Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36103 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36103 nr. 7 |
Ontvangen 24 juni 2022
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover gestelde vragen. De vragen worden zo veel mogelijk beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag. Voor zover vragen, vanwege overeenkomst in onderwerp, gezamenlijk beantwoord zijn, is dit vermeld.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een indicatie kan geven wanneer alle terugbetalingen zullen zijn afgerond en welke factoren invloed hebben op deze timing. Ook het lid van de BBB-fractie vraagt de regering om de termijn in te schatten waarop alle terugbetalingen zullen zijn afgehandeld.
Zoals in de brief van 31 maart 2022 is aangegeven is de opstart van de invordering per medio april 2022 gefaseerd, in batches van 100.000 brieven per week, opgestart. De invordering wordt als eerste hervat bij mensen met toeslagschulden met een dagtekening van 2020 en jonger (775.000 burgers). Vervolgens wordt de invordering hervat bij burgers met toeslagschulden met een dagtekening van 2017 en jonger (165.000 burgers). In de brief voorafgaand aan het commissiedebat Toeslagen 22 juni 2022, wordt verder ingegaan op de aanpak van de invordering bij de groep mensen met toeslagschulden met een dagtekening van 2016 of ouder, eventueel in combinatie met toeslagschulden met een dagtekening van 2017–2021.
Als een burger terugbetaalt op grond van een standaard- of persoonlijke betalingsregeling, is deze terugbetaling na 24 maanden afgerond. Dat betekent dat de laatste terugbetaling uiterlijk 27 maanden1 nadat de laatste groep burgers van deze groep de brief met het betalingsaanbod heeft gekregen zal zijn afgerond.
De leden van de PVV-fractie vragen, of het genoemde aantal van 1.042.599 burgers (op peildatum 17 januari 2022) tevens het totaal aantal burgers is met (gepauzeerde) toeslagvorderingen.
Het genoemde aantal van 1.042.599 burgers (op peildatum 17 januari 2022) ziet op alle burgers met terugvorderingen die zijn ontstaan vóór of tijdens de COVID-19-pandemie, en waarvan de invordering van die terugvorderingen vanwege deze pandemie is gepauzeerd.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven of er overlap bestaat tussen de burgers met gepauzeerde toeslagvorderingen en gedupeerden inzake de kinderopvangtoeslag-affaire en overige gedupeerden bij andere toeslagen? Het lid Omtzigt vraagt of de invordering van burgers die zich hebben gemeld bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) pas opgestart wordt nadat de hele integrale beoordeling heeft plaatsgevonden – en ook nadat zij zijn afgewezen voor de eerste toets.
De invordering van de toeslagschulden van de gedupeerden inzake de kinderopvangtoeslagaffaire en overige gedupeerden zijn zowel gepauzeerd in het kader van de COVID-19-pandemie als in het kader van de behandeling van hun aanmelding bij UHT. Wanneer de pauzering van de invordering in het kader van de COVID-19 pandemie vervalt, zullen deze burgers niet worden betrokken in de opstart. Bij deze mensen blijft de invordering gepauzeerd tenminste zolang hun zaak in behandeling is bij UHT. Ook als de behandeling van een zaak is afgerond en er is beoordeeld dat er geen recht bestaat op compensatie en/of kwijtschelding van toeslagschulden, dan blijven de invorderingsmaatregelen voor deze burgers vooralsnog gepauzeerd. Op welk moment en op welke wijze de invorderingsactiviteiten van Toeslagen bij hen wordt opgestart, is nog niet bepaald. Over de aanpak hierbij zullen deze burgers en uw Kamer tijdig worden geïnformeerd.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven wat de gevolgen zijn voor burgers die aangeven niet binnen de termijn van de betalingsregeling (van 24 maanden) de vordering te kunnen voldoen en of de inspecteur op dit vlak gebruik kan maken van een discretionaire bevoegdheid om bijvoorbeeld een langere betalingstermijn vast te stellen. Het lid Omtzigt vraagt wat de maximale invorderingstermijn is voor de schulden waarvan de invordering wordt opgestart, ofwel na hoeveel maanden worden de toeslagen buiten invordering geplaatst.
