Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36071 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 36071 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een kiescollege op te richten en in te richten dat Nederlanders die geen ingezetenen van Nederland zijn vertegenwoordigt bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, en dat een voorstel tot wijziging van de Grondwet hiertoe is aanvaard, alsmede de Kieswet te wijzigen ter invoering van de verkiezing van het kiescollege door Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal door de leden van het kiescollege;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
het aantal kiesgerechtigden dat is geregistreerd als kiezer voor de verkiezing van het kiescollege op grond van artikel Pa 3 in samenhang met artikel D 2 van de Kieswet;
zij die hun werkelijke woonplaats in Nederland hebben; en
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Het kiescollege bestaat uit:
9 leden bij een lager aantal dan 3.001 geregistreerde kiesgerechtigden;
11 leden bij een aantal van 3.001–6.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
13 leden bij een aantal van 6.001–10.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
15 leden bij een aantal van 10.001–15.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
17 leden bij een aantal van 15.001–20.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
19 leden bij een aantal van 20.001–25.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
21 leden bij een aantal van 25.001–30.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
23 leden bij een aantal van 30.001–35.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
25 leden bij een aantal van 35.001–40.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
27 leden bij een aantal van 40.001–45.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
29 leden bij een aantal van 45.001–50.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
31 leden bij een aantal van 50.001–60.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
33 leden bij een aantal van 60.001–70.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
35 leden bij een aantal van 70.001–80.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
37 leden bij een aantal van 80.001–100.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
39 leden bij een aantal van 100.001–400.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
41 leden bij een aantal van 400.001–500.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
43 leden bij een aantal van 500.001–750.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
45 leden bij een aantal van 750.001–1.000.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
47 leden bij een aantal van 1.000.001–1.250.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
49 leden bij een aantal van 1.250.001–1.500.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
51 leden bij een aantal van 1.500.001–1.750.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
53 leden bij een aantal van 1.750.001–2.000.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
55 leden bij een aantal boven de 2.000.000 geregistreerde kiesgerechtigden.
2. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van het kiescollege, voortvloeiende uit wijziging van het aantal geregistreerde kiesgerechtigden, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de leden van het kiescollege.
3. Voor de vaststelling van het aantal geregistreerde kiesgerechtigden bedoeld in het tweede lid, geldt als peildatum de dag vijf weken voor de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. De burgemeester van ’s-Gravenhage verschaft deze gegevens aan het kiescollege.
1. Voor het lidmaatschap van het kiescollege komt in aanmerking degene die Nederlander is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, geen ingezetene van Nederland is en niet uitgesloten is van het kiesrecht, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2. Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1. De leden van het kiescollege maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van het kiescollege zij vervullen.
2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis van de gemeente ’s-Gravenhage en door openbaarmaking van de opgave op een algemeen toegankelijke elektronische wijze.
1. Een lid van het kiescollege is niet tevens:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. lid van de Raad van State;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Nationale ombudsman;
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
g. burgemeester van de gemeente ’s-Gravenhage;
h. ambtenaar, in dienst van de gemeente ‘s-Gravenhage of uit anderen hoofde aan het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage ondergeschikt.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een lid van het kiescollege tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van het kiescollege in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van het kiescollege benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het kiescollege naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!»
(Dat verklaar en beloof ik!»)
Het kiescollege stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
1. Het kiescollege vergadert zo vaak als het daartoe heeft besloten.
2. Voorts vergadert het kiescollege indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.
Het kiescollege vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag dat de leden van het kiescollege in oude samenstelling aftreden.
1. De voorzitter roept de leden langs elektronische weg tot de vergadering op. De vergadering vindt plaats in een digitale omgeving.
2. Tegelijkertijd met de oproeping maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering evenals de agenda en de daarbij behorende voorstellen op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
1. De vergadering van het kiescollege wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Het verslag vermeldt de deelnemende leden.
2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.
3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het kiescollege kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De leden van het kiescollege kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het kiescollege hebben gezegd of aan het kiescollege schriftelijk hebben overgelegd.
1. De vergadering van het kiescollege wordt in het openbaar en elektronisch gehouden. Hieronder wordt verstaan een vergadering in een digitale omgeving die door een ieder op afstand middels een live-verbinding kan worden gevolgd.
2. Een vergadering als bedoeld in het eerste lid, vindt slechts doorgang voor zover:
a. ieder lid afzonderlijk elektronisch toegang heeft tot de beraadslaging en stemming;
b. de leden zichtbaar en hoorbaar herkenbaar zijn op een zodanige wijze dat hun identiteit kan worden vastgesteld; en
c. de voorzitter in staat is de orde te handhaven.
3. Het kiescollege maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de digitale omgeving en de toegang tot de digitale omgeving.
1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.
2. Hij kan het kiescollege voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft, daaraan heeft deelgenomen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel ten aanzien waarvan in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;
b. in een vergadering als bedoeld in artikel 16, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 16, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.
Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.
1. De stemmingen geschieden mondeling, bij hoofdelijke oproeping. Een lid maakt door middel van een openbare wilsuitdrukking kenbaar of hij voor of tegen het voorstel stemt. De voorzitter maakt de uitslag terstond bekend.
2. Ieder ter vergadering aanwezig lid is verplicht zijn stem uit te brengen.
3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.
4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslaging kan worden heropend.
5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.
6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het kiescollege bestaat een stem hebben uitgebracht.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de beraadslaging en besluitvorming in de digitale omgeving.
1. De stukken die van het kiescollege uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend en door de griffier medeondertekend. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter worden de stukken die van het kiescollege uitgaan ondertekend door degene die krachtens artikel 77 van de Gemeentewet de burgemeester van ’s-Gravenhage als voorzitter van het kiescollege vervangt.
2. Het kiescollege kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de griffier of aan een of meer andere bij de griffie werkzame ambtenaren. In dat geval blijft medeondertekening achterwege.
1. Alle aan het kiescollege gerichte stukken worden door of namens de voorzitter geopend.
2. Van de ontvangst van aan het kiescollege gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van het kiescollege aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van het kiescollege mededeling.
1. De leden van het kiescollege ontvangen een door Onze Minister vast te stellen vergoeding:
a. voor het bijwonen van vergaderingen; en
b. van reis- en verblijfkosten in verband met reizen van en naar Nederland.
2. Ten aanzien van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.
1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van het kiescollege als zodanig geen andere vergoedingen.
2. Voordelen anders dan in de vorm van vergoedingen, genieten zij slechts voor zover dat is bepaald bij of krachtens de wet.
1. De griffier van de gemeente ’s-Gravenhage, bedoeld in artikel 100, eerste lid, van de Gemeentewet, of de vervanger van de griffier, bedoeld in artikel 107d, eerste lid, van de Gemeentewet, staat het kiescollege bij de uitoefening van zijn taak terzijde.
2. Het kiescollege stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.
3. De griffier dan wel zijn plaatsvervanger is in de vergadering van het kiescollege aanwezig.
De Kieswet, zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 10 juni 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de aanpassing van de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, de Waterschapswet, de Mediawet 2008 en de Mediawet BES (Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen) (35 489), wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van Afdeling II wordt «en van de gemeenteraden» vervangen door «, van de gemeenteraden en van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn».
B
Na hoofdstuk P wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
De leden van het kiescollege worden, voor zover dit hoofdstuk niet anders bepaalt, gekozen met overeenkomstige toepassing van de bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen inzake de verkiezing van de leden van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt.
1. De leden van het kiescollege worden gekozen door degenen die Nederlander zijn, op de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en op de dag van kandidaatstelling geen ingezetenen van Nederland zijn, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2. Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Het bij en krachtens hoofdstuk D bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van het kiescollege, met dien verstande dat in artikel D 2 in plaats van «aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel B 1» wordt gelezen: aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel Pa 2.
Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege vormt het gebied buiten Nederland één kieskring: kieskring buitenland.
1. Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege stellen burgemeester en wethouders geen stembureaus in als bedoeld in artikel E 3, eerste lid, en geen gemeentelijk stembureau als bedoeld in artikel E 6, eerste lid.
2. Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege wordt een briefstembureau ingesteld als bedoeld in artikel E 5, eerste lid.
3. De artikelen E 5, vierde lid, en E 5a zijn van overeenkomstige toepassing op het briefstembureau bedoeld in het tweede lid, met dien verstande dat in plaats van artikel E 5a, eerste lid, wordt gelezen: burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage benoemen tijdig voor de verkiezing van de leden van het kiescollege de leden van het briefstembureau en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van de provincie Zuid-Holland fungeert tevens als het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.
Het centraal stembureau doet van de beslissing, bedoeld in artikel G 2, vijfde lid, en het schrappen van de aanduiding in het register, bedoeld in artikel G 2, zevende lid, mededeling in de Staatscourant.
