36 055 Wijziging van de Woningwet in verband met aanpassing van het saneringskader

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Woningwet te wijzigen om het saneringskader voor toegelaten instellingen aan te passen, zoals aanbevolen in de evaluatie van de herziene Woningwet en als gevolg van opgedane ervaringen met saneringen;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepaling ingevoegd:

adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden:

Adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 56a, eerste lid;.

B

Artikel 21d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De vestiging van een recht van pand of hypotheek op zaken en daarmee verbonden rechten van een toegelaten instelling die samenhangen met werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die behoren tot de diensten van algemeen economisch belang wordt niet beperkt door enig beding van of een vestiging van zodanige rechten ten behoeve van anderen dan de borgingsvoorziening of instellingen die behoren tot een categorie als bedoeld in artikel 21c, eerste lid, die leningen verstrekken aan een toegelaten instelling voor het verrichten van zodanige werkzaamheden zonder dat de borgingsvoorziening voor die leningen in compensatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, begripsomschrijving van compensatie, onderdeel a, voorziet. Een zodanig beding of zodanige vestiging is nietig.

2. In het vierde lid, onderdeel a, onder 1°, wordt na «artikel 29, eerste lid, eerste volzin» ingevoegd «of tweede lid, eerste volzin» en wordt na «artikel 47, eerste lid, onderdelen a tot en met i,» ingevoegd «en de vestigingen van die rechten naar het oordeel van de borgingsvoorziening wenselijk zijn,».

C

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Indien een toegelaten instelling naar het oordeel van haar bestuur niet geheel voldoet aan de door de autoriteit kenbaar gemaakte normen inzake de financiële continuïteit van toegelaten instellingen, en maatregelen harerzijds om binnen tien jaar aan die situatie een einde te maken niet mogelijk zijn, doch de financiële middelen aanwezig zijn om haar werkzaamheden te kunnen voortzetten, verzoekt dat bestuur de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden om een advies als bedoeld in artikel 56a, tweede lid. Indien zeven jaar zijn verstreken na het uitbrengen van het advies en de situatie, bedoeld in de eerste volzin, zich nog altijd voordoet, verzoekt het bestuur de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden wederom om een advies.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de situatie, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin.

D

In artikel 53, vierde lid, onderdeel f, onder 1°, wordt «artikel 29, eerste lid» vervangen door «artikel 29, tweede lid, eerste volzin».

E

Na artikel 56 worden twee artikelen ingevoegd luidende:

Artikel 56a

  • 1. Er is een Adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden toegelaten instellingen.

  • 2. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden heeft tot taak op verzoek van een toegelaten instelling aan haar advies uit te brengen over:

    • a. de omvang van de werkzaamheden, genoemd en bedoeld in het bepaalde bij en krachtens artikel 47, eerste lid, onderdelen a tot en met g, van de toegelaten instelling die noodzakelijk zijn voor het in stand houden van voldoende woongelegenheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, onderdelen b en c, in de gemeenten waar die toegelaten instelling feitelijk werkzaam is;

    • b. de mogelijkheden voor andere toegelaten instellingen die feitelijk werkzaam zijn in hetzelfde gebied als bedoeld in artikel 41b, tweede lid, als de verzoekende toegelaten instelling om de in onderdeel a bedoelde noodzakelijke werkzaamheden binnen een redelijke termijn voort te zetten; en

    • c. de doelmatigheid van het in stand houden van de in onderdeel a bedoelde woongelegenheden.

  • 3. De adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden is bevoegd zich voor het inwinnen van inlichtingen rechtstreeks te wenden tot personen en instellingen en hen te verzoeken die medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het opstellen van het advies.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven over de inrichting en werkwijze van de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden, alsmede regels gegeven over de vergoeding van de leden van de adviescommissie noodzakelijke werkzaamheden.

Artikel 56b

  • 1. Onze Minister kan aan een toegelaten instelling een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d geven, strekkende tot het voortzetten van de in artikel 56a, tweede lid, onderdeel a, bedoelde noodzakelijke werkzaamheden, dan wel een deel daarvan, van de in dat lid bedoelde toegelaten instelling, of, indien dat ontoereikend is, strekkende tot het aangaan van een fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek met laatstbedoelde toegelaten instelling indien:

    • a. de betreffende toegelaten instelling feitelijk werkzaam is in hetzelfde gebied als bedoeld in artikel 41b, tweede lid, als die andere toegelaten instelling;

    • b. uit het advies, bedoeld in artikel 56a, tweede lid, volgt dat dit voortzetten of dit aangaan van een fusie in redelijkheid van de betreffende toegelaten instelling kan worden verlangd;

    • c. de betreffende toegelaten instelling, gelet op de door de autoriteit kenbaar gemaakte financiële normen, beschikt over aantoonbaar voldoende additionele financiële en operationele ruimte om die aanwijzing uit te voeren; en

    • d. de borgingsvoorziening een zienswijze heeft gegeven over de voorgenomen aanwijzing.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven over de toepassing van de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid.

F

In artikel 57, eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 29, eerste lid,» vervangen door «artikel 29, tweede lid,».

G

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 29, eerste lid,» vervangen door «artikel 29, tweede lid,».

2. In het vierde lid vervalt onderdeel a, onder verlettering van onderdelen b en c tot onderdelen a en b.

H

In artikel 105, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 29, eerste lid,» vervangen door «artikel 29, tweede lid,».

I

In artikel 130a wordt «Wet van [PM] tot wijziging van de Woningwet naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet (Stb. [PM, PM])» vervangen door «wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425)».

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,

Naar boven