36 160 Voorstel van wet van de leden Marijnissen en Temmink houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum

36 468 Voorstel van wet van het lid Dijk houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum

36 333 Regels inzake een wettelijke taak van gemeenten om opvangvoorzieningen voor asielzoekers mogelijk te maken (Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen)

J1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 januari 2024

Op 10 oktober 2023 heeft de Eerste Kamer in eerste lezing het grondwetswijzigingsvoorstel aangenomen van de leden Marijnissen en Temmink inzake het correctief referendum.2 Tijdens het voorafgaande debat in de Kamer op 3 oktober zegde ik naar aanleiding van vragen van het lid Dittrich toe extra informatie aan te leveren over de verhouding tussen bindende referenda op decentraal niveau en de verdelingssystematiek van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen. Met deze brief doe ik mijn toezegging gestand (T03759).

Mocht het initiatiefwetsvoorstel-Dijk3 inzake het correctief referendum (hierna: het grondwetsvoorstel) in tweede lezing worden aangenomen en bekrachtigd, dan wordt in de Grondwet een nieuw artikel 128a opgenomen. Dit artikel regelt dat bij provinciale onderscheidenlijk gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat besluiten van provinciale staten of de gemeenteraad aan een beslissend referendum worden onderworpen. Het artikel is limitatief in de zin dat alleen besluiten van provinciale staten of de gemeenteraad referendabel zijn en dus niet, bijvoorbeeld, besluiten van het college van burgemeester en wethouders. In een specifieke provincie of een specifieke gemeente kan ook alleen een besluit van de eigen provinciale staten of gemeenteraad aan een referendum worden onderworpen.

Op basis van artikel 3, tweede lid, van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen maakt de Minister van Justitie en Veiligheid eens in de twee jaren voor 1 februari van het kalenderjaar de verdeling bekend over alle provincies van het benodigd aantal opvangplaatsen. Ook maakt de Minister van Justitie en Veiligheid dan een indicatieve verdeling bekend per gemeente. Op basis van deze indicatieve verdeling, zal het overleg tussen gemeenten aan de provinciale regietafels worden gevoerd om te komen tot een werkbare verdeling van opvangplaatsen in de provincie (artikel 4, eerste lid, van het wetsvoorstel). Na afloop van de overlegfase neemt de Minister van Justitie en Veiligheid op basis van artikel 5, eerste lid, van het wetsvoorstel een daadwerkelijk verdeelbesluit met betrekking tot het aantal verplicht beschikbaar te stellen opvangplaatsen per gemeente. Op grond van dit besluit krijgt het college van burgemeester en wethouders van een aangewezen gemeente op basis van artikel 6 van het wetsvoorstel de taak om in de gemeente binnen de termijn van twee jaar opvangvoorzieningen mogelijk te maken voor asielzoekers conform het verdeelbesluit. De raad heeft op grond van artikel 7 van de wet de verplichting om hiertoe zo nodig het bestemmingsplan of de beheersverordening aan te passen als dit noodzakelijk is voor het voldoen aan deze wettelijke taak.

Er is in het kader van het bepalen van het aantal in te richten opvangvoorzieningen in de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen geen sprake van een besluit van provinciale staten of gemeenteraad dat eventueel referendabel zou zijn op grond van het grondwetsvoorstel. Strikt genomen zou een aanpassing van het bestemmingsplan of de beheersverordening dat wel kunnen zijn. Echter, indien hierdoor de taakstelling niet wordt behaald, zal sprake zijn van taakverwaarlozing waarop het interbestuurlijk toezicht van toepassing is. Het bindend referendum op provinciaal of gemeentelijk niveau doorkruist immers niet de verplichtingen die volgen uit het door de wetgever opgelegde medebewind. Het is binnen de systematiek van de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen de Minister van Justitie en Veiligheid die bepaalde bevoegdheden krijgt. Daarnaast krijgt het college van burgemeester en wethouders van een aangewezen gemeente een taak in medebewind opgelegd voor een bepaald aantal plaatsen. De raad heeft, gegeven dat bepaalde aantal, een taak daarvoor zo nodig besluiten te nemen. Maar die besluiten zien niet op de vraag of, en zo ja, hoeveel opvangvoorzieningen de gemeente wenst te leveren. Op het uitoefenen van deze taak is het interbestuurlijk toezicht van toepassing. Mocht het grondwetsvoorstel in tweede lezing worden aangenomen en bekrachtigd, dan zal er geen bindend gemeentelijk of provinciaal referendum gehouden kunnen worden over de verdeling van opvangplaatsen voor asielzoekers.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letter J heeft alleen betrekking op 36 160.

X Noot
2

Stb. 2023, 360.

X Noot
3

Kamerstukken 36 468.

Naar boven