1. Het bepaalde bij of krachtens artikel G 1a over het registreren van logo’s is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege, met dien verstande dat in plaats van het eerste lid, eerste volzin, wordt gelezen: Een politieke groepering waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege schriftelijk verzoeken haar logo bij te schrijven in het register, bedoeld in artikel Pa 1 in samenhang met G 2 van de Kieswet.
2. Een geregistreerd logo voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, waarvan mededeling is gedaan in de Staatscourant, geldt tevens voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.
In aanvulling op artikel H 3, eerste lid, en artikel I 5, aanhef en onderdeel e, kan de inlevering van de kandidatenlijst geschieden door een kiezer die kiesgerechtigd is voor de verkiezing van de leden van provinciale staten.
Het minimumaantal over te leggen verklaringen van ondersteuning, bedoeld in artikel H 4, eerste lid, bedraagt voor de verkiezing van de leden van het kiescollege: 10.
1. In afwijking van artikel H 4, derde lid, legt een kiezer een verklaring van ondersteuning af in een digitale omgeving, ten overstaan van de burgemeester van ’s-Gravenhage of een door deze daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente. In de digitale omgeving maakt de kiezer door middel van een wilsuitdrukking kenbaar hoe de verklaring ingevuld dient te worden en dat de burgemeester of ambtenaar de ondersteuningsverklaring namens hem mag invullen. De burgemeester of ambtenaar verklaart dat de ondersteuningsverklaring overeenstemt met de wilsuitdrukking van de kiezer door de verklaring te ondertekenen. Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier voor de verklaring een model vastgesteld.
2. De kiezer identificeert zich door een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht in de digitale omgeving te tonen.
3. In afwijking van artikel H 4, vierde lid, tweede volzin, gaat de burgemeester of ambtenaar onverwijld na of de in de digitale omgeving aanwezige persoon geregistreerd is voor de verkiezing van het kiescollege en tekent dit op de verklaring aan.
4. Het afleggen van de ondersteuningsverklaring vindt slechts doorgang voor zover:
a. de kiezer en de burgemeester of ambtenaar elkaar via het audiovisuele communicatiemiddel kunnen zien en verstaan; en
b. het invullen en ondertekenen van de verklaring van ondersteuning door de burgemeester of ambtenaar zichtbaar is voor de kiezer.
5. Onmiddellijk na het afleggen van de verklaring van ondersteuning wordt een kopie van de verklaring langs elektronische weg aan de kiezer toegestuurd. De kiezer en de burgemeester blijven aanwezig in de digitale omgeving totdat de kiezer de kopie van de verklaring ontvangt en kenbaar maakt of de verklaring op de juiste wijze namens hem is ingevuld en ondertekend. Indien dat niet het geval is, kan de kiezer verzoeken om een nieuwe verklaring af te leggen. De nieuwe verklaring treedt in de plaats van de eerste verklaring.
In artikel H 7, derde lid, wordt gelezen: Indien voor de verkiezing van de leden van het kiescollege op een lijst de naam voorkomt van een kandidaat die ingezetene is van Nederland, dient bij de lijst te worden overgelegd een door die kandidaat ondertekende verklaring, waaruit blijkt, dat hij voornemens is of dat hij bij benoeming bereid is zich te vestigen buiten Nederland.
1. In afwijking van artikel H 10, eerste lid, eerste volzin, kan een kandidaat ervoor kiezen om in zijn verklaring van instemming geen gemachtigde aan te wijzen.
2. Indien een kandidaat geen gemachtigde aanwijst, tekent hij op de verklaring van instemming, bedoeld in artikel H 9, eerste lid, aan dat hij ermee instemt de kennisgeving van zijn benoeming te ontvangen via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel.
Voor elke kandidatenlijst die wordt ingeleverd voor de verkiezing van de leden van het kiescollege wordt aan de gemeente ‘s-Gravenhage een waarborgsom betaald van € 225.
1. Het centraal stembureau gaat na afloop van de zittingen, bedoeld in artikel I 1, eerste lid, respectievelijk artikel I 4, voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van Zuid-Holland over tot het houden van deze zittingen voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Het tijdstip van de zitting bedoeld in artikel I 4 wordt tijdig op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de bekendmaking van het tijdstip en de digitale locatie van de zitting geregeld.
2. In aanvulling op artikel I 18, eerste lid, worden de processen-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt.
1. Bij de zitting bedoeld in artikel I 4 kunnen geïnteresseerden, anders dan fysiek aanwezigen, aanwezig zijn door deze bij te wonen in een digitale omgeving. Daarnaast dienen geïnteresseerden de zitting op afstand te kunnen volgen door middel van een live-verbinding.
