36 040 Wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) (PbEU 2019, L 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie)

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID VAN NISPEN

Ontvangen 12 oktober 2022

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel NN, wordt «In artikel 370, vierde lid,» vervangen door «Artikel 370 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Is bij de door de schuldenaar gedreven onderneming krachtens wettelijke bepalingen een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging ingesteld, dan blijkt uit de startverklaring op welke wijze de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging over de start van de voorbereiding van een akkoord is geïnformeerd.

2. In het vierde lid».

II

In artikel I, onderdeel OO, wordt onderdeel 2 als volgt gewijzigd:

1. «vier» vervangen door «vijf».

2. Na «vereiste deskundigheid beschikt.» wordt ingevoegd «Is bij de door de schuldenaar gedreven onderneming krachtens wettelijke bepalingen een ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging ingesteld, dan verbindt de rechtbank aan de aanwijzing als voorwaarde dat de herstructureringsdeskundige deze ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging zo spoedig mogelijk in kennis stelt van zijn aanwijzing.».

Toelichting

Met dit amendement beoogt de indiener uitvoering te geven aan artikel 3 van de richtlijn, voor zover het betreft een instrument voor vroegtijdige waarschuwing ten behoeve van de werknemersvertegenwoordigers, in casu de ondernemingsraad (OR), en aan artikel 19 van de richtlijn, voor zover het betreft verplichtingen van bestuurders bij een dreigende insolventie, in casu tegenover de OR.

Bestuurders hebben de plicht om het bestendige succes van de aan de vennootschap verbonden onderneming te bevorderen. Artikel 19 van de richtlijn schrijft voor dat wanneer insolventie dreigt, bestuurders dan ook moeten bekijken of er een noodzaak is om stappen te ondernemen om insolventie te voorkomen. Initiatiefnemer zou het goed vinden als de OR vroegtijdig in dit proces wordt betrokken.

Met dit amendement wordt aan de ondernemer en de herstructureringsdeskundige de plicht opgelegd om de OR te informeren over de start van een Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)-traject.

Daarmee wordt verzekerd dat de OR tijdig op de hoogte raakt van dit traject, kan meepraten over de oplossingsrichting en gebruik kan maken van de bevoegdheden die de OR binnen dat traject heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld om de bevoegdheid uit artikel 25 Wet op de Ondernemingsraden om advies uit te brengen in gevallen waarin het akkoord onderdeel uitmaakt van een breder reorganisatietraject. Ook kan de OR bezien of hij gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om op de voet van artikel 371, eerste lid, van de Faillissementswet te verzoeken om de aanwijzing van een herstructureringsdeskundige, als die nog niet is aangewezen.

Voor de ondernemer geldt deze verplichting vlak voor het moment dat hij een startverklaring ter griffie van de rechtbank deponeert. De herstructureringsdeskundige is na zijn aanwijzing verplicht de OR hierover te informeren.

Voor de ondernemer en de herstructureringsdeskundige is het weinig bezwaarlijk om de OR te informeren over de start van het WHOA-traject, terwijl de OR hier wel baat bij kan hebben.

Van Nispen

Naar boven