36 100 K Jaarverslag en slotwet Defensiematerieelbegrotingsfonds 2021

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2022

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van de Algemene Rekenkamer van 18 mei 2022 inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Defensiematerieelbegrotingsfonds 2021 (Kamerstuk 36 100 K, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff

1

Hoe verklaart u de verschillende gevallen van onderrealisatie? Is dit verbeterd of verslechterd vergeleken met 2020?

Het investeringsbudget was in 2020 € 2.865 miljoen en in 2021 € 2.979 miljoen. De investeringsuitgaven waren in 2020 € 2.716 miljoen en in 2021 € 2.804 miljoen. De onderrealisatie komt daarmee in 2020 op € 149 miljoen (5 procent) en in 2021 € 175 miljoen (6 procent). Een belangrijke reden voor de gestegen onderrealisatie betrof de aanhoudende COVID-pandemie en de stremming op het Suezkanaal in 2021. Deze wereldgebeurtenissen hadden in 2021 een zware impact op de wereldwijde logistieke ketens, waardoor de productie van wapensystemen is vertraagd. Budget kan immers pas tot besteding komen wanneer besteld materieel geleverd wordt. Voorbeelden van projecten waarbij deze wereldgebeurtenissen van grote invloed waren, zijn de F-35 en een verscheidenheid aan munitieprojecten. De F-35 wordt in Noord-Italië voor Nederland gebouwd. Dat gebied werd zwaar getroffen door de pandemie. Daarnaast zijn ook de munitieproductie in Brazilië, Zuid-Afrika en India in 2021 ernstig belemmerd. Door de komst van het Defensiematerieelbegrotingsfonds en de 100 procent eindejaarsmarge voor investeringen kan niet-gerealiseerd investeringsbudget meegenomen worden naar het volgend jaar. Het budget wordt dus alsnog uitgegeven voor hetzelfde investeringsdoel, maar in latere jaren.

2

Kunt u het verschil van inzicht tussen de ADR en Algemene Rekenkamer over de rechtmatigheid van de inkoop-dossiers nader definiëren?

Het verschil van inzicht tussen de ADR en Algemene Rekenkamer wordt vanuit het oogpunt van Defensie met name bepaald door verschillen in de oordeelsvorming over inkoopdossiers waarbij Defensie een beroep heeft gedaan op de uitzonderingsbepalingen en -procedures die de aanbestedingswetgeving, in het bijzonder de Aanbestedingswet op Defensie en veiligheidsgebied (ADV), biedt. Bij de naleving van aanbestedingswetgeving gaat het om complexe juridisch ingestoken vraagstukken, die in hun specifieke context moeten worden bezien. Het beeld van Defensie is dat de ADR primair de plausibiliteit en consistentie van de juridische onderbouwing van Defensie beoordeelt. Het beeld van Defensie is dat de Algemene Rekenkamer de betreffende dossiers beoordeelt op basis van een formeel-juridische interpretatie van de aanbestedingswetgeving en de onder deze civiele aanbestedingswetgeving (Aanbestedingswet) gevormde jurisprudentie onverkort toepast op aanbestedingen onder de ADV. Wij zijn in gesprek met ADR en de Algemene Rekenkamer over de interpretatie van de wetgeving en ik heb de aanbeveling van de Rekenkamer overgenomen om een analyse uit te voeren naar de oorzaken en achtergronden van het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging en de gevolgen daarvan voor het doel- en rechtmatig aanbesteden.

Naar boven