Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 11 augustus 2021 en het nader rapport d.d. 3 februari 2022, aangeboden aan de
Koning door de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 25 mei 2021, no. 2021000981, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister voor Rechtsbescherming, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken,
bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet houdende wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES in verband met het op 2 december
2004 te New York tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit
van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272) (Uitvoeringswet VN-Verdrag staatsimmuniteit), met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel
en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 25 mei 2021, nr. 2021000981,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 11 augustus 2021, nr. W16.21.0136/II, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel
en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt nog een beperkt aantal wijzigingen van louter
technische aard toe te voegen aan het voorstel.
Ik moge U, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken verzoeken het hierbij gevoegde
gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind