36 200 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2023

Nr. 221 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2023

Goed onderwijs geeft je een vliegende start en een solide basis om met je eigen talenten een weg te vinden in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Als je goed leert lezen, rekenen en schrijven en je prettig voelt op school of opleiding, profiteer je daar de rest van je leven van. En dat is goed voor ons allemaal, want voor de toekomst van ons land zijn goed opgeleide mensen van onschatbare waarde. Wie werkt in het onderwijs of de wetenschap levert daarmee een onmisbare bijdrage aan de samenleving. Zij zetten zich dag in dag uit in voor onze leerlingen en studenten en dat verdient alle hulp en waardering.

Jaarlijks brengt de Inspectie van het Onderwijs de Staat van het Onderwijs uit, met trends en ontwikkelingen in het onderwijsstelsel. Hierbij bieden wij u de Staat van het Onderwijs 2023 aan. Dit jaar gaat de inspectie nader in op de belangrijke thema’s basisvaardigheden, kansengelijkheid en goed toegeruste leraren. De uitdagingen die de inspectie signaleert op elk van deze drie thema’s zijn herkenbaar en staan bovenaan de agenda van dit kabinet. Dit kabinet heeft daartoe grote investeringen in alle onderwijssectoren gedaan.

Natuurlijk willen we daarvan direct de positieve resultaten zien, in de praktijk en dus ook in de Staat van het Onderwijs. Maar we beseffen dat het hiervoor nodig is de extra inspanningen langjarig vol te houden. We zijn ervan overtuigd dat we met de volle inzet van iedereen het tij in het onderwijs aan het keren zijn. Niet met alleen een impuls hier en daar, maar met een structurele, gezamenlijke inzet.

De Staat van het Onderwijs laat ook mooie ontwikkelingen zien. De eer daarvoor gaat vooral naar de leraren, docenten en ondersteuners, schoolleiders en bestuurders. Zo constateert de inspectie dat de inzet van scholen om de vertragingen uit de coronaperiode weg te werken zijn vruchten begint af te werpen. En dan vooral bij de leerlingen die dat het meest nodig hebben, bijvoorbeeld uit de sociaaleconomisch zwakkere milieus. De gerichte bekostiging vanuit het NP Onderwijs en de nadruk op evidence-informed maatregelen hebben daarbij geholpen, laat de inspectie zien. Dit is een indrukwekkende gezamenlijke prestatie, die moed geeft voor de andere uitdagingen die we aangaan.

Het echte werk gebeurt in het klas- en collegelokaal, bij de leraren, docenten en ondersteuners. Zij kunnen hun werk alleen goed doen dankzij toegewijde, kundige schoolleiders en besturen. Als we scholen en instellingen bezoeken, zien en voelen we elke keer hoe gedreven de medewerkers in het onderwijs zijn. Dat inspireert ons om óók alles te geven, en alles aan te grijpen wat het onderwijs kan verbeteren. Het is onze taak om hen allen te helpen, om rust en ruimte te creëren en om obstakels weg te nemen voor goed onderwijs.

Per onderwijssector kunnen de uitdagingen en de aanpak wel verschillen. Zo is de kwaliteit van hogescholen en universiteiten goed en stabiel en is in het mbo, hbo en wo het tekort aan leraren en docenten minder dringend dan in het funderend onderwijs. En terwijl de basisschoolleerlingen zich overwegend mentaal goed voelen, is dat op de middelbare school en in het vervolgonderwijs veel minder het geval.

De inspectie benoemt de grote uitdagingen in het onderwijs en daar werken we hard aan, door: 1. een betrokken overheid; 2. een meerjarig perspectief en heldere doelen; 3. goed toegeruste professionals. In deze brief zetten wij uiteen wat wij daarvoor doen. Zodat elk kind goed onderwijs krijgt en goed opgeleid is.

1. Een betrokken overheid

De inspectie stelt dat de aanpak van de uitdagingen in het onderwijs inzet vraagt van ons allemaal. De overheid moet- zeker in het funderend onderwijs – meer betrokken zijn dan tot nu toe. Een betrokken overheid staat naast de onderwijsprofessionals. Niet om taken over te nemen, maar wel om te ondersteunen en te helpen.1 Dat betekent ook dat we instappen als het nodig is en kordaat ingrijpen als leerlingen of studenten geen goed onderwijs krijgen. En dat we het ons aantrekken dat het mentaal welzijn van leerlingen en studenten onder druk staat, zoals deze Staat scherp laat zien.

In de kabinetsreactie op het interdepartementale beleidsonderzoek «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» heeft de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aangegeven met een fundamentele herijking van het besturingsmodel voor het funderend onderwijs te komen.2 Op onder meer het terrein van de ondersteuning van scholen, de aanpak van het lerarentekort, het toezicht op scholen en de mate van inzicht in prestaties zijn hier het afgelopen jaar al stappen op gezet. Ook op andere grote, samenhangende vraagstukken, zoals de lumpsum-bekostiging, zeggenschap en arbeidsvoorwaardenvorming is het essentieel dat er langjarig duidelijkheid komt over de invulling daarvan. Het komende jaar zal de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs daarom werken aan een herijking op de genoemde grote vraagstukken en in gesprek gaan met iedereen in en rond het onderwijs. Begin 2024 moet dit leiden tot een aantal keuze-richtingen verwerkt in pakketten met bijbehorende concrete maatregelen. Uw Kamer wordt daar verder over geïnformeerd.

Funderend onderwijs: lerarentekort en basisvaardigheden als topprioriteiten

In het funderend onderwijs zijn we als overheid al intensief betrokken bij de aanpak van het lerarentekort en het schoolleiderstekort. We werken regionaal, want geen enkele school of bestuur kan de tekorten alleen oplossen. Bovendien verschilt de omvang van de tekorten per regio en soms ook per sector, wat de Staat ook dit jaar duidelijk laat zien.

Het lerarentekort is oneerlijk verdeeld. De ene school heeft genoeg mensen, de andere veel te weinig. Leerlingen zijn daarvan de dupe, en vaak juist de leerlingen die goede leraren hard nodig hebben. Vrijwel iedereen is het er dan ook wel over eens dat een niet-vrijblijvende vorm van samenwerking op regionaal niveau nodig is. Ze slaan de handen ineen. De Regionale Aanpak Personeelstekorten (RAP), Samen Opleiden en Professionaliseren (SO&P) en de regionale allianties verbinden zich tot één onderwijsregio. In mei gaan de eerste regio’s van start. Dit is belangrijk.

Ook bij de aanpak van de basisvaardigheden in het funderend onderwijs zijn we als overheid actief betrokken. Met onze basisteams, bijvoorbeeld, stappen we als overheid naar voren. We helpen op vraag van de professionals op school bij de beste aanpak om leerlingen beter te laten presteren op de basisvaardigheden. Bij 2: meerjarig perspectief kunt u meer lezen over de aanpak basisvaardigheden.

Vervolgonderwijs: samenwerking en investeringen

Samenwerken kenmerkt de kracht van ons vervolgonderwijs en vraagt om een betrokken overheid. Begin dit jaar hebben we daarom met een brede coalitie van vertegenwoordigers van scholen, studenten, docenten, bedrijven en gemeenten de werkagenda mbo en het stagepact ondertekend. Met het Stagepact MBO 2023–20273 verbeteren we stages voor de student en bestrijden we stagediscriminatie.

De Werkagenda mbo richt zich op drie gezamenlijke prioriteiten voor de komende jaren: het bevorderen van kansengelijkheid, het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en het versterken van kwaliteit, onderzoek en innovatie.4 Dit gaat gepaard met substantiële investeringen.5

In het hoger onderwijs werken we voor het Bestuursakkoord samen met de onderwijsinstellingen aan de doelen uit de beleidsbrief: een gezond en sterk fundament, rust en ruimte in het onderwijs en mogelijkheden geven aan divers talent.6 Hieraan zijn eveneens substantiële investeringen gekoppeld.7

Betrokkenheid bij het welbevinden van leerlingen en studenten

De inspectie maakt zich zorgen over het welbevinden van leerlingen en studenten. Als betrokken overheid delen we die zorg. Want je goed voelen is een voorwaarde om te kunnen leren, dat weten onderwijsprofessionals maar al te goed.