Indien burgers aangeven dat zij niet in staat zijn om de maandelijkse betalingstermijn (zijnde de toeslagschuld gedeeld door 24 maanden) te betalen en daardoor de toeslagschuld niet binnen 24 maanden kunnen voldoen, kunnen zij een persoonlijke betalingsregeling aanvragen. Indien uit de door hen verstrekte financiële gegevens blijkt dat hun betalingscapaciteit lager is dan deze maandelijkse betalingstermijn, dan wordt deze betalingstermijn verlaagd naar 80% van die betalingscapaciteit. De na 24 maanden nog resterende toeslagschuld wordt dan buiten invordering gesteld, met dien verstande dat deze nog wel kan worden verrekend met eventuele definitieve tegemoetkomingen en teruggaven inkomstenbelasting2. De Uitvoeringsregeling Awir biedt thans geen ruimte om een langere betalingsregeling dan 24 maanden af te sluiten.3 Een verlenging van die periode in plaats van buiten invorderingstelling van de resterende toeslagschuld zou ook niet in het belang van de burger zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen in de toelichting «dat aan burgers bij wie de invordering van toeslagschulden is opgeschort wegens de COVID-19-pandemie de mogelijkheid wordt geboden om de openstaande terugvordering zonder invorderingsrente te voldoen.» De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe zij dit moeten lezen en of dit betekent dat burgers kunnen kiezen om wel of geen invorderingsrente te betalen.
De door de leden van de CDA-fractie aangehaalde tekst beoogt niet te zeggen dat de burger de keuze heeft om, indien hij in het kader van de herstart in één keer of in termijnen betaalt, wel of geen invorderingsrente te betalen. Met de tekst wordt bedoeld dat burgers bij de herstart van de invordering de mogelijkheid wordt geboden om alsnog de toeslagschuld ineens of in termijnen te voldoen. Indien zij van die mogelijkheid gebruik maken, zal over deze betalingen geen invorderingsrente in rekening worden gebracht. Indien men geen gebruik maakt van deze mogelijkheid of indien men de betalingsregeling niet nakomt zal over eventuele toekomstige betalingen, al dan niet in het kader van de dwanginvordering, wél invorderingsrente worden berekend.
De leden van de CDA-fractie vragen wat het gevolg is als een burger niet ingaat op het aanbod en of dan wel invorderingsrente wordt gerekend en zo ja, hoeveel.
Indien een burger niet ingaat op het aanbod om de toeslagschuld in één keer of in termijnen te betalen, zal de reguliere invordering worden hervat in de stand waarin deze zich voor elke terugvordering vóór de pauzering bevond. Indien er daarna (al dan niet naar aanleiding van verrekening of andere dwanginvorderingsmaatregelen) betalingen op deze terugvorderingen plaatsvinden, zullen deze betalingen tevens worden afgeboekt over de op deze terugvorderingen belopen invorderingsrente. De hoogte van deze invorderingsrente is afhankelijk van de uiterste betalingstermijn van de betreffende terugvordering en de datum waarop deze wordt betaald. De invorderingsrente bedroeg tot 23 maart 2020 4%. Vanaf 23 maart 2020 tot 1 juli 2022 bedraagt de invorderingsrente 0,01% Vanaf 1 juli 2022 zal de invorderingsrente 1% gaan bedragen.
Indien bijvoorbeeld de uiterste betalingstermijn van een terugvordering 31 december 2018 is, en deze terugvordering wordt op 31 december 2022 voldaan, wordt over de periode 1 januari 2019 tot 23 maart 2020 4%, over de periode 23 maart 2020 tot 1 juli 2022 0,01% en over de periode 1 juli tot en met 31 december 2022 1% invorderingsrente in rekening gebracht over het bedrag dat op de terugvordering is voldaan.
De leden van de fractie van het CDA vragen of bij een nieuwe (langdurige) opleving van het coronavirus het voornemen bestaat om de invorderingsrente wederom te verlagen.
Als gevolg van de uitbraak van het coronavirus heeft het kabinet besloten om verschillende fiscale maatregelen te nemen die erop gericht zijn om de liquiditeit van ondernemers te ondersteunen. Hierbij heeft het kabinet onder meer besloten om het percentage van de invorderingsrente die in rekening wordt gebracht vanaf 23 maart 2020 tijdelijk te verlagen van 4% naar 0,01%. Bij deze verlaging heeft het kabinet gesteld dat zij de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten zal houden, in gesprek zal blijven en eventuele noodzakelijke aanpassingen zal doen wanneer de situatie hierom vraagt.4 In de brief van 26 november 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de stapsgewijze verhoging.5 Per 1 juli 2022 zal het percentage van de in rekening te brengen invorderingsrente 1% bedragen. Hierna zal het percentage per 1 januari 2023 stijgen naar 2%, per 1 juli 2023 naar 3% om uiteindelijk op 1 januari 2024 uit te komen op het oude van 4%. Wanneer na een opleving van het coronavirus fiscale maatregelen wederom gewenst zijn, zal het kabinet bezien welke maatregelen hiervoor in aanmerking komen.
Voorts vragen de leden van de fractie van het CDA hoe het gebruikelijke percentage van vier procent wordt vastgesteld bij de invorderingsrente.
Sinds de inwerkingtreding van de Verzamelspoedwet COVID-19 wordt het percentage van de invorderingsrente bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld.6 Het percentage van de invorderingsrente is nu terug te vinden in het Besluit belasting- en invorderingsrente.7 In de nota naar aanleiding van het verslag is de toezegging gedaan dat eventuele toekomstige wijzigingen van dit besluit zullen worden voorgelegd aan uw Kamer.8 In zijn brief van 26 mei 2020 heeft de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) dit nogmaals kenbaar gemaakt.9
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe door het niet rekenen van invorderingsrente het renteregime beter zal aansluiten bij toeslagschulden bij de hervatting van de invorderingsactiviteiten.
Het niet rekenen van invorderingsrente sluit aan bij de overige maatregelen (het opnieuw aanbieden van een standaard of een persoonlijke betalingsregeling) om te voorkomen dat mensen door de hervatting van de invordering van toeslagschulden (verder) in de problemen raken. Overweging hierbij is ook dat de oploop van de schulden en het niet in die periode verminderen van deze schulden buiten de schuld van de burger lag. Daarbij acht het kabinet het niet passend om burgers bovenop de nog te betalen toeslagschuld te confronteren met extra kosten in de vorm van invorderingsrente, waardoor de schuld verder oploopt en mogelijk moeilijker is te voldoen.
Het lid Omtzigt vraagt wat het invorderingsbeleid is bij andere overheidsorganisaties, waarbij burgers die zich hebben gemeld bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) schulden hebben.
Zodra een ouder zich meldt bij Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) wordt de invordering van publieke schulden van voor 1 januari 2021 ambtshalve gepauzeerd. Vanaf het moment dat is vastgesteld dat de ouder gedupeerd is worden het grootste deel van de schulden van zowel de gedupeerde ouder als diens toeslagpartner kwijtgescholden. Dat wil zeggen: alle schulden die binnen de gestelde kaders vallen (schulden die voortkomen uit fraude, opzet/grove schuld of strafrechtelijke vervolging worden bijvoorbeeld niet kwijtgescholden). Voor de schulden die niet worden kwijtgescholden, wordt de invordering weer opgestart. Als definitief is vastgesteld dat een ouder niet gedupeerd is, wordt de pauzering beëindigd en wordt de invordering van alle publieke schulden weer opgestart.
Het lid Omtzigt vraagt of de Belastingdienst/Toeslagen inmiddels voor de volle 100% aan de wettelijk vastgelegde beslagvrije voet voldoet, ofwel dat de invordering zodanig wordt vastgesteld dat niemand ooit beneden de beslagvrije voet komt.
De Belastingdienst/Toeslagen past in geval van dwangverrekening van een toeslagschuld met een aan de belanghebbende uit te betalen voorschot de beslagvrije voet toe. In 2021 verrekende Toeslagen dergelijke voorschotten ook met de maandelijkse aflossingstermijnen in het kader van de standaard betalingsregeling. Omdat daarbij de beslagvrije voet niet werd toegepast konden mensen daardoor onder het bestaansminimum terecht komen. Aangezien het systeemtechnisch niet mogelijk was om bij een standaard betalingsregeling waarbij door middel van verrekening werd afgelost de beslagvrije voet toe te passen, wordt deze vorm van verrekening in het kader van een standaard betalingsregeling niet meer gehanteerd.
Het lid Omtzigt vraagt tevens hoeveel burgers twee jaar of langer zullen moeten rondkomen van de beslagvrije voet.
De vraag hoeveel burgers in het kader van de herstart van de invordering twee jaar of langer zullen moeten rondkomen van de beslagvrije voet is moeilijk te beantwoorden, aangezien niet is in te schatten voor hoeveel burgers de Belastingdienst/Toeslagen in de toekomst dwanginvorderingsmaatregelen gaat nemen waarbij de beslagvrije voet wordt toegepast (dwangverrekening, loonvordering, overheidsvordering). De herstart van de invordering is er uitdrukkelijk op gericht om burgers te bewegen tot het sluiten van een betalingsregeling waardoor dwanginvorderingsmaatregelen worden voorkomen en daardoor zo min mogelijk burgers op het bestaansminimum terecht komen.
Indien een burger in het kader van de herstart van de invordering onvoldoende betalingscapaciteit heeft om de toeslagschuld in 24 maanden af te betalen, kan hem op grond van een persoonlijke betalingsregeling een lagere maandtermijn worden toegestaan. Deze maandtermijn is gelijk aan 80% van de betalingscapaciteit van de burger en is daarmee in de regel lager dan de beslagruimte die resteert als bij deze burger de beslagvrije voet zou zijn toegepast. Dat neemt uiteraard niet weg dat de burger ook in het geval van een persoonlijke betalingsregeling weinig besteedbaar inkomen zal overhouden. Ook de vraag hoeveel burgers in het kader van de herstart van de invordering twee jaar zullen moeten rondkomen van een dergelijk laag besteedbaar inkomen is moeilijk te beantwoorden, aangezien op dit moment nog niet is in te schatten met hoeveel burgers de Belastingdienst/Toeslagen in de toekomst een persoonlijke betalingsregeling zal afsluiten.
Vragen over toeslagschulden
De regering constateert dat er door verschillende fracties vragen zijn gesteld over cijfers rondom de invordering van toeslagschulden, die indirect te relateren zijn aan het onderhavige wetsvoorstel. Deze vragen zullen hieronder worden behandeld.
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten of en in welke mate het aantal terugvorderingen tijdens de COVID-19-pandemie is toegenomen.
Het aantal nieuwe terugvorderingen tijdens de Corona periode is min of meer gelijk gebleven. Er zijn weliswaar (grote) individuele verschillen geweest tussen burgers met voor- en nadeel qua inkomen, maar het gemiddelde effect is beperkt.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe vaak een terugvordering achteraf gezien onterecht blijkt te zijn.