2. Een zitting bedoeld in het eerste lid vindt slechts doorgang voor zover:
a. de leden zichtbaar en hoorbaar herkenbaar zijn op een zodanige wijze dat hun identiteit kan worden vastgesteld;
b. de andere deelnemers zichtbaar en hoorbaar kunnen zijn voor zover de voorzitter hun het woord verleent; en
c. de voorzitter in staat is de orde te handhaven.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de digitale omgeving, de live-verbinding en de wijze waarop geïnteresseerden via de digitale omgeving bezwaren kunnen inbrengen.
Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen I 2, eerste lid, onderdeel b, en I 6, eerste lid, onderdeel e, wordt in deze bepalingen gelezen de omstandigheid dat de kandidaat ingezetene is van Nederland en ten aanzien van wie de verklaring, bedoeld in artikel Pa 11, dat hij voornemens is zich buiten Nederland te vestigen, ontbreekt.
In aanvulling op artikel I 3 worden de in dat artikel bedoelde stukken met weglating van de ondertekening op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt.
De openbaarmaking van de kandidatenlijsten voor de verkiezing van het kiescollege, bedoeld in artikel I 17, eerste lid, geschiedt overeenkomstig artikel I 17, tweede lid, onderdeel a.
Een kiezer kan uitsluitend per brief deelnemen aan de stemming voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Kiezers ontvangen geen stempas en kunnen geen stem uitbrengen in een stemlokaal.
De mogelijkheid om te stemmen bij volmacht of met een kiezerspas, bedoeld in de hoofstukken K en L, blijft buiten toepassing.
Het bij of krachtens hoofdstuk M bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege, met dien verstande dat in artikel M 1, eerste lid, wordt gelezen: Degene die als kiezer is geregistreerd als bedoeld in Pa 3 in samenhang met artikel D 2 ontvangt als bewijs dat hij mag stemmen voor de stemming een briefstembewijs.
In afwijking van artikel N 31, derde lid, tweede volzin, brengt de burgemeester van ’s-Gravenhage de processen-verbaal naar het centraal stembureau.
In artikel P 1 wordt in plaats «het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau dan wel een hoofdstembureau» gelezen: de processen-verbaal van het briefstembureau.
In afwijking van artikel P 10 worden de overblijvende zetel of zetels niet toegewezen aan een lijst indien aan een lijst meer zetels zouden moet worden toegewezen dan er kandidaten zijn.
Het centraal stembureau gaat na afloop van de zitting bedoeld in artikel P 20, tweede lid, voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van Zuid-Holland over tot het houden van deze zitting voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Het tijdstip wordt tijdig op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de bekendmaking van het tijdstip en de digitale locatie van de zitting geregeld.
1. Bij de zitting bedoeld in artikel P 20, tweede lid, kunnen geïnteresseerden, anders dan fysiek aanwezigen, aanwezig zijn door deze bij te wonen in een digitale omgeving. Daarnaast dienen geïnteresseerden de zitting op afstand te kunnen volgen door middel van een live-verbinding.
2. Een zitting bedoeld in het eerste lid vindt slechts doorgang voor zover:
a. de leden zichtbaar en hoorbaar herkenbaar zijn op een zodanige wijze dat hun identiteit kan worden vastgesteld;
b. de andere deelnemers zichtbaar en hoorbaar kunnen zijn voor zover de voorzitter hun het woord verleent; en
c. de voorzitter in staat is de orde te handhaven.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de digitale omgeving, de live-verbinding en de wijze waarop geïnteresseerden via de digitale omgeving bezwaren kunnen inbrengen.
C
Na hoofdstuk U wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. De leden van de Eerste Kamer ter vertegenwoordiging van Nederlanders die geen ingezetenen zijn, worden gekozen door de leden van het kiescollege.
2. De leden van het kiescollege komen tot het uitbrengen van hun stem in vergadering bijeen in het Europese deel van Nederland.
3. Voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vormt het gebied buiten Nederland één kieskring: kieskring buitenland.
De bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen betreffende de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer zijn, voor zover deze paragraaf niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van deze leden door de leden van het kiescollege, met dien verstande dat telkens in die bepalingen mede wordt gelezen in plaats van:
a. «provincie» of «provincies»: kieskring buitenland;
b. «provinciale staten» en «staten»: het kiescollege;
c. «statenlid»: kiescollegelid; en
d. «statenvergadering»: vergadering van het kiescollege.
