Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot
het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
1. Inleiding
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij maken graag van
de gelegenheid gebruik voor het maken van enkele opmerkingen en het stellen van enkele
vragen.
De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij verzoeken de regering
in te gaan op hun vraag.
2. Vragen van de leden van de fractie van de VVD
De richtlijn kent, zo stellen de leden van de VVD-fractie vast, een expliciete uitsluitingsgrond voor platforms die uitsluitend het
aanbieden of adverteren van een relevante activiteit door gebruikers mogelijk maken.
De regering heeft eerder schriftelijk bevestigd dat wanneer een platform zijn software
aanbiedt voor gebruikers om te adverteren, en deze advertentiedienst een deel van
de bedrijfsactiviteiten is, dat specifieke deel niet onder de werking van de wet valt.
Tegelijkertijd lijkt de regering de richtlijn wel zo te interpreteren dat als gebruikers
op basis van een advertentie buiten het platform om tot een overeenkomst en (al dan
niet contante) transactie komen, het platform dit toch moet rapporteren als dit platform
een vermoeden heeft van deze transactie en de vraagprijs uit de advertentie kent.
Deze leden hebben hierover een drietal vragen:
-
1. Hoe verenigt de regering de uitzondering uit de richtlijn voor de activiteiten, waarbij
de exploitant adverteren mogelijk maakt (maar niet betrokken is in de transactie)
en dus geen rapportageverplichting heeft, met de wens ook gegevens te verzamelen over
transacties die buiten het platform om hebben plaatsgevonden?
-
2. Als de regering van mening is dat bepaalde advertentieactiviteiten toch binnen de
reikwijdte van de Directive on Administrative Cooperation 7 (DAC7) vallen: Hoe verhoudt de gevraagde inspanning van de platformexploitant om vast
te stellen of een advertentie buiten het platform om tot een transactie heeft geleid
en met welke tegenprestatie, zich dan tot de toekomstige Digital Services Act, nu
nog de eCommerce Richtlijn (en in bijzonder het verbod op een algemene toezichtverplichting)?
-
3. De regering heeft tijdens de behandeling in de Tweede Kamer toegelicht dat wanneer
een platformexploitant niet de daadwerkelijke overeengekomen tegenprestatie weet,
het platform de vraagprijs uit de advertentie dient te rapporteren. Hoe dient een
ingezetene dan te bewijzen wat de werkelijke tegenprestatie is geweest (zeker ook
bij contante betaling)? Bij welke partij ligt de bewijslast van de tegenprestatie?
Wat is de impact op de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst om dit bewijs
te verzamelen en te toetsen?
3. Vragen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om antwoord te geven op de nog niet beantwoorde vragen
van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) zoals samengevat in de nadere
reactie van de NOB van 18 november 2022.2
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de memorie van antwoord met belangstelling
tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 25 november 2022.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man