MEMORIE VAN ANTWOORD
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de leden van de vaste commissie
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het wetsvoorstel inzake de instelling
van de Nederlandse Sportraad als permanent adviescollege. Hieronder ga ik graag in
op de vragen en opmerkingen die de leden van de fractie van de PVV naar voren hebben
gebracht. Ter wille van de leesbaarheid zijn de antwoorden cursief weergegeven.
Het voorbereidend onderzoek geeft de leden van de PVV-fractie aanleiding tot het stellen van enkele vragen.
Met het gewijzigd voorstel van wet van 24 mei 20221 wordt de status van de Nederlandse Sportraad omgezet van een tijdelijk adviescollege
over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen naar een onafhankelijk
permanent adviescollege met een wettelijke adviestaak over beleid ten aanzien van
sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport. Uit het «Werkprogramma
2021–2024» van de Nederlandse Sportraad2 blijkt dat de meerwaarde van de Nederlandse Sportraad over het algemeen als het grootst
wordt beschouwd wanneer de adviezen maatschappijbrede relevantie hebben en over thema’s
gaan waarbij sport als «middel» wordt ingezet.
Kan de regering aangeven in hoeverre de Nederlandse Sportraad nog als onafhankelijk
kan worden beschouwd als sport wordt ingezet als middel ter ondersteuning van gevoerd
maatschappelijk beleid?
Bijvoorbeeld beleid gericht op het divers en toegankelijk maken van de sport vanwege
het immigratiebeleid, de eenzijdige focus op racisme en seksuele intimidatie als het
gaat om verbaal en fysiek geweld in de sport en/of het
realiseren van een vitaler Nederland, waarbij het accent dient te worden verlegd van
curatieve zorg naar preventie om bijvoorbeeld toekomstige pandemieën te kunnen weerstaan,
dan wel de zorg betaalbaar te houden.
De instelling van de Nederlandse Sportraad als permanent adviescollege is conform
de Kaderwet adviescolleges. Deze wet biedt een algemeen wettelijk kader waarbinnen
adviescolleges hun adviestaak kunnen uitoefenen. Dit kader bestaat onder meer uit
bepalingen inzake de instelling van een adviescollege, de benoeming van leden, de
totstandkoming van het werkprogramma en de bevoegdheden tot advisering. Deze bepalingen
zijn gericht op onafhankelijke advisering door adviescolleges. De onafhankelijke positie
van de Nederlandse Sportraad wordt derhalve gewaarborgd door de Kaderwet adviescolleges.
Het feit dat sport als middel voor maatschappelijk beleid kan worden ingezet, en het
feit dat de Nederlandse Sportraad adviseert over thema’s op de raakvlakken van maatschappelijke
domeinen en sport, doen niets af aan de onafhankelijke oordeelsvorming van de Nederlandse
Sportraad over die thema’s.
De Nederlandse Sportraad geeft in zijn adviezen naar eigen inzicht een oordeel over
hoe sport een middel kan zijn voor maatschappelijke vraagstukken, waarbij de raad
uiteraard in ogenschouw neemt wat dat voor de sport zelf betekent.
De Nederlandse Sportraad staat in verbinding met zowel de politiek en het beleid.
Kan de regering uitleggen waarom de Nederlandse Sportraad niet als verlengstuk van
de overheid kan worden gezien om het gevoerde beleid te ondersteunen?
De Nederlandse Sportraad staat in verbinding met politiek, beleid en maatschappij
om relevante thema’s te signaleren waarin sport een rol speelt. De leden van de Nederlandse
Sportraad worden, conform de Kaderwet adviescolleges, benoemd op grond van de benodigde
deskundigheid alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Op basis van
deze expertise komt de Sportraad tot onafhankelijke adviezen, ofwel op verzoek van
de regering of een van beide kamers der Staten-Generaal ofwel uit eigen beweging.
De adviezen kunnen ondersteuning van het gevoerde beleid inhouden. De Sportraad kan
echter ook adviseren om het bestaande beleid (gedeeltelijk) te herzien.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder