36 081 Regels over het voortduren van de werking van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking en tot wijziging van die wet (Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wvb)

36 045 Situatie in de Oekraïne

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Den Haag, 4 mei 2023

Bij het mondelinge vragenuur op 18 april 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 75vroeg het lid Kröger (GroenLinks) of ik de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) om advies wil vragen ter zake de vraag of het mogelijk is om de Wet verplaatsing bevolking (hierna: Wvb), die nu voor ontheemden uit Oekraïne geldt, in een noodsituatie ook voor andere asielzoekers te laten gelden.

Ter afdoening van mijn toezegging daarop schriftelijk te antwoorden, laat ik u hiermee weten dat ik dat advies niet zal vragen. Hoewel het kabinet de wens van een deel van de Kamer begrijpt om het staatsnoodrecht voor anderen dan ontheemden uit Oekraïne te activeren,1 adviseerde de Afdeling bij gelegenheid van de Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wvb2 al het volgende: «Separate inwerkingstelling van bepalingen uit de Wvb is slechts mogelijk als buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken.3 Het gaat hier om staatsnoodrecht, dat terughoudend moet worden ingezet en restrictief moet worden uitgelegd. De inwerkingstelling van noodwettelijke bepalingen dient daarom steeds goed te worden beargumenteerd. Toegelicht moet worden waarom het reguliere recht niet toereikend is (...)». In verband met de vraag wanneer toepasselijkheid van de Wvb niet aan de orde is en taken door het COA moeten worden verricht, releveert de Afdeling bovendien: problemen die «voortvloeien uit al langer bestaande knelpunten in de opvang dienen langs de normale weg en zo nodig met aanpassing van de reguliere wetgeving te worden aangepakt.»

Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat een voorstel voor de «Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen» aanhangig is en uw Kamer verzocht is om een zo spoedig mogelijke behandeling.

Tegen deze achtergrond bestaat er geen reden de Afdeling om advies te vragen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Kamerstukken 36 081 en 36 084, nr. 6.

X Noot
2

Kamerstuk 36 081, nr. 4.

X Noot
3

Artikel 2, eerste lid, van de Wvb.

Naar boven