Indien de belanghebbende een hoger toeslagvoorschot heeft ontvangen dan er uiteindelijk aan tegemoetkoming wordt vastgesteld, wordt het teveel aan voorschot verstrekte bedrag teruggevorderd. Het bedrag van de terugvordering is derhalve een resultaat van het bedrag van het voorschot en het bedrag van de definitieve tegemoetkoming. Als de definitieve tegemoetkoming lager uitkomt dan het bedrag van het voorschot resulteert een terugvordering. Als later blijkt dat de definitieve tegemoetkoming onjuist is vastgesteld leidt dit dan tot een wijziging van het bedrag van de terugvordering. In 2020 zijn ca. 5.000.000 terugvorderingsbeschikkingen verstuurd (in zowel de voorschottoekennings-fase als de definitieve toekennings-fase). Uiteengezet gaat het om 950.000 terugvorderingsbeschikkingen met betrekking tot de kinderopvangtoeslag, 1.008.500 van de huurtoeslag, 2.257.000 van de zorgtoeslag en 730.000 met betrekking tot het kindgebonden budget. Toeslagen heeft geen inzicht in het aantal terugvorderingen dat achteraf gezien onterecht blijkt te zijn. Het opnieuw vaststellen van een toekenning betekent niet dat er in alle gevallen sprake is geweest van onterecht terugvorderen. Zo kan het zijn dat een aanvrager op een later moment alsnog aanvullende informatie beschikbaar stelt. Dit kan leiden tot het opnieuw vaststellen van een beschikking.
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan bevestigen of de gemiddelde openstaande vordering van om en nabij de 1.000 euro (963,22 euro) in de praktijk tevens het gemiddelde openstaande bedrag per burger is, of dat er hoge uitschieters (naar boven of beneden) tussen zitten en indien daarvan sprake is, de regering daar dan een verklaring voor kan geven.
Zoals bij elk gemiddeld getal, zijn er in de praktijk zowel naar boven als naar beneden een burgers met lagere en hogere toeslagschuld dan de gemiddelde schuld. In de onderstaande tabel wordt de spreiding weergegeven van het openstaande terugvorderingsbedrag per burger (peildatum 24 februari 2022).
Voorbeeld: het 75% kwartiel is 889 euro. Dit betekent dat 75% van de burgers een toeslagschuld van 889 euro of minder heeft openstaan. 95% van de burgers met toeslagschuld heeft een toeslagschuld van minder dan 3.335 euro.
Kwantiel |
bedrag |
---|---|
95% |
3.335 |
90% |
2.015 |
75% Q3 |
889 |
50% Median |
360 |
25% Q1 |
138 |
10% |
58 |
5% |
30 |
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven wat jaarlijks de totale omvang is van de gezamenlijke schuld en of deze jaarlijks oploopt of jaarlijks afneemt. Voorts vragen de leden van de PVV-fractie welke verklaring de regering hiervoor kan geven.
Hieronder staan de door de leden van de PVV-fractie gevraagde cijfers. In de jaren 2018–2020 is de vorderingstand afgenomen, in 2021 weer opgelopen. De afname hangt samen met inspanningen om de terugvorderingen te beperken. De toename in 2021 hangt direct samen met de Corona pauzering. Tijdens de pauzering van de invordering zijn er voor terugvorderingen die tijdens deze pauzering zijn opgekomen en die niet in één keer zijn betaald, minder betalingsregelingen afgesloten en geen dwanginvorderingsmaatregelen genomen. Hierdoor is de totale toeslagschuld in deze periode toegenomen.
Openstaand (incl heffingsrente /boete) *cijfers zijn x miljoen |
|||||
---|---|---|---|---|---|
ult2017 |
ult2018 |
ult2019 |
ult2020 |
ult2021 |
|
zorg |
384,3 |
396,8 |
360,3 |
342,8 |
458,6 |
huur |
439,5 |
449,3 |
398,0 |
371,7 |
445,4 |
kot |
538,4 |
516,7 |
459,4 |
435,5 |
406,7 |
kgb |
154,8 |
155,8 |
144,3 |
145,5 |
194,5 |
totaal |
1.517 |
1.519 |
1.362 |
1.296 |
1.505 |
De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven hoeveel van de gezamenlijke schuld jaarlijks oninbaar blijkt te zijn. De leden van de PVV-fractie vragen daarbij welke verklaring de regering hiervoor kan geven.