Wij zien gelukkig dat scholen en opleidingen al veel doen voor het welbevinden van hun leerlingen en studenten. Heel veel scholen en instellingen gebruiken middelen van het NP Onderwijs voor interventies op het gebied van welbevinden.8 Daarnaast is welbevinden één van de thema’s van de Gezonde School aanpak in het funderend onderwijs en mbo. En werken we kabinetsbreed aan welbevinden met de aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal».9

Studentenwelzijn is ook een prioriteit in de Werkagenda mbo en het bestuursakkoord ho, waar wij de komende jaren met onze partners aan werken. In het mbo bespreken scholen met studenten hoe ze het mentale welbevinden kunnen verbeteren. In de Werkagenda mbo volgen we hoeveel mbo-studenten vinden dat ze er mentaal slecht aan toe zijn. Daarnaast zijn in het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap afspraken gemaakt over het bevorderen van de sociale veiligheid van de studenten. Samen met de instellingen werken we aan een aanpak sociale veiligheid hoger onderwijs en wetenschap. Aanbevelingen van de inspectie worden meegenomen in de verdere uitwerking van de aanpak.

Hogescholen en universiteiten investeren en werken aan een integrale aanpak studentenwelzijn, waaronder een landelijk kader studentenwelzijn. Voor de zomer informeren wij u verder over onze aanpak. Om studenten in het eerste jaar meer ruimte te geven om te kunnen wennen aan een opleiding en voor een betere balans tussen welzijn van studenten en studievoortgang, staat in het coalitieakkoord aangekondigd dat het bindend studieadvies (bsa) zal worden aangepast. Hiermee willen we meer rust en ademruimte creëren voor studenten, ook wanneer zij buiten hun schuld of keuze om achter dreigen te raken. Voor de zomer informeren we u over de aanpassingen van het bindend studieadvies. In dezelfde brief gaan wij ook in op studentenwelzijn.

2. Meerjarig perspectief, heldere doelen

Duurzame verbetering kost tijd, stelt de inspectie. Daarom moeten we heldere beleidskeuzes maken en die koers volhouden. Dat geeft rust en ruimte in het onderwijs.10

Een meerjarig, doelgericht perspectief voor basisvaardigheden

Eén van de doelen waar een lange adem voor nodig is, is het verbeteren van de basisvaardigheden taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap. Het algemene beeld van de basisvaardigheden, toont de inspectie, is nog steeds zorgelijk. Zeker voor het voortgezet onderwijs laat de inspectie zien dat de situatie precair is. Veel leerlingen in de onderbouw van het vo halen niet de fundamentele niveaus voor taal en rekenen en in de onderbouw van het vo daalt de beheersing van Nederlands en rekenen zelfs. Daar is dus echt meer nodig.

Voor de voor- en vroegschoolse educatie (vve), primair onderwijs, voortgezet onderwijs (inclusief het speciaal onderwijs) en ook voor het middelbaar beroepsonderwijs hebben we met het onderwijs een duidelijke aanpak geformuleerd: het Masterplan basisvaardigheden.11 Daarbij hebben we de oproep van uw Kamer en de Algemene Rekenkamer ter harte genomen om concrete en meetbare doelen te formuleren ten aanzien van de basisvaardigheden.12 Want alleen dan is het mogelijk om te bepalen of doelen worden behaald of dat bijsturing nodig is.

Het plan omvat:

  • heldere doelen;

  • beter en frequenter inzicht in de ontwikkeling van leerlingen;

  • meer tijd en ruimte voor leraren voor effectief onderwijs en professionalisering op basisvaardigheden;

  • concrete eisen op basisvaardigheden in het toezicht;

  • structurele financiering;

  • ondersteuning door basisteams

We formuleren ambitieuze doelen voor de basisvaardigheden in het funderend onderwijs. We sluiten ons daarmee aan bij de ambitie van de inspectie dat er snel een trendbreuk nodig is. Ook werken we in het funderend onderwijs aan nieuwe kerndoelen in het curriculum en aan toezicht dat zich concentreert op zaken die essentieel zijn voor de onderwijskwaliteit. Onze aanpak moet op zowel korte als lange termijn concrete verbeteringen opleveren.

