaties en onder welke voorwaarden geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Deze specifieke situaties worden in het UBIW 1990 opgenomen. Uit het verslag zal onder andere moeten blijken of en in welke mate gebruik wordt gemaakt van de voorgestelde mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te regelen dat in een specifieke situatie geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht.

De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij

Naar boven