1. In aanvulling op artikel T 4, tweede lid, kan een lid van het kiescollege, indien hij verhinderd is om fysiek deel te nemen aan de stemming, zijn verzoek om bij volmacht te stemmen voor aanvang van de zitting langs elektronische weg aan de voorzitter mededelen.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de mededeling langs elektronische weg.
1. In afwijking van artikel U 2, eerste lid, geldt de stem van een lid van het kiescollege voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door eerst het aantal geregistreerde kiezers voor de verkiezing van de leden van het kiescollege te delen door het honderdvoud van het aantal leden van het kiescollege op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het getal dat hieruit volgt te vermenigvuldigen met het getal dat verkregen wordt door het aantal inwoners van Nederland te delen door het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van de leden van provinciale staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot een geheel getal, naar boven, indien een breuk 1/2 of meer, en naar beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt. Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.
2. Als het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van het kiescollege geldt het aantal voor deze verkiezing geregistreerde kiezers op grond van Pa 3 in samenhang met artikel D 2 per de dag vijf weken voor de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Burgemeester en wethouders verschaffen deze informatie onverwijld aan het centraal stembureau.
3. Als het inwonertal van Nederland geldt het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt.
4. Als het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van de leden van provinciale staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldt het aantal personen dat kiesgerechtigd was bij de voorgaande verkiezing van provinciale staten en voornoemde kiescolleges.
5. Indien, in geval van ontbinding van de Eerste Kamer, het inwonertal van Nederland per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt drie weken voor de dag van de kandidaatstelling nog niet openbaar is gemaakt, geldt het inwonertal volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand waarin de kandidaatstelling plaatsvindt.
6. Het centraal stembureau stelt de stemwaarde overeenkomstig dit artikel vast en maakt deze voor de dag van stemming openbaar door publicatie in de Staatscourant.
D
In het opschrift van Afdeling IV wordt «en de gemeenteraad» vervangen door «, de gemeenteraad en het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn».
E
Na hoofdstuk X wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
De bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen betreffende het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van provinciale staten en betreffende de beëindiging van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid, zijn, voor zover dit hoofdstuk niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op het lidmaatschap van het kiescollege, met dien verstande dat telkens in die bepalingen in plaats van «provinciale staten» en «staten» wordt gelezen: het kiescollege.
1. Indien een benoemde geen gemachtigde heeft aangewezen als bedoeld in artikel Pa 12, eerste lid, wordt de brief houdende de kennisgeving van zijn benoeming, in afwijking van artikel V 1, eerste lid, met tussenkomt van de burgemeester van ’s-Gravenhage verzonden via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel.
2. Ingeval het eerste lid van toepassing is, geldt voor de handelingen bedoeld in de artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, W 2, eerste lid onder f, en Xa 3, dat de benoemde deze verricht via het versturen van een bericht langs elektronische weg aan het kiescollege dan wel het centraal stembureau.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het langs elektronische weg verrichten van de handelingen bedoeld in het eerste en tweede lid en het gebruik van het elektronisch systeem voor gegevensverwerking.
In aanvulling op artikel V 3, tweede lid, legt de benoemde die geen gemachtigde heeft een uittreksel uit de geboorteregisters over, waaruit datum en plaats van zijn geboorte blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap.
F
Na artikel Ya 28a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
G
Na artikel Ya 31d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Ten behoeve van de registratie van de kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de leden van het kiescollege, worden kiesgerechtigden in het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze wet uitgenodigd tot registratie voor de verkiezing van de leden van het kiescollege op basis van de gegevens die zijn opgenomen in de bestanden, bedoeld in artikel D 2 van de Kieswet.
Na de eerste verkiezing van de leden van het kiescollege geschiedt in afwijking van artikel V 4 van de Kieswet het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden van het kiescollege, bedoeld in dat artikel, door die leden.
De gedragscode, bedoeld in artikel 11, wordt vastgesteld uiterlijk in de kalendermaand voorafgaande aan de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Eerste Kamer na de inwerkingtreding van deze wet.
In artikel 8:4, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht wordt na «van provinciale staten,» ingevoegd «van het kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn,».
1. De leden van het kiescollege worden gekozen door degenen die Nederlander zijn, op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van provinciale staten als bedoeld in artikel J 1, eerste lid, van de Kieswet de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en op de dag van kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van provinciale staten als bedoeld in artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet geen ingezetenen van Nederland zijn, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2. Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1. Registratie van kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van het kiescollege vindt plaats met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk D van de Kieswet, met dien verstande dat in artikel D 2 in plaats van «aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel B 1» wordt gelezen: aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel 35.