De inspectie benoemt scherp dat goed zicht op de basisvaardigheden essentieel is om een trendbreuk voor elkaar te krijgen. Daarom werken we aan het stroomlijnen van een leerlingvolgsysteem in het voortgezet onderwijs en aan verplichte deelname aan peilonderzoeken. Hierdoor hebben niet alleen wij en de inspectie een beter beeld, maar ook de besturen, schoolleiders en leraren. De inspectie roept op om samen verder te werken aan het hoe van het oplossen van de grootste uitdagingen in het onderwijs. We kunnen alleen gezamenlijk zorgen voor verbetering van de basisvaardigheden en we moeten daarbij hoge verwachtingen hebben van elkaar en als professionals de bal oppakken. Zie daarvoor het derde deel van deze brief: Goed toegeruste onderwijsprofessionals.

Ook voor mbo-studenten zijn de basisvaardigheden belangrijk, zodat zij naast het leren van een vak ook hun weg vinden in de maatschappij.

Wij werken aan een masterplan basisvaardigheden voor het mbo, wat een toekomstbestendige aanpak voor de versterking van basisvaardigheden biedt in het mbo. Hierbij wordt nadrukkelijk de koppeling gelegd met de beroepscontext en de belevingswereld van de student. Daarbij zijn voldoende en goede docenten voor de basisvaardigheden cruciaal voor kwalitatief goed onderwijs. Het Coalitieakkoord gaat daarbij uit van bevoegde docenten voor de vakken basisvaardigheden en burgerschap. Of dat een bevoegdheid moet zijn zoals we die kennen uit het voortgezet onderwijs, wordt de komende maanden samen met het veld onderzocht.13 Om de kwaliteit van docenten basisvaardigheden te versterken, richt het masterplan zich daarom ook op de betere toerusting van onderwijsprofessionals. Voor de zomer informeren wij de Kamer verder over de aanpak van de basisvaardigheden in het mbo.

Op hogescholen en universiteiten willen we dat instellingen de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands bevorderen bij studenten. De Taalunie heeft vorig jaar een referentiekader ontwikkeld voor een taalcompetentieversterkend aanbod. In de Kamerbrief beheersing instroom internationale studenten wordt nader ingegaan op de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands.14

De Onderwijsraad heeft in het rapport: «taal en rekenen in het vizier» ook zorgelijke signalen geuit over de vakdidactische vaardigheden in taal- en rekenonderwijs en de eigen taal- en rekenvaardigheden van een belangrijk deel van de afstudeerders van lerarenopleidingen in het hbo. In de beleidsreactie op dit onderzoek hebben wij een aanpak aangekondigd om te komen tot passende maatregelen.15

Een meerjarig, doelgericht perspectief voor kansengelijkheid

De inspectie wijst ook op de grote slag die te slaan is in het realiseren van gelijke kansen. De inspectie constateert dat barrières om door te stromen voor wie dat wil en kan, moeten worden weggenomen. Dit sluit aan bij onze overtuiging dat het niet mag uitmaken waar je wieg staat of dat je achternaam verhindert dat je een stageplek vindt. Iedere leerling en student verdient een veilige basis, een stimulerende omgeving en mogelijkheden om te groeien. We werken daaraan vanuit een meerjarige visie.

Met onze visie op kansengelijkheid voor het funderend onderwijs die recent naar de Kamer is gestuurd, geven we een meerjarig perspectief. We focussen op vijf terreinen om de kansengelijkheid in het funderend onderwijs te vergroten (startpositie, basiskwaliteit, gelijke toegang, verrijking omgeving, vergroten flexibiliteit).16 Ook investeren wij en werken wij vanuit de kansengelijkheidsgedachte aan inclusief onderwijs en passend onderwijs om zo, ongeacht welke beperking of zorg een leerling nodig heeft, hij of zij het onderwijs kan volgen dat aansluit bij zijn of haar ontwikkelvermogen.17

Goede voorschoolse educatie kan echt het verschil maken, zeker voor taalontwikkeling. Daarom komen we met plannen om de kwaliteit en het bereik van vroeg- en voorschoolse educatie te verbeteren. Het programma School en Omgeving biedt kinderen al een mooi aanbod aan cultuur, sport en andere activiteiten, zaken waarmee ze van huis uit niet altijd in aanraking komen.18

In het voortgezet onderwijs investeren we structureel extra in de onderwijsmiddelen (het zogenoemde leerplusarrangement), waardoor verschillen verkleinen en kansen voor leerlingen vergroten.19 En we verbeteren de overgang van leerlingen van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs door scholen te subsidiëren voor het opzetten voor brede brugklassen. Verder onderzoeken we met scholen en wetenschappers wat werkt om leerlingen meer kansen te bieden in het voortgezet onderwijs en de overgang ernaartoe.

