Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2023
Op 4 april jl. zijn de regeringen van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland op
grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut een onderlinge regeling overeengekomen
voor samenwerking binnen het Koninkrijk ter uitvoering van hervormingen in de publieke
sector van Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Bijlage bij Kamerstuk 36 200 IV, nr. 60). Deze onderlinge regeling is op 4 april jl. aangeboden aan Uw Kamer.
Met deze onderlinge regeling wordt een juridische grondslag gecreëerd voor een samenwerking
die reeds in het jaar 2020, het jaar dat de Covid-19-pandemie uitbrak, is gestart.
Voor de juridische vormgeving van deze samenwerking werd aanvankelijk ingezet op een
consensusrijkswet. Het voorstel hiertoe, de rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming
en ontwikkeling, is op 9 februari 2022 ingediend bij de Tweede Kamer en gelijktijdig
aan de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten gezonden.
In genoemde volksvertegenwoordigingen bleek dit voorstel, gelet op de verslagen die
hierover werden uitgebracht, echter op onvoldoende draagvlak te kunnen rekenen. Teneinde
tegemoet te komen aan de bezwaren van de volksvertegenwoordigingen, is door de regeringen
het afgelopen jaar gewerkt aan een alternatieve opzet voor bovengenoemde samenwerking.
Het resultaat hiervan is inmiddels gereed. Daartoe gemachtigd door de Koning trek
ik het voorstel van wet hierbij in. Dit betekent dat ik geen nota zal uitbrengen naar
aanleiding van de verslagen van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties en van
de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen