36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

Nr. 191 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2023

Met de Wet toekomst pensioenen (Wtp) (Kamerstuk 36 067) wordt invulling gegeven aan de herziening van het Nederlandse pensioenstelsel, zoals overeengekomen door sociale partners en de overheid en vastgelegd in het pensioenakkoord. Nu de wet is aangenomen door beide Kamers (Handelingen II 2022/23, nr. 39, item 53) en Handelingen I 2022/23, nr. 34, item 11), start per 1 juli de transitieperiode waarin pensioenuitvoerders ook daadwerkelijk de overstap naar het nieuwe stelsel zullen maken. Met deze brief informeer ik u over de voornemens en toezeggingen ten aanzien van het volgen van de voortgang tijdens transitieperiode om zo waar nodig op tijd maatregelen te kunnen nemen.

1. Transitieperiode tot 1 januari 2028

Bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer is veel aandacht gevraagd voor de (druk op de) uitvoering en de handelingsopties om hierop tijdig in te kunnen spelen. Zodoende heb ik toegezegd de transitieperiode met één jaar te verlengen. Uitgangspunt daarbij is dat de overige mijlpalen onveranderd blijven. Het verlengen van de transitieperiode biedt de kans om de uitvoering meer te spreiden, zodat de werkzaamheden breder verdeeld kunnen worden. Ik ben voornemens de hiervoor benodigde wetswijziging dit jaar aan de Tweede Kamer aan te bieden. Ik wil daarbij de wettelijke termijnen niet langer in de wet, maar in lagere regelgeving opnemen. Mocht op basis van de ervaringen tijdens de transitie blijken dat verdere verlenging noodzakelijk is, dan biedt lagere regelgeving een adequater handelingsperspectief.

De hervorming van het pensioenstelsel is een van de maatregelen die het kabinet heeft genomen in het Herstel- en Veerkrachtplan. Daarin zijn drie juridisch bindende mijlpalen opgenomen: de inwerkingtreding van de wet, de afronding van de arbeidsvoorwaardelijke fase (indiening van de transitieplannen) en de indiening van de implementatieplannen. Het verlengen van de transitieperiode heeft geen gevolgen voor de mijlpaal van de afronding van de arbeidsvoorwaardelijke fase (ultimo 2024) en het indienen van de implementatieplannen (1 juli 2025). Zoals ook in het debat met de Eerste Kamer aangegeven is het doel van de langere transitieperiode om de uitvoering – indien nodig – meer tijd te geven om te komen tot een beheerste en zorgvuldige transitie. Ik merk daarbij op dat het kabinet zich inspant om de mijlpalen opgenomen in het HVP te realiseren, en indien nodig in overleg met de EC tot een bijstelling van de mijlpalen te komen, zodat een korting op de uitkering van de HVP-middelen kan worden voorkomen. De methodologie die de Europese Commissie toepast voor het korten van uitkeringen is eerder met uw Kamer gedeeld.1 Hierbij geldt dat de Wet toekomst pensioenen binnen deze methodologie wordt gezien als een inwerking tredende hervorming.

Ook met de verlenging van de transitieperiode blijft er sprake van een omvangrijke transitie. Ik vind het belangrijk om vinger aan de pols te kunnen houden, tijdig te kunnen bijsturen en de beide Kamers mee te nemen in de recente ontwikkelingen gedurende de transitie. Ik ben daarom voornemens u middels voortgangsrapportages periodiek te informeren over ontwikkelingen met betrekking tot de transitie. Gelet op het doel om tijdig knelpunten te identificeren en zo nodig tijdig maatregelen te kunnen nemen, ben ik voornemens u elk half jaar en ruim voor elke wettelijke mijlpaal te informeren. Zie hiertoe ook figuur 1 hieronder. Dit sluit ook aan bij de toezeggingen aan de Eerste Kamer dat er tussentijds weegmomenten komen waarbij de voortgang in de gaten gehouden wordt. Het eerste weegmoment zal bij de voortgangsbrief medio 2024 plaatsvinden, het tweede weegmoment begin 2025. Ook wordt – conform de motie van de leden Maatoug (GroenLinks), Nijboer (PvdA) en Stoffer (SGP) – tijdig in 2026 nogmaals onderzocht of het invaren voor alle pensioenfondsen op tijd en verantwoord kan worden uitgevoerd.2

Ik zal de voortgang tijdens de transitieperiode op verschillende manieren volgen. Het gaat dan zowel om de wettelijke monitoring, als het voeren van gesprekken met betrokken uitvoeringspartijen, waaronder bestuurders en professionals, in en rondom de transitie. Ook zal er een regeringscommissaris aangesteld worden die onafhankelijk advies aan mij uitbrengt over de voortgang van de transitie en het delen van goede voorbeelden en kennisuitwisseling binnen de sector aanjaagt. In het vervolg van deze brief zal ik nader ingaan op het plan van aanpak met betrekking tot monitoring en op de regeringscommissaris.

Figuur 1. Verwachte voortgangsbrieven bij de mijlpalen

Figuur 1. Verwachte voortgangsbrieven bij de mijlpalen

2. Plan van aanpak monitoring

Gelet op de omvang van deze transitie, de aard van de besluiten en het tijdspad van de transitieperiode is gedurende het parlementaire proces afgesproken de voortgang van de transitie te monitoren. Daarnaast is afgesproken en in de wet opgenomen om ook de doelstellingen van de Wtp te monitoren3. De Tweede Kamer heeft middels een motie gevraagd voor de zomer met een plan van aanpak ten aanzien van de monitoring te komen.4 Met deze brief kom ik hieraan tegemoet.

De monitoring ziet op het transitiebeeld op hoofdlijnen en de doelstellingen van het pensioenakkoord.5 Het gaat hierbij om gestructureerde sector-brede informatieverzameling, waarvoor diverse (repeterende) onderzoeken zullen worden opgezet. De monitoring heeft als doel tijdig knelpunten te kunnen identificeren en voor zover nodig aanvullende maatregelen te kunnen nemen.6 De resultaten van de monitoring geven tijdens de transitieperiode zicht op de voortgang en invulling van de transitie als ook inzicht in de ervaringen van en met de transitie en het nieuwe stelsel. In de monitoring zullen tijdens de transitieperiode tevens de doelstellingen van de wet toekomst pensioenen worden onderzocht, zodat deze tijdens de evaluatie beter onderzocht kunnen worden. Dit inzicht maakt het mogelijk om waar nodig aanvullende maatregelen te kunnen nemen.

De monitoring zal via een aantal trajecten verlopen, die hieronder nader worden toegelicht.

1. Transitiemonitor

Zoals aangegeven zal het transitiebeeld op hoofdlijnen worden gemonitord. Hiertoe zal ten eerste een transitiemonitor worden opgezet. Deze zal ingegaan op de voortgang van de besluitvorming en implementatie, de transitiekeuzes die zijn gemaakt en de ervaringen met de transitie en het nieuwe stelsel van partijen die uitvoering geven aan de transitie. Het gaat dan om sociale partners7 en pensioenuitvoerders. Ook de ervaringen van de toezichthouders zullen hierbij aan bod komen. Voor de informatieverzameling bij de transitiemonitor zal zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van de gegevens die DNB en AFM reeds uitvragen met het oog op de transitie. Dit om de sector in deze periode niet onnodig te belasten. Daarnaast zal een onderzoeksbureau gevraagd worden waar nodig aanvullende data te verzamelen en de data te bundelen tot transitierapportages (i.e. de transitiemonitor).

In de transitiemonitor zal onderscheid gemaakt worden tussen de arbeidsvoorwaardelijke fase en de onderbrenging en implementatie bij pensioenfondsen en bij verzekeraars en premiepensioeninstellingen.

Arbeidsvoorwaardelijke fase

Bij het onderzoeken van de arbeidsvoorwaardelijke besluitvorming zal ingegaan worden op de voortgang en op de keuzes die sociale partners maken. Hierbij zal onder meer ingegaan worden op:

  • de voortgang van de besluitvorming, waaronder de wijze waarop verenigingen van pensioengerechtigden en gewezen deelnemers betrokken zijn en in hoeverre er zaken worden voorgelegd aan de transitiecommissie;

  • de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van het ouderdomspensioen, zoals de premie en de contractkeuze;

  • de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van het nabestaandenpensioen, zoals de premie en de dekking van het nabestaandenpensioen en de uitloopperiode;

  • Wanneer het benodigd is voor een evenwichtige transitie; de keuzes en afspraken die worden gemaakt ten aanzien van compensatie als gevolg van de afschaffing van de doorsneesystematiek, waaronder (indien van toepassing) de vormgeving binnen of buiten de pensioenregeling en de wijze van financiering;

  • in hoeverre gebruik wordt gemaakt van eerbiedigende werking;

  • de keuzes die worden gemaakt ten aanzien van invaren, te weten: of sociale partners al dan niet een verzoek tot invaren zullen doen.

Ook zal onderzocht worden of sociale partners knelpunten ervaren bij het vormgeven van de pensioenregeling en het transitieplan. Ook zullen de ervaringen van financieel adviseurs en de transitiecommissie gebruikt worden om de voortgang te kunnen beoordelen en tijdig knelpunten in de transitie te identificeren. Met deze onderzoeken naar de arbeidsvoorwaardelijke fase zal invulling worden gegeven aan de gewijzigde motie van de leden Smals (VVD) en Stoffer (SGP) om de compensatieafspraken te monitoren8 en aan de motie van de leden Ceder (CU) en Stoffer (SGP)9 om de afspraken van sociale partners over het nabestaandenpensioen te monitoren.

Onderbrenging en implementatie

De transitiemonitor zal hierbij onder meer ingaan op:

  • De voortgang van de onderbrenging en implementatie, waaronder de (beoogde) overstapdatum en in hoeverre verwacht wordt dat regelingen gelijktijdig omgezet zullen worden10.

  • Tevens zal – in geval van pensioenfondsen – de voortgang van het invaren gemonitord worden. Het onderzoek zal daarbij ten minste ingaan op de wijze waarop de fondsorganen en het intern toezicht betrokken zijn en of er een melding bij DNB is gedaan.

  • De keuzes die door pensioenfondsen ten aanzien van het invaren worden gemaakt.

  • De stand van zaken van de uitvoering, de signalen bij de uitvoerders, alsmede de beheersmaatregelen die pensioenfondsen treffen om de risico’s tijdens de transitie te verkleinen.

Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Maatoug (GroenLinks), Nijboer (PvdA) en Stoffer (SGP)11. Daarnaast zal middels gesprekken met pensioenfondsen nagegaan worden of er pensioenfondsen zijn die aangeven een carve-out nodig te hebben om aan hun wettelijke taak van een evenwichtige belangenafweging te kunnen voldoen, conform de hiertoe aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 37, item 20) motie van het lid Smals (VVD).12

Wat wanneer?

Het zwaartepunt zal in de eerste rapportages liggen op de arbeidsvoorwaardelijke besluitvorming, omdat deze afspraken – voor regelingen die worden ondergebracht bij pensioenfondsen – uiterlijk 1 januari 2025 moeten zijn afgerond. In de periode daarna zal het transitiebeeld over de arbeidsvoorwaardelijke fase aangevuld worden met keuzes die nog worden gemaakt voor verzekerde regelingen, waarvoor de wettelijke mijlpaal op 1 oktober 2026 ligt.

Hoewel de focus in eerste instantie dus ligt op de arbeidsvoorwaardelijke afspraken, wordt ook de stand van zaken bij pensioenuitvoerders reeds meegenomen. Juist de eerste ervaringen kunnen waardevol zijn om tijdig knelpunten te kunnen identificeren. Bovendien, voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen liggen de mijlpalen voor het afronden van de arbeidsvoorwaardelijke fase, alsmede voor het indienen van het implementatieplan weliswaar op 1 oktober 2026, maar verwacht wordt dat zij hun implementatieplannen al vroeg in de transitieperiode zullen afronden. Verzekeraars en premiepensioeninstellingen ontwikkelen hun nieuwe producten alvorens zij deze aanbieden aan werkgevers en er een nieuw contract kan worden afgesloten. Bij het ontwikkelen van de producten zullen zij ook de implementatieplannen reeds opstellen.

Het zwaartepunt van de rapportage over de besluitvorming bij pensioenfondsen ligt naar verwachting in het voorjaar van 2025, vooruitlopend op de mijlpaal van 1 juli 2025 voor de afronding van het implementatieplan. In de opvolgende rapportages zal de focus verder verschuiven naar de implementatie.