Binnen het mbo zijn stages belangrijk voor kansengelijkheid en dat maakt stagediscriminatie enorm schadelijk. In het meerjarige stagepact mbo zijn met een brede coalitie van o.a. werkgevers, scholen en docenten afspraken gemaakt om stagediscriminatie uit te bannen. De afspraken gaan over het professionaliseren van de stagebegeleiding, het bevorderen van stagematching bij eerstejaarsstudenten en een het instellen van een meldpunt op iedere mbo-instelling. De inspectie doet onderzoek naar stagediscriminatie in het mbo.

Ook versterken we de begeleiding in het onderwijs en bij de stap van school naar werk of vervolgopleiding, vooral voor niveau 2 studenten. Met doorlopende leerlijnen helpen we leerlingen en studenten de voor hen beste route af te leggen. We investeren in kansen naast de beroepsopleiding, bijvoorbeeld een stageplaats over de grens. Voor de gelijkwaardige behandeling van mbo-studenten stimuleren we deelname aan gemeenschappelijke introductiedagen en sportfaciliteiten. Daarmee bestrijden we onnodige verschillen met het hbo en wetenschappelijk onderwijs en dragen we uit dat het beroepsonderwijs een positieve keuze is.

In het hbo en wo verbeteren we de kansengelijkheid door de basisbeurs opnieuw in te voeren en door meer studenten een aanvullende beurs te bieden. Met het stagemanifest werken wij samen met het onderwijs- en werkveld om stagediscriminatie in hbo en wo tegen te gaan. Dit doen we door het maatschappelijke bewustzijn over stagediscriminatie te vergroten en door te borgen dat studenten adequate begeleiding ontvangen bij het zoeken, vinden en behouden van stageplekken. Daarnaast ligt op dit moment een voorstel in de Eerste Kamer waardoor opleidingen op termijn schaarse plaatsen kunnen verdelen via loting, wat ook kan bijdragen aan gelijke kansen.20 In de doorstroom naar het hoger onderwijs zien we in de Staat van het Onderwijs dat de ongelijkheid naar inkomen en het opleidingsniveau van ouders niet groter wordt. Ook stromen er relatief meer leerlingen met een migratieachtergrond door naar hogescholen en universiteiten.

Financieel: structureel investeren, zo eenvoudig en gericht mogelijk

Ook op financieel gebied is meerjarig perspectief nodig. De inspectie stelt terecht dat structurele problemen om structurele investeringen vragen. We doen die investeringen, van het funderend onderwijs tot en met de universiteit. Daarnaast kijken we of we meer lijn kunnen brengen in de door de inspectie bekritiseerde grote hoeveelheid doelsubsidies.

Het kabinet heeft vanuit het Coalitieakkoord structureel meer geld ter beschikking gesteld.21 We willen dat dit geld terechtkomt waar dat het meest nodig is. In het funderend onderwijs gebruiken we daartoe bijvoorbeeld de CBS-indicator en, op termijn, een indicator voor basisvaardigheden. (Mede)zeggenschap van medewerkers en ouders is vervolgens belangrijk om ervoor te zorgen dat het geld daadwerkelijk landt in de klas en dat het wordt ingezet via effectieve interventies. Op deze manier willen we ervoor zorgen dat investeringen leiden tot daadwerkelijke resultaten. De bekostiging en zeggenschap zijn, zoals aangegeven in de beleidsreactie op het IBO22, ook onderdeel van de fundamentele herijking van het besturingsmodel in het funderend onderwijs waarover uw Kamer in 2024 verder wordt geïnformeerd.

De bekostiging in het funderend onderwijs hebben we ook vereenvoudigd. Besturen en instellingen kunnen daardoor gerichter en initiatiefrijker financieel beleid voeren voor de lange termijn. Ook mogen ze onder bepaalde voorwaarden aanvullend lumpsumgeld dat zij ontvangen in het ene jaar en waarvan duidelijk is dat dit pas wordt uitgegeven in een volgend jaar, als overlopende post in hun jaarrekening opnemen. Hierdoor komt het tijdelijk niet in het resultaat en het eigen vermogen terecht. Dat geeft ze rust en vrijheid voor goede plannen en investeringen.

