De commissie voor de Werkwijze, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend
voorstel van de leden Paternotte en Segers, heeft de eer als volgt verslag uit te
brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers op de gestelde vragen en de gemaakte
opmerkingen afdoende zullen hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling
van dit voorstel voldoende voorbereid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van
de leden Paternotte en Segers tot wijziging van het Reglement van Orde in verband
met het als ongeoorloofd gedrag aanmerken van het bedreigen van een persoon. Deze
leden delen het belang van een veilige werkomgeving waarin Kamerleden vrijuit kunnen
spreken, wat past bij de waardigheid van het instituut Tweede Kamer. Zij steunen derhalve
het voorstel om het bedreigen van een persoon expliciet te vermelden in het Reglement
van Orde. Zij hebben geen aanvullende vragen of opmerkingen over het voorliggende
voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde daartoe.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de leden Paternotte
en Segers tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het als ongeoorloofd
gedrag aanmerken van het bedreigen van een persoon. Deze leden hebben hierover geen
nadere opmerkingen of vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de leden Paternotte
en Segers tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met het als ongeoorloofd
gedrag aanmerken van het bedreigen van een persoon. Deze leden hebben over het voorstel
enkele vragen.
De initiatiefnemers beperken de grond om in het debat in te grijpen tot het strikt
noodzakelijke, namelijk «het bedreigen van een persoon». De leden van de CDA-fractie
vragen of de gekozen formulering tegelijk duidelijk genoeg en voldoende objectief
is. Wanneer is iets een bedreiging? Wanneer is iets ongeoorloofd? Onderkennen de initiatiefnemers
dat ieder mens een eigen normenkader heeft, wanneer iets dusdanig intimiderend is
dat men zich niet langer vrij voelt om zijn mening te uiten? Is het de bedoeling van
de initiatiefnemers dat ieder Kamerlid hierin zijn grens duidelijk aangeeft of is
het normenkader van de betreffende voorzitter hierin leidend?
De leden van de CDA-fractie vragen de initiatiefnemers nader in te gaan op de relatie
tussen uitlatingen gedaan in de plenaire zaal en op sociale media en eventuele bedreigingen
van Kamerleden, bewindspersonen en ambtenaren die daarvan het gevolg zijn. Deze leden
herinneren aan het debat over de omgangsvormen in de Kamer op 9 maart jl. In dat debat
heeft de Kamervoorzitter aangegeven dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
en Veiligheid (NCTV) bezig is met een onderzoeksproject over dit onderwerp. Zij vragen
de initiatiefnemers of het bedoelde onderzoek aanknopingspunten kan bieden voor uitwerking
of toepassing van hun voorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het voorstel van de leden Paternotte en Segers gelezen
en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden zijn het uiteraard
met de initiatiefnemers eens dat het bedreigen van een persoon ongeoorloofd is, zowel
binnen als buiten het parlement. Zij onderschrijven ook het verregaande recht om in
het politieke debat vrij te kunnen spreken. Zij vragen of de initiatiefnemers kunnen
expliciteren wat zij onder bedreiging verstaan. Wordt hierbij aansluiting gevonden
bij de juridische definitie van bedreiging, zoals volgt uit artikel 285 in het Wetboek
van Strafrecht? Zo nee, kunnen de initiatiefnemers dan nader onderbouwen wat zij onder
bedreiging verstaan? Kunnen zij aangeven bij welke uitspraken die in de afgelopen
jaren in het parlement gedaan zijn er geen grond bestond voor de voorzitter om in
te grijpen op basis van het Reglement van Orde, maar door deze voorgestelde wijziging
wel? Kunnen zij aangeven wanneer een bedreiging bijvoorbeeld niet valt onder beledigend
taalgebruik of de orde verstoort, zoals beschreven in artikel 58 van het huidige Reglement
van Orde? Zijn de initiatiefnemers het met de genoemde leden eens dat gelegenheidsargumenten
geen goede basis zijn voor een wijziging van het Reglement van Orde? Zo nee, waarom
niet?
De voorzitter van de commissie, Bergkamp
De griffier van de commissie, Goorden