2. Publieksmonitor

Sinds februari 2022 wordt er momenteel ieder kwartaal een meting in het kader van de publieksmonitor pensioenen uitgevoerd.13De publieksmonitor pensioenen heeft als doel om doorlopend het vertrouwen van de Nederlandse bevolking in het pensioenstelsel inzichtelijk te maken. Hierbij ligt primair de nadruk op het meten van vertrouwen in het stelsel en de partijen daarachter, en secundair op het meten van basiskennis over en gedrag ten aan zien van pensioenen. Met de inzichten uit de monitor wordt beoogd aanknopingspunten te verkrijgen om de communicatie en informatievoorziening omtrent de stelselwijziging richting burgers te verbeteren.

3. Onderzoek onder (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden

Naast de bovengenoemde publieksmonitor en in aanvulling op de transitiemonitor (onder 1), waarin de ervaringen van partijen die uitvoering geven aan de transitie aan bod komen, zal onderzoek onder (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden onderdeel uitmaken van de monitoring. In samenwerking met Netspar zal onderzoek worden gedaan naar hun ervaringen met de transitie en het nieuwe stelsel (in aanvulling op de publieksmonitor). Terwijl bij de publieksmonitor het zwaartepunt ligt op vertrouwen in het pensioenstelsel in het algemeen, heeft dit onderzoek de insteek om verdiepend inzicht te verkrijgen in de ervaringen van deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers met de transitie.

Daarnaast wordt bij de monitoring gebruikgemaakt van bestaande informatie over de tevredenheid met de pensioenregeling, die bijvoorbeeld jaarlijks wordt gemeten in de NEA.

4. Informatie inzake klachten, geschillen en rechtspraak

In het wetgevingsproces bij de wet toekomst pensioenen heeft de Raad voor de rechtspraak aangegeven te vrezen dat – zonder nadere maatregelen – de transitie naar het nieuwe stelsel tot een aanzienlijke extra belasting van de rechter kan leiden en in het ergste geval tot een ontregeling van het civiele rechtspraaksysteem. Naar aanleiding van deze constatering heeft er uitvoerig overleg plaatsgevonden tussen de ministeries van Justitie en Veiligheid, SZW en de Raad voor de rechtspraak over mogelijkheden om de rechtsbescherming en de toegang tot de rechter zodanig vorm te geven dat de werklast voor de gerechten beheersbaar blijft. Dit heeft geresulteerd in diverse waarborgen in het systeem, zoals de normen over evenwichtigheid en bepalingen inzake informatievoorziening die tot minder klachten en geschillen moeten leiden. Mocht het toch tot een klacht of een geschil komen, dan geldt er op grond van de wet toekomst pensioenen dat een interne klachtenregeling geborgd moet zijn. Ook voorziet de wet in een externe geschilleninstantie. Deze instantie biedt voor de deelnemer een laagdrempelige, relatief snelle en goedkope procedure van geschilbeslechting en zal daarmee ook een zeeffunctie hebben ten aanzien van de druk op de rechtspraak. De aangedragen geschillen geven tegelijkertijd inzicht in eventuele knelpunten.

Gelet op bovenstaande zal, gedurende het monitoringstraject ook aandacht worden besteed aan klachten, geschillen en (eventuele druk op de) rechtspraak. Enerzijds door periodiek te rapporteren over het (kwalitatieve) beeld van klachten bij pensioenuitvoerders en geschillen bij de geschilleninstanties. Daarnaast zal, in samenspraak met de Raad voor de rechtspraak, ingegaan worden op rechtszaken en de werklast voor de Raad voor de Rechtspraak.

5. Doelstellingenonderzoek

Tenslotte heeft de Kamer ook gevraagd om onderzoek te doen in hoeverre de drie doelstellingen die ten grondslag liggen aan de Wet toekomst pensioenen worden behaald. Het gaat om: 1) eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen; 2) een transparanter en meer persoonlijker pensioenstelsel; en 3) betere aansluiting bij ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De eerste stap in de uitvoering van dit onderzoek is om per doelstelling te bezien op welke wijze en op welk moment het al dan niet behalen ervan het beste geanalyseerd zou kunnen worden. Om dit in kaart te brengen, wordt gebruik gemaakt van wetenschappelijke inzichten. Hiervoor wordt samengewerkt met Netspar. Ik zal u hierover in de eerstvolgende voortgangsrapportage nader informeren.

Bij het doelstellingenonderzoek zullen conform de motie Palland (CDA) en Ceder (CU) ook de randvoorwaarden voor de stelselherziening, die opgenomen zijn in het Pensioenakkoord, in acht worden genomen.14

Samenvattend: beoogde planning

In onderstaande overzicht wordt nog eens schematisch weergegeven welke informatie naar huidige verwachting in welke voortgangsbrief zal worden opgenomen. Met deze voortgangsbrieven geef ik ook invulling aan de motie van de leden Stoffer (SGP), Maatoug (GroenLinks) en Nijboer (PvdA) om regelmatig na de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen invoeringstoetsen uit te voeren naar de invoering, uitwerking en uitvoerbaarheid15. Als er gedurende de transitie blijkt dat onderdelen niet haalbaar zijn of er andere accenten in de monitoring gelegd moeten worden, zal ik daar op inspelen en dit met Kamer bespreken.

Voortgangsrapportage

Inhoud

Winter ’23/24

Aanpak doelstellingenonderzoek

Zomer ’24

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor:

– de arbeidsvoorwaardelijke fase pensioenfondsregelingen

– mogelijke eerste ervaringen uit de uitvoering

Publieksmonitor

Winter ’24/25

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor

– arbeidsvoorwaardelijke fase pensioenfondsregelingen

– onderbrenging pensioenfondsen

– mogelijke eerste ervaringen uit de uitvoering

Publieksmonitor

Deelnemersonderzoek

Zomer ’25

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor

– onderbrenging pensioenfondsen

– ervaringen uit de uitvoering

Publieksmonitor

Informatie over klachten, geschillen en rechtspraak

Deelnemersonderzoek

Winter ’25/26

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor

– onderbrenging verzekeraars en ppi’s

– ervaringen uit de uitvoering

Publieksmonitor

Informatie over de rechtspraak

Zomer ’26

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor

– onderbrenging verzekeraars en ppi’s

– ervaringen uit de uitvoering

Publieksmonitor

Deelnemersonderzoek

Informatie over klachten, geschillen en rechtspraak

Winter ’26/27

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor

– ervaringen uit de uitvoering

Informatie over de rechtspraak

Zomer ’27

Transitiemonitor, met ten minste aandacht voor

– ervaringen uit de uitvoering

Deelnemersonderzoek

Informatie over klachten, geschillen en rechtspraak

Winter ’27/28

Eindbeeld over de transitie / vooruitblik op de evaluatie van de transitie

3. Regeringscommissaris

Tijdens de behandeling van de Wtp in de Eerste Kamer heb ik aangekondigd een regeringscommissaris aan te zullen stellen, gericht op het verloop van de transitie naar het nieuwe stelsel en met het oog op de uitvoeringspraktijk. De beoogde werkzaamheden zijn tweeledig. Primair zal de regeringscommissaris mij adviseren over het verloop van de transitie en daarbij adviezen doen om eventuele knelpunten weg te nemen. De advisering kan zien op verschillende elementen waaronder aanpassingen in de regelgeving, nadere (bestuurlijke) gesprekken, voorlichting of communicatie. De regeringscommissaris zal daarbij ten minste gevraagd worden mij op de op de twee eerder in deze brief aangekondigde weegmomenten (zomer 2024 en begin 2025) te adviseren over de uiterste transitiedatum. Ten tweede zal de commissaris een rol spelen bij het stimuleren van sectorpartijen om goede voorbeelden te delen en kennis over de uitvoeringspraktijk onderling te delen, zowel in de arbeidsvoorwaardelijke fase als de implementatiefase. De commissaris kan daarbij gebruik maken van de al bestaande initiatieven, zoals het platform Werkenaanonspensioen.nl. Dit platform heb ik samen met sectorpartijen geïnitieerd en biedt best practices, handreikingen en actuele informatie.

De regeringscommissaris gaat opereren in een complex bestuurlijk veld. Primair zijn de sociale partners en de uitvoerders verantwoordelijk voor het tijdig en zorgvuldig doorlopen van de transitie. De adviezen van de commissaris zullen dan ook niet gaan over de inhoud van de overeengekomen transitieplannen en de implementatieplannen. Ook de kwaliteit van de plannen is geen onderdeel van de adviezen; dat is aan de toezichthouders. Wel kan de commissaris partijen helpen de transitie goed te doorlopen, door te wijzen op de juiste routes (zoals de transitiecommissie) en het beschikbaar (laten) maken van handige informatie en inspiratie.