De inspectie stelt dat besturen reserves willen afbouwen, maar daar soms meer tijd voor nodig hebben. Dat begrijpen we, maar we vinden ook dat geld voor onderwijs niet onnodig op de plank moet blijven liggen. Daarom komen we met een wetsvoorstel. Het verplicht besturen bovenmatige reserves af te bouwen en biedt ons mogelijkheden om in te grijpen.

Toekomstverkenning mbo, hbo en wetenschap

Er loopt nu een toekomstverkenning voor het mbo, hbo en wetenschap. We kijken naar de toekomstbestendigheid van het stelsel en de trends op de arbeidsmarkt en in de samenleving voor de komende twintig jaar. Het rapport van deze toekomstverkenning, uitgevoerd door een consortium van onderzoekers, ontvangt de Kamer voor de zomer. Na de zomer volgt de kabinetsreactie op dit rapport. In onze reactie op de toekomstverkenning besteden we ook aandacht aan de wijze van sturing en positionering van de overheid bij de grote vraagstukken, aansluitend bij ons uitgangspunt van een betrokken overheid.

Wij werken daarnaast aan onze visie op het funderend onderwijs, waarin we expliciet aandacht besteden aan de beroepsgerichte kant van het onderwijs. We gaan in deze visie-brief ook in op de doorstroom in het voortgezet onderwijs, waaraan de inspectie ook aandacht besteedt. Het is goed om in de Staat te lezen dat in de onderbouw van het voortgezet onderwijs de doorstroom toeneemt. Maar de inspectie laat ook zien dat er meer nodig is om het doorstroomrecht tot een succes te maken. Onze visie op het funderend onderwijs ontvangt u voor de zomer.

3. Goed toegeruste onderwijsprofessionals

De Staat besteedt aandacht aan het professionaliseren en begeleiden van onderwijspersoneel. Goed onderwijs betekent dat onderwijs wordt (vorm)gegeven door professionals die met plezier werken in het onderwijs, goed opgeleid zijn en hun vak bijhouden. De lerarenopleidingen hebben – voor een goede start van aankomende leraren – een belangrijke rol, bijvoorbeeld als het gaat om basisvaardigheden als taal en rekenen. En het is aan schoolleiders om ervoor te zorgen dat professionalisering en begeleiding goed gefaciliteerd wordt. De inspectie roept op om vooral in gezamenlijkheid te werken aan de grootste uitdagingen van het onderwijs. Als betrokken overheid geven we heldere kaders voor professioneel werken die vervolgens de onderwijsprofessionals oppakken. Hieronder lichten we de belangrijkste kaders toe.

Evidence-informed werken

De leervertragingen van de pandemie zijn gelukkig deels ingelopen, volgens de inspectie mede door de evidence-informed aanpak van het Nationaal Programma Onderwijs. Evidence-informed werken wil zeggen dat onderwijsprofessionals hun handelen baseren op onderzoek en praktijkkennis. Dat is ons uitgangspunt voor het hele onderwijs, want het draagt bij aan beter onderwijs.23 Binnen het Masterplan Basisvaardigheden is evidence-informed ook al een vaste waarde. Met het Groeifondsprogramma Ontwikkelkracht wordt bovendien komende jaren geïnvesteerd in het evidence-informed werken op scholen.24 We borgen evidence-informed werken in het funderend onderwijs, zodat de inspectie dit ook in de onderzoekskaders kan betrekken.

Via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) investeren we in onderzoeks- en vernieuwingsprojecten die evidence-informed zijn, en onderzoeken wat wel of niet werkt. Voorbeelden zijn, naast Ontwikkelkracht, het Comeniusprogramma, het ComeniusNetwerk, de Nederlandse Onderwijspremie en wetenschappelijk onderzoek naar het hoger onderwijs. Sinds dit jaar doet ook het mbo mee met de Nederlandse Onderwijspremie en volgend jaar ook met het Comeniusprogramma en het ComeniusNetwerk. Het NRO publiceert de resultaten op onderwijskennis.nl en verspreidt ze via seminars en bijeenkomsten. Zo kunnen belangrijke vernieuwingen evidence-informed vormgegeven worden.

