36 128 Voorstel van wet van het lid Maatoug houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere fiscale wetten in verband met het doen vervallen van enkele fiscale regelingen

Nr. 13 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 maart 2024

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I vervalt.

B

Artikel III, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. In subonderdeel 3 wordt «vijfde tot en met negende lid tot vierde tot en met achtste lid» vervangen door «vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid en onder vernummering van het als 8a genummerde lid tot achtste lid».

2. Subonderdeel 5 komt te luiden:

5. Het zevende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. een lichaam waarin de erflater of schenker ten tijde van het overlijden, onderscheidenlijk de schenking, direct of indirect een aanmerkelijk belang als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, heeft.

3. Subonderdeel 6 komt te luiden:

6. In het negende en tiende lid wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid».

4. Na subonderdeel 6 wordt een subonderdeel ingevoegd, luidende:

6a. In het elfde lid wordt «zevende lid, onderdeel a, en het achtste lid» vervangen door «zesde lid, onderdeel a, en het zevende lid».

5. Subonderdeel 7 komt te luiden:

7. Het twaalfde lid vervalt, onder vernummering van het dertiende lid tot twaalfde lid.

C

Artikel V vervalt.

D

In artikel VI wordt «2023» steeds vervangen door «2024».

E

Artikel VIII wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «2024» vervangen door «2025».

2. In het tweede lid wordt «2025» vervangen door «2026».

Toelichting

Deze nota van wijziging bevat een aantal wijzigingen.

Ten eerste zorgt deze nota van wijziging ervoor dat het initiële voorstel om de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in box 2 van de inkomstenbelasting te laten vervallen niet langer deel uitmaakt van het wetsvoorstel. Ook de met dat initiële voorstel gepaard gaande wijzigingen in de Invorderingswet 1990 maken door deze nota van wijziging niet langer deel uit van het wetsvoorstel.

Ten tweede vervalt de maatregel waarmee aan derden ter beschikking gestelde onroerende zaken standaard worden aangemerkt als beleggingsvermogen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR). Een soortgelijke maatregel is opgenomen in de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 en is op 1 januari 2024 in werking getreden. Indien de onroerende zaak ter beschikking wordt gesteld aan een lichaam waarin de erflater of schenker een belang van een bepaalde minimale omvang heeft, wordt dat lichaam niet als een derde aangemerkt. De minimale omvang van dat belang, zoals voorgesteld in onderhavig wetsvoorstel, blijft ongewijzigd. Deze minimale omvang is groter dan de minimale omvang die op grond van de huidige wet is vereist.

Ten derde zorgt deze nota van wijziging voor een één jaar latere inwerkingtreding van de in dit wetsvoorstel opgenomen wijzigingen, namelijk 1 januari 2025 in plaats van 1 januari 2024. In verband hiermee bevat deze nota van wijziging enkele aanpassingen, onder andere in de data die van belang zijn voor het in het wetsvoorstel opgenomen overgangsrecht. De voorgestelde inwerkingtredingsdatum van de voorgestelde aanpassing van de hoogte van de vrijstelling goingconcernwaarde in de BOR (aangepast naar 25% voor zover de waarde van het verkregen ondernemingsvermogen niet hoger is dan € 1 miljoen) verschuift op grond van deze nota van wijziging van 1 januari 2025 naar 1 januari 2026.

Ten vierde bevat deze nota van wijziging enkele aanpassingen die nodig zijn in verband met een vernummering van leden ingevolge de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024. Hiermee wordt geen inhoudelijke wijziging aangebracht.

Maatoug

Naar boven