Voor de taakvervulling is het van belang dat de commissaris een breed beeld opdoet van de transitie. Bij de werkzaamheden kan gebruik worden gemaakt van alle beschikbare informatie binnen mijn ministerie, zoals de resultaten van de monitoring en signalen rondom de uitvoering. Het ligt in de rede dat de commissaris ook zelf informatie uit de uitvoeringspraktijk ophaalt, bijvoorbeeld bij individuele fondsen of verzekeraars of bij de toezichthouders.

Voor de volledigheid merk ik op dat de commissaris geen beslissingsbevoegdheid heeft. Ik zal de adviezen wegen en op basis daarvan en in samenhang met andere informatie uit monitoring, van de toezichthouders en uit de uitvoeringspraktijk eventuele besluiten rondom het verloop van de transitie nemen. Bij de voortgangsbrieven ontvangt u eveneens de adviezen van de regeringscommissaris en mijn reactie daarop. Ik streef ernaar de benoeming van de regeringscommissaris af te ronden voor 1 januari 2024, zodat het eerste advies kan worden meegezonden met de voortgangsbrief in de zomer van 2024.

4. Afsluiting

Nu het wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen gaat de volgende en belangrijke fase van de stelselherziening in: de transitieperiode. De sociale partners en pensioenuitvoerders zijn aan zet om alle regelingen op zorgvuldige wijze om te zetten en om deelnemers en pensioengerechtigden daar op adequate wijze in mee te nemen. Tegelijkertijd zijn de stelselherziening en de uitwerking van de gemaakte afspraken een gezamenlijke opgave, waarvoor ik me ook tijdens de transitieperiode in zal blijven zetten. Immers, hoe dan ook zullen sommige aspecten anders lopen dan we van te voren hadden voorzien en gerealiseerd. Ik zal mij actief inzetten om signalen op te halen om zo telkens te kunnen blijven beoordelen of en hoe de uitvoering zorgvuldig vormgegeven kan worden. Onderdeel hiervan is de systematische verzameling van monitoringsinformatie, zoals beschreven in deze brief. Ook vervult de regeringscommissaris een belangrijke rol. Op basis van alle informatie zal ik in gesprek gaan en blijven met alle betrokkenen bij de transitie en bij de uitwerking van de stelseltransitie om te bezien wat zij zo nodig nog aanvullend kunnen betekenen. Ook zal ik bezien of en zo ja welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Op basis van de beschreven voortgangsrapportages kan ook het debat in uw Kamer hierover plaatvinden.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1942.

X Noot
2

Kamerstuk 36 067, nr. 166

X Noot
3

Artikel XIV van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2022/23, 36 067, nr. 148

X Noot
5

Artikel XIV van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen.

X Noot
6

Artikel XIV van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen.

X Noot
7

Voor de leesbaarheid worden in dit plan van aanpak de werkgevers en de partijen die de wijziging van de pensioenregeling overeenkomen, samengenomen onder de noemer «sociale partners». In de monitor zal aandacht zijn voor de verschillen tussen ondernemingen en sectoren, alsook voor verschillen tussen type uitvoerder.

X Noot
8

Kamerstuk 36 067, nr. 177

X Noot
9

Kamerstuk 36 067, nr. 158

X Noot
10

Handelingen I, 2022/23, nr 33, item 2

X Noot
11

Kamerstuk 36 067, nr. 166

X Noot
12

Kamerstuk 36 067, nr. 118

X Noot
14

Kamerstuk 36 067, nr. 148. Het betreft de volgende in de motie opgenomen randvoorwaarden: de ouderdomspensioenen blijven levenslang; de herziening is geen versobering; er blijft voldoende ruimte om de huidige doelstelling voor het te verwachten pensioen te realiseren; de premies en de pensioenuitkeringen moeten zo stabiel mogelijk zijn; de overstap moet voor alle belanghebbenden en generaties evenwichtig uitpakken; eventuele nadelen van de transitie worden adequaat gecompenseerd; bestaande pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen worden zo veel mogelijk meegenomen naar het nieuw gekozen pensioencontract; pensioenuitvoerders moeten voldoende ruimte houden om beleggingsrendementen te boeken; de overgang moet uitvoerbaar zijn en financieel haalbaar.

X Noot
15

Kamerstuk 36 067, nr. 163

Naar boven