Beroepsbeeld

Iedereen in het onderwijs moet bewust bezig zijn met professionalisering, stelt de inspectie in de Staat. Dat vereist een beroepsbeeld, waarin staat waaraan een leraar of docent moet voldoen. Voor po, vo en mbo werken de vak- en beroepsorganisaties al zo’n beroepsbeeld uit. In het voorjaar van 2024 is dit klaar. De hbo-wo-lerarenopleidingen werken aansluitend op dit beroepsbeeld aan een raamplan. Deze acties zijn opgenomen in het onderwijsakkoord Samen voor het beste onderwijs.25 Ook is er een Groeifondsaanvraag ingediend voor (onder meer) ontwikkelpaden van docenten, om zo de professionele ontwikkeling van leraren gedurende hun gehele loopbaan continu te stimuleren.

Ruimte voor zeggenschap

We roepen onderwijsprofessionals op de mogelijkheden voor medezeggenschap en besluitvorming goed te gebruiken. Dat geeft ze immers invloed op de kwaliteit van het onderwijs. Rond de zomer sturen we u een brief die verder ingaat op de zeggenschap en medezeggenschap in het funderend onderwijs. In die brief reageren we ook op het eindrapport van het breed gesprek governance en (mede)zeggenschap, dat we midden april hebben ontvangen.26

In het mbo nemen we maatregelen om de medezeggenschap te versterken. Bij de beoordeling van de kwaliteitsagenda’s toetsen we of studenten en docenten goed zijn betrokken bij het opstellen ervan en of ze ermee instemmen. Dat geeft studenten en docenten een sterke positie bij de besteding van het budget voor de kwaliteitsafspraken. Daarnaast expliciteren we in de wet dat studentenraden en in voorkomende gevallen ouderraden kunnen beschikken over in elk geval ambtelijke, financiële en juridische ondersteuning die nodig is om hun rol te vervullen. We zorgen dat hierover goede afspraken worden gemaakt, en middels een tweejaarlijkse monitor medezeggenschap vanaf 2024 volgen we structureel hoe de ondernemingsraden en studentenraden het samenspel met de besturen en de raden van toezicht ervaren, en of de begeleiding en facilitering op orde is.

De inspectie vraagt in de Staat aandacht voor de medezeggenschap in het hoger onderwijs. Voor kwalitatief hoogwaardig en robuust hoger onderwijs is het noodzakelijk dat de driehoek van zeggenschap, toezicht en medezeggenschap in balans is. Om de belangrijke rol van de medezeggenschap, in het bijzonder de opleidingscommissies, te onderstrepen investeert OCW in de medezeggenschap.27 Daarnaast sturen we u voor de zomer een brief die verder ingaat op medezeggenschap in het hoger onderwijs.

Kwaliteit van besturen

De kwaliteit van het bestuur is cruciaal voor de kwaliteit van het onderwijs. In het mbo zien we besturen zelf initiatief nemen om de kwaliteit te verbeteren. De sector ontwikkelt een eigen referentiekader voor kwaliteit.28 Daarnaast heeft OCW samen met de inspectie een pilot «Kwaliteitszorg met ambitie» opgezet. Deze initiatieven hebben als doel een nog sterkere kwaliteitscultuur te ontwikkelen.29

In het hbo en wo heeft de afgelopen decennia een professionalisering van bestuur, intern toezicht en kwaliteitszorg plaatsgevonden.

In het funderend onderwijs ziet de inspectie echter – ook dit jaar weer – dat 20% van de besturen onvoldoende zicht heeft op de onderwijskwaliteit. Dat betekent dat ze niet gericht kunnen sturen op kwaliteit, terwijl ze daar wel verantwoordelijk voor zijn. Daarom leggen we wettelijk vast wat de vereiste kwaliteiten en vaardigheden zijn voor besturen in het funderend onderwijs. We hebben de sectorraden input gevraagd om ons rond de zomer te voorzien van een adequaat beroepsprofiel, waarna we dit toetsen en de benodigde kaders ook wettelijk zullen verankeren. Dat is essentieel.

Tot slot

Het is heel waardevol dat we in Nederland een onderwijsinspectie hebben die onafhankelijk en met veel expertise laat zien hoe het onderwijs in ons land ervoor staat. Op de thema’s basisvaardigheden, kansengelijkheid en goed toegeruste leraren staan we aan de lat voor een robuuste, langjarige aanpak. In deze brief hebben we onze acties op deze thema’s toegelicht.