De gevraagde gegevens staan in onderstaande tabel. Jaarlijks wordt ruim 100 miljoen afgeboekt vanwege overlijden, gebrek aan betaalcapaciteit, dan wel onvindbaar zijn van de debiteur.
J2017 |
J2018 |
J2019 |
J2020 |
J2021 |
|
---|---|---|---|---|---|
Totaal (x miljoen) |
112 |
106 |
122 |
102 |
171 |
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven wat op dit moment het totaal aan toeslagenschulden is (bedrag en doelgroep) ten opzichte van het totale aantal van 1,3 miljoen personen met toeslagenschulden die zijn gepauzeerd in de coronaperiode. Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering om nader toe te lichten hoe groot de doelgroep van burgers is met toeslagenschulden ten opzichte van het totale aantal personen met belastingschulden die zijn gepauzeerd in de coronaperiode.
De herstart van de invordering betreft 1,6 mln vorderingen (1,0 mln debiteuren) voor een bedrag van € 860 mln. Op 24 februari 2022 stonden er totaal 2,3 mln vorderingen open (1,3 mln debiteuren) voor een totaalbedrag van € 1,4 mld. Toeslagen beschikt niet over informatie over de overlap tussen doelgroepen van burger met toeslagenschulden en burgers met belastingschulden.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering verder inzicht kan geven in de schuldenopbouw van de burgers die het hier betreft. Deze leden verzoeken de regering dit bijvoorbeeld in een schema of diagram te doen. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie of de regering nader inzicht kan geven in de toeslagschulden die zijn gepauzeerd in de coronaperiode, door de doelgroep uit te splitsen in cohorten toeslagschuld (bijvoorbeeld 0–500 euro, 500–1.000 euro, 1.000–2.000 euro, 2.000–5.000 euro, 5.000–10.000 euro en meer dan 10.000 euro toeslagschuld). Verder vraagt het lid Omtzigt of de regering in schuldenklasses (0–200, 200–400, 400–600 euro etc.) kan aangeven hoeveel geld burgers verschuldigd zijn aan de Belastingdienst/Toeslagen.
De tabel op de volgende pagina geeft de indeling van de populatie in cohorten op basis van de openstaande toeslagschuld per burger waarvoor de invordering wordt herstart (peildatum 24 februari 2022).
Toeslagschuld (€) |
Aantal burgers |
% |
---|---|---|
1–500 |
587.644 |
60,1% |
500–1.000 |
171.342 |
17,5% |
1.001–2.000 |
119.857 |
12,3% |
2.001–3.000 |
41.489 |
4,2% |
3.001–4.000 |
20.621 |
2,1% |
4.001–5.000 |
11.820 |
1,2% |
5.001–10.000 |
18.459 |
1,9% |
>10.000 |
6.160 |
0,6% |
Totaal |
977.392 |
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe groot de groep van burgers is met belastingschulden en om welk bedrag het gaat. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd hoeveel burgers momenteel een belastingschuld hebben en welk deel van hen onder deze betalingsregeling valt, en vragen de regering daarom om deze informatie. Het lid Omtzigt vraagt de regering verder om inzicht te geven in de invordering bij alle belastingsoorten. Dat kan wat hem betreft in een separaat overzicht, zo lang het maar een duidelijk inzicht geeft in aard en omvang van de problematiek.
Op vragen die betrekking hebben op belastingschulden zal mijn collega, de staatsecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, op een ander moment antwoorden. Het voorliggende wetsvoorstel geen rente bij hervatting invordering toeslagschulden betreft niet de belastingschulden en ik vertrouw er op dat uw oordeel over het wetsvoorstel niet zal afhangen van de beantwoording van de betreffende vragen.
De leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie en het lid van de BBB-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe naar de burgers die het aangaat wordt gecommuniceerd over de voorgestelde maatregelen. Tevens vraagt het lid van de BBB-fractie op welke manier betrokkenen na het hervatten van de terugvorderingen worden begeleid.
