De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie Tweede Kamer,
heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de commissie voor de Werkwijze op de gestelde vragen en de
gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare
behandeling van dit voorstel voldoende voorbereid.
I. Algemeen
De leden van de D66-fractie hebben van dit voorstel tot vaststelling van de Regeling
bezwaaradviescommissie kennisgenomen en zij hebben hierover geen aanvullende inbreng
of vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie
Tweede Kamer. Deze leden hebben over de voorgestelde bepalingen de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel voor de Regeling rondom het instellen
van een bezwaaradviescollege gelezen en hebben hierover nog een enkele vraag.
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van de commissie voor de Werkwijze tot vaststelling van de Regeling bezwaaradviescommissie
Tweede Kamer. Dit lid heeft hierover nog enkele vragen.
II. Artikelsgewijs
Artikel 3. Samenstelling commissie
In artikel 3, derde lid wordt bepaald dat de leden van de commissie geen lid zijn
van de Staten-Generaal en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een fractie,
groep of de ambtelijke organisatie van de Staten-Generaal. De leden van de CDA-fractie
hechten aan een zo groot mogelijke onafhankelijkheid van de commissie en vragen in
dit verband of het niet wenselijk zou zijn ook oud-leden van de Staten-Generaal uit
te sluiten.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat om de onafhankelijkheid te waarborgen er
uitzonderingen zijn gemaakt wie er deel uit kunnen maken van deze commissie. Deze
leden vragen waarom oud-Kamerleden hier geen uitzondering in vormen, zeker als zij
recentelijk zijn afgetreden bijvoorbeeld. Zij stellen dezelfde vraag met betrekking
tot personen die in een andere hoedanigheid dan voor een fractie, in dienst zijn van
een politieke partij of groepering.
Het lid van de BBB-fractie wil graag horen welke eigenschappen, kennis en ervaring
gevraagd worden van leden van de genoemde bezwaaradviescommissie en hoe wordt gewaarborgd
dat deze commissie een goede afspiegeling is van de maatschappij. Verder wil dit lid
graag aan de commissie voor de Werkwijze meegeven dat het lid van de commissie volgens
haar niet alleen niet mag werken voor een fractie, groep of de ambtelijke organisatie,
maar daar ook niet op een andere manier aan verbonden mag zijn. Hoe kijkt de commissie
voor de Werkwijze hier tegenaan? Voorts zou het lid van de BBB-fractie graag net als
bij bewindslieden spelregels willen introduceren in de trant van het lobbyverbod.
Hoe kijkt de commissie voor de Werkwijze hier tegenaan en wil de commissie hiervoor
regels opstellen?
Artikel 6. Jaarverslag
In artikel 6 wordt bepaald dat de commissie jaarlijks verslag uitbrengt van haar werkzaamheden.
De leden van de CDA-fractie vragen of daarin ook wordt opgenomen welke kosten de commissie
heeft gemaakt. Verder vragen deze leden op welke wijze wordt vastgesteld of de commissie
voldoende functioneert. Hoe worden beoordelingsmomenten ingericht en vastgelegd?
Artikel 9. Ontvangst bezwaarschrift en toezending aan commissie
In artikel 9, tweede lid wordt bepaald dat indien de commissie gevraagd wordt over
een bezwaarschift te adviseren, het bezwaarschrift met de daarbij behorende stukken
door de Kamer onverwijld in handen van de commissie wordt gesteld. De leden van de
CDA-fractie vragen of daarbij ook afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen
er een reactie moet komen op het bezwaarschrift.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos