Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2022
Op 24 mei jl. heeft Kamerlid Beckerman een amendement1 ingediend op het wetsvoorstel tot wijziging van het voorstel van wet tot wijziging
van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie
Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid). Met deze brief geef ik mijn appreciatie
van dit amendement als oordeel Kamer en licht ik ten behoeve van het wetgevingsoverleg
over het genoemde wetsvoorstel van 30 november a.s. tevens de inhoudelijke afweging
daarbij toe.
Met het ingediende amendement stelt het Kamerlid voor om de uitsluiting van artikel 21
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kaderwet) op het Instituut Mijnbouwschade
Groningen (IMG) als zelfstandig bestuursorgaan ongedaan te maken. Dit maakt het mogelijk
dat ik algemene aanwijzingen kan geven aan het IMG in de vorm van beleidsregels. In
de nota naar aanleiding van het verslag, die ik op 23 september jl. aan uw Kamer heb
doen toekomen, heb ik de inhoudelijke overwegingen om het IMG destijds uit te zonderen
van de aanwijzingsbevoegdheid aan uw Kamer toegelicht.2 Daarbij heb ik aangegeven dat ik bij mijn uiteindelijke oordeel over dit amendement
de evaluatie van de Tijdelijke wet Groningen (TwG) betrek.
In de door Andersson Elffers Felix (AEF) uitgevoerde onafhankelijke evaluatie van
de TwG, die ik recent met uw Kamer heb gedeeld, wordt gewezen op het belang van de
onafhankelijke positie van het IMG binnen de kaders van de TwG.3 Het IMG zoekt, zo stelt AEF, de grenzen van de TwG op. AEF beveelt hierbij aan om
duidelijker te stellen hoe binnen het wettelijk kader het begrip ruimhartigheid zou
moeten worden uitgelegd door het IMG. In de evaluatie is ook de mogelijkheid van het
toepassen van de aanwijzingsbevoegdheid aan bod gekomen. AEF adviseert de aanwijzingsbevoegdheid
niet alsnog van toepassing te verklaren.
Mijn constatering is echter dat de afwegingen om het IMG uit te zonderen van de aanwijzingsbevoegdheid
aan verandering onderhevig zijn. In het licht van de maatschappelijke ontwikkelingen
bestaan er vanuit de Kamer en bij mijzelf wensen over de inrichting van de schadeafhandeling.
Daarbij wordt van mij gevraagd uitleg te geven aan de wet en ook invulling te geven
aan wat wenselijk is. De aanwijzingsbevoegdheid is bedoeld om, zoals eerder aangegeven4, algemene regels te stellen ten aanzien van de uitleg van wettelijke voorschriften
en ik wil deze bevoegdheid gebruiken om die uitleg te kunnen geven. Dit biedt tevens
de mogelijkheid enige grip te verkrijgen op de schadeafhandeling door het IMG, zonder
daarmee de beoordeling van individuele gevallen door het IMG te beperken. Ik ondersteun
daarom dit amendement en laat, alles overwegende, dit amendement aan het oordeel van
de Kamer.
Uw Kamer heeft mij daarnaast ook gevraagd toe te lichten in welke mate de afweging
tot het buiten toepassing verklaren van de aanwijzingsbevoegdheid voor het IMG daarbij
uniek was. Conform mijn toezegging aan uw Kamer tijdens het Commissiedebat Mijnbouw/Groningen
op 29 september jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 1069) vindt u in de bijlage een overzicht van andere situaties waarbij de aanwijzingsbevoegdheid
buiten toepassing is verklaard.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
J.A. Vijlbrief