Burgers zullen geïnformeerd worden, zowel middels de brieven die zij ontvangen in het kader de opstart als via de website. Ook informeert Belastingdienst/Toeslagen stakeholders, zodat zij hun cliënten hierop kunnen wijzen.
Burgers met hoge terugvorderingen worden proactief gebeld voordat zij de eerste vooraankondigingsbrief ontvingen, om hen te informeren en vragen over hun situatie te beantwoorden. Daarnaast biedt de inzet van 21 balies en negen steunpunten een aanvulling op de dienstverlening tijdens de herstart. De balies bieden ondersteuning aan bij het invullen van de aanvraag voor een persoonlijke betalingsregeling. Ook wordt intensief samengewerkt om alle dienstverlening (verschillende kanalen) goed op elkaar aan te laten sluiten. Het formulier voor het aanvragen van een persoonlijke betalingsregeling is vereenvoudigd en ingekort, zodat deze makkelijker in gebruik is. Het vereenvoudigde formulier zal binnen afzienbare tijd ook als digitale versie worden aangeboden. Daarnaast staat Toeslagen in nauw contact met stakeholders, waaronder gemeenten, bewindvoerders, juridisch loketten en sociaal raadslieden. Zij denken mee hoe Toeslagen de opstart zo goed mogelijk kan laten verlopen en verstrekken informatie aan burgers. Daarnaast is publiekscommunicatie gestart, waaronder op diverse websites, om de samenleving en mensen die het betreft zoveel mogelijk voor te bereiden op de herstart van de invordering. De inzet is dat mensen zo goed mogelijk zijn geïnformeerd wat de opstart voor hen betekent en welke hulp zij kunnen vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering uitgebreider kan ingaan op de risicoanalyse dat een risico aanwezig is op procesverstoringen als «op grote schaal toeslaggerechtigden op individueel niveau recht blijken te hebben en een verzoek doen op het aanbod om af te betalen zonder invorderingsrente». De leden vragen wat het slechtste scenario is en wat voor impact dat zal kunnen hebben op de uitvoering. Verder vragen ze welk beslag dit legt op de IT-capaciteit van de Belastingdienst.
In de uitvoeringstoets wordt aangegeven dat dit risico op procesverstoringen aanwezig is als er op grote schaal toeslaggerechtigden op individueel niveau recht blijken te hebben en een verzoek doen op het aanbod om af te betalen zonder invorderingsrente, maar dat dit aanbod hen niet heeft bereikt. Dit vergt dan handmatige verwerking. De uitvoeringstoets geeft aan dat dit risico klein wordt geacht. Mogelijk zijn er mensen die het aanbod om hun vorderingen of een bepaalde vordering af te doen zonder rente niet hebben ontvangen. Alhoewel het proces natuurlijk zo wordt uitgevoerd dat dit risico zo klein mogelijk is, zou er ergens wat tussendoor kunnen glippen. Een dergelijk individueel verzoek vergt handwerk, maar de verwachting is dat dit niet in grote aantallen zal gebeuren. Bij de planning van de herstart is rekening gehouden met de IT capaciteit door de invordering gefaseerd op te starten met batches van 100.000 burgers per week. De doelstelling bij de herstart van de invordering is om zoveel mogelijk burgers ineens of via een standaard- of persoonlijke betalingsregeling te laten terugbetalen en zo dwanginvordering te voorkomen. De capaciteit bij Belastingdienst/LIC is ingericht om een substantiële toestroom aan betalingsregelingen en verzoeken om een persoonlijke betalingsregeling (waarbij rekening is gehouden met het effect dat geen invorderingsrente zal worden berekend) te kunnen verwerken.
