De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering per 1 september 2015 het leenstelsel heeft ingevoerd
ter vervanging van de basisbeurs;
constaterende dat 1,6 miljoen mensen aan het begin van 2022 een studieschuld hadden,
de gemiddelde studieschuld, na de invoering van het leenstelsel, is gestegen tot bijna
€ 16.000, en zo'n 300.000 mensen zelfs een schuld hebben van € 30.000 of hoger;
constaterende dat het kabinet een eenmalige tegemoetkoming toekent aan studenten onder
het leenstelsel die neerkomt op zo'n € 1.400 per student, en in de Miljoenennota heeft
opgenomen dat uitwonende studenten in het hoger onderwijs aanvullend ongeveer € 165
per maand zullen ontvangen;
overwegende dat studenten naast de opgelopen schulden vanwege het leenstelsel ook
hard worden geraakt in hun bestaanszekerheid door recente ontwikkelingen, bijvoorbeeld
omdat zij in onzekere en kwetsbare posities verkeren als het gaat om wonen en inkomen;
overwegende dat de tegemoetkoming op dit moment exclusief geldt voor officieel uitwonende
studenten, terwijl ook niet-uitwonende studenten fors worden geraakt door onder andere
de hoge inflatie, en een groot deel van de studenten niet officieel uitwonend zijn
door toedoen van de door de overheid gecreëerde wooncrisis;
overwegende dat de geraamde tegemoetkomingen en compensatie daarmee niet in verhouding
staan tot de precaire situatie van veel studenten, en het onwenselijk is dat een complete
generatie nog verder in de schulden wordt gestort;
verzoekt de regering om aanvullende maatregelen te treffen die de lastendruk van studenten
verlichten, en daarbij compensatie te overwegen die vergelijkbaar is met de basisbeurs
vóór de invoering van het leenstelsel, het uitsluiten van de studieschuld bij het
aanvragen van een hypotheek, het afschaffen van collegegeld en/of een garantie op
rentevrije aflossingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Sylvana Simons