2. Het eerste lid werkt terug tot het tijdstip dat het bij koninklijk besluit van 31 maart 2021 ingediende voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (35 785), na tot wet te zijn verheven, in werking is getreden, met dien verstande dat het formulier dat burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage na inwerkingtreding van dat wetsvoorstel hebben ontvangen van een persoon als bedoeld in artikel 35, die tot doel had zich te registreren als kiesgerechtigde voor de verkiezing van de leden van het kiescollege, wordt geacht een aanvraag te zijn als bedoeld in het eerste lid in samenhang met artikel D 3, eerste lid, van de Kieswet. De beslistermijn van zeven dagen uit artikel D 9 van het Kiesbesluit vangt niet eerder aan dan het tijdstip dat deze wet in werking treedt.
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van de provincie Zuid-Holland fungeert tevens als het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.
Registratie van een aanduiding voor de verkiezing van de leden van het kiescollege vindt plaats met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de artikelen G 2 en G 6 van de Kieswet, met dien verstande dat het centraal stembureau van de beslissing, bedoeld in artikel G 2, vijfde lid, mededeling doet in de Staatscourant.
Het bepaalde bij en krachtens artikel 4 van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming over het registreren van logo’s is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege, indien een politieke groepering niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer een logo geregistreerd heeft.
1. Degene die als kiezer is geregistreerd als bedoeld in artikel 36, eerste lid, ontvangt als bewijs dat hij per brief mag stemmen voor de stemming een briefstembewijs.
2. Op het briefstembewijs wordt een nummer vermeld.
3. Overeenkomstig artikel 8 van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming is er een register van briefstembewijzen voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de gegevens die het register van briefstembewijzen bevat.
4. De burgemeester van ’s-Gravenhage zendt de personen bedoeld in het eerste lid:
a. een geadresseerde retourenveloppe;
b. het briefstembewijs, bevattende een door de persoon te ondertekenen verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld;
c. een enveloppe voor het stembiljet;
d. een handleiding voor de kiezer.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de toezending van de stembescheiden.
5. De stukken, bedoeld in het tweede lid, worden aan de personen, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk twaalf weken voor de dag van de stemming toegezonden. Aan kiezers die hun werkelijke woonplaats in Aruba, Curaçao of Sint Maarten hebben, worden de stembescheiden met tussenkomst van de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint Maarten toegezonden.
6. Bij ministeriële regeling worden voor de stukken, bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met d, modellen vastgesteld. Onze Minister verstrekt tijdig voor de verkiezing aan de gemeente ’s-Gravenhage de informatie die nodig is voor het produceren van het briefstembewijs.
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 december 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (35 670) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel 39 komt te luiden:
Het bepaalde bij of krachtens artikel G 1a van de Kieswet over het registreren van logo’s is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege, met dien verstande dat in plaats van het eerste lid, eerste volzin wordt gelezen: Een politieke groepering waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege schriftelijk verzoeken haar logo bij te schrijven in het register, bedoeld in artikel 38.
B
In artikel 40, derde lid, wordt «artikel 8 van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale stemopneming» vervangen door «artikel M 5, eerste lid, van de Kieswet».
De kiesgerechtigden die op grond van artikel 36, eerste lid, in samenhang met artikel D 2 van de Kieswet zijn geregistreerd, worden geacht geregistreerd te zijn op basis van artikel Pa 3 van de Kieswet.
De aanduidingen die zijn geregistreerd op grond van artikel 38 in samenhang met artikel G 2 van de Kieswet, worden geacht geregistreerd te zijn op basis van artikel Pa 1 in samenhang met artikel G 2 van de Kieswet.
De logo’s die zijn geregistreerd op grond van artikel 39 in samenhang met artikel 4 van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming dan wel in samenhang met artikel G 1a van de Kieswet, worden geacht geregistreerd te zijn op basis van artikel Pa 8 van de Kieswet.
De gegevens die het register bedoeld in artikel 40, derde lid, bevat, worden opgenomen in het register bedoeld in artikel M 5, eerste lid, van de Kieswet.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de artikelen 30, 42 tot en met 45 in werking treden. Op dit tijdstip vervallen de artikelen 35 tot en met 41.
3. Indien het bij koninklijk besluit van 31 maart 2021 ingediende voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (35 785), na tot wet te zijn verheven in werking is getreden voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, eindigt de termijn gedurende welke artikel 55 van de Grondwet, naar de tekst van 2017, van kracht blijft, op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36071-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.