We zijn zeer gemotiveerd om samen met alle professionals voor het beste onderwijs te gaan. We zijn daarbij als overheid meer betrokken dan ooit, handelen doelgericht vanuit een meerjarig perspectief, geven ruimte én kaders aan de professionaliteit van iedereen in het onderwijs en zorgen voor duidelijkheid over en hulp bij concrete doelen voor de komende jaren. We lossen de grootste uitdagingen niet binnen één jaar op of zonder ruimte om te proberen. We werken samen en moeten samen ook uitvinden wat werkt. En dat toepassen. Als we dat doen, zijn we ervan overtuigd dat we bij de volgende Staat van het Onderwijs nog veel meer lichtpunten zien en een ontwikkeling in de goede richting. Voor minder doen we het niet.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Zie voor uitgebreidere toelichting ook de beleidsreactie bij het IBO Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid. Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 669.

X Noot
2

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 669.

X Noot
3

Stagepact MBO 2023–2027 pdf (overheid.nl).

X Noot
4

Werkagenda mbo pdf (overheid.nl).

X Noot
5

Zo bevorderen we kansengelijkheid met onder meer structureel € 150 miljoen voor niveau 2, stellen we € 33 miljoen structureel beschikbaar voor het verbeteren van loopbaanoriëntatie en investeren we € 30 miljoen in professionalisering.

X Noot
6

Kamerstuk 31 288, nr. 964.

X Noot
7

Zo investeren we 200 miljoen structureel extra in wetenschap en onderwijs door instellingen en sectoren de ruimte te geven om zich te specialiseren, onderzoekers vaste banen te geven en onderwijs van topniveau te verzorgen. Ook investeren we 300 miljoen in starters- en stimuleringsbeurzen. Dit zijn niet competitieve middelen waarmee we o.a. de werkdruk willen verlagen. Dit betreft een structurele investering in startersbeurzen van 156 miljoen en een investering van 10 jaar van jaarlijks 144 miljoen in stimuleringsbeurzen.

X Noot
8

Zie www.onderwijskennis.nl voor goede voorbeelden en handvatten.

X Noot
9

Kamerstuk 32 793, nr. 613.

X Noot
10

Zie ook beleidsreactie bij IBO Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid: Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 669.

X Noot
11

Kamerstuk 31 293, nr. 655.

X Noot
12

Zoals, onder anderen, de motie van lid De Hoop van 1 februari jl. over afrekenbare doelen in het masterplan basisvaardigheden (Kamerstuk 31 293, nr. 657).

X Noot
13

Werkagenda Samen Werken aan Talent Bijlage bij Kamerbrief Werkagenda en Stagepact MBO, Kamerstuk 31 524, nr. 549.

X Noot
14

Kamerstuk 22 452, nr. 85.

X Noot
15

Kamerstukken 31 332 en 28 760, nr. 107.

X Noot
16

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 660.

X Noot
17

Kamerstuk 31 497, nr. 448.

X Noot
19

Dit betreft € 105 miljoen en is reeds verwerkt in de begroting 2023.

X Noot
20

Uit recent onderzoek van de onderwijsinspectie blijkt dat opleidingen het borgen van kansengelijkheid in selectieprocedures belangrijk vinden, maar het tegelijkertijd lastig vinden hoe ze dit kunnen vormgeven. Een uitgebreide reactie op het inspectierapport en de aanbevelingen rondom kansengelijkheid volgt na de zomer.

X Noot
21

Coalitieakkoord 2021–2025: Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77): 1 mld. structureel voor versterken onderwijskwaliteit en 1 mld. structureel voor kansengelijkheid, inclusief maatschappelijke diensttijd.

X Noot
22

Kamerstukken 31 293, nr. 289, nr. 669.

X Noot
24

Zo versterken we de onderzoeks- en verbetercultuur, maken we bestaande kennis uit onderzoek beter beschikbaar en laten we urgente vragen uit de praktijk gezamenlijk onderzoeken door leraren en onderzoekers gezamenlijk in co-creatielabs.

X Noot
25

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615.

X Noot
26

Bijlage bij kabinetsreactie IBO Koersen op Kwaliteit en Kansengelijkheid, Kamerstukken 31 289, nr. 669.

X Noot
27

In de periode 2022–2025 € 11,5 miljoen extra.

Naar boven