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten wanneer de brede evaluatie van de opstart van de invorderingsactiviteiten en de onderhavige wijziging zal plaatsvinden en toe te lichten hoe deze evaluatie eruit zal zien. De leden van de CDA-fractie en het lid van de BBB-fractie vragen de regering nader in te gaan op deze evaluatie, wanneer de evaluatie plaats zal vinden en welke elementen daarin worden meegenomen.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 14 juni 2022 een eerste evaluatie gedaan over de uitvoering van de herstart van de batches van de eerste groep die zijn herstart in de periode van 12 april tot en met 14 juni. In die periode zijn in totaal 598.223 vooraankondigingen en 439.249 aanbiedingen voor een betalingsregeling verzonden.
In twee sessies zijn binnen het projectteam van de herstart van de invordering de tips en de tops verzameld. Het resultaat zal worden gebruikt als input voor het vervolg van het project van herstart van de invordering en voor de herijking van de invorderingsstrategie.
Na afloop van de opstart van de invordering zal een eindevaluatie plaatsvinden, waarbij de volgende elementen zullen worden meegenomen: capaciteit, voorbereiding, samenwerking, kennis/expertise in uitvoering, processen, perceptie van de burgers en resultaten (betalingen, aantal standaard- en persoonlijk betalingsregelingen).
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering werkt aan een herijkte invorderingsstrategie waarin de burger meer centraal staat. Deze leden vragen of de inzichten uit deze herijking al kunnen worden meegenomen in de opstart van de invordering in de zomer van 2022 en zo ja, hoe deze worden meegenomen.
Zowel bij de opstart van de invorderingsactiviteiten als bij de herijking van de invorderingsstrategie zijn er signalen en knelpunten uit de praktijk en bestaande onderzoeken meegenomen. De uitgangspunten die zijn opgesteld zoals gemeld in de brief van 25 maart jl.10, zijn voor zover uitvoerbaar op zeer korte termijn meegenomen in de opstart van invorderingsactiviteiten en vormen ook input voor de invorderingsstrategie. Aan de invorderingsstrategie wordt nog gewerkt en is dus niet zeker dat alle inzichten die daaruit naar voren gaan komen al meegenomen zijn. Aan de herijkte invorderingsstrategie wordt momenteel gewerkt en deze zal na het zomerreces met u worden gedeeld.
Ik verwijs ten eerste naar de beantwoording van de vraag het lid van de BBB-fractie op welke manier burgers na het hervatten van de invordering worden begeleid.
Voordat de invordering daadwerkelijk wordt hervat wordt de burger er met een aankondigingsbrief op geattendeerd welke toeslagschuld er nog openstaat en dat hij binnenkort een aanbod voor een betalingsregeling kan verwachten. Het aanbod voor een betalingsregeling wordt debiteurgericht gedaan voor de totale openstaande toeslagschuld. Om te voorkomen dat de schuld van burgers verder oploopt wordt er over de betalingen op die schuld geen invorderingsrente in rekening gebracht. Met dit aanbod en de herinneringsbrief voor die burgers die (nog) niet op het aanbod hebben gereageerd worden zij gestimuleerd om vrijwillig te betalen. Deze stimulans wordt versterkt door de burgers er in die brieven nadrukkelijk op te wijzen dat zij ook een persoonlijke betalingsregeling met een lagere aflossingstermijn kunnen afsluiten, als zij niet in staat zijn om de voorgestelde standaard betalingsregeling na te komen. Door deze persoonlijke betalingsregeling wordt niet alleen voorkomen dat zij (verder) in betalingsproblemen komen, maar wordt ook het bestaansminimum beschermd. Door burgers zoveel mogelijk de kans te geven om vrijwillig ineens, of via een standaard- of persoonlijke betalingsregeling te betalen, behoeft de dwanginvordering, als uiterste middel, minder te worden ingezet. Het voornemen is om de Kamer na het zomerreces te informeren over de herijking van de invorderingsstrategie.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries
24 maanden, plus één maand (eerste betalingstermijn), plus twee maanden (maximaal twee keer een eventuele herinnering als de burger een termijn mist).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36103-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.