35 975 XV Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 december 2021

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 6 december 2021 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij brief van 10 december 2021 zijn ze door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Peters

De adjunct van de commissie, Blom

1

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale

algemene heffingskorting met 1 miljard euro?

Antwoord 1

Het verhogen van de maximale algemene heffingskorting met 110 euro tot 2.998 euro in 2022 kost ca. 1 miljard euro. Onderstaande tabel toont de bijbehorende mediane inkomenseffecten1:

Inkomensgroep

Iedereen

1e (<=112% WML)

0,6%

2e (112–179% WML)

0,4%

3e (179–275% WML)

0,3%

4e (275–406% WML)

0,2%

5e (>406% WML)

0,1%

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,2%

Uitkeringsgerechtigden

0,6%

Gepensioneerden

0,5%

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,3%

Alleenstaanden

0,4%

Alleenverdieners

0,3%

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

0,2%

Huishoudens zonder kinderen

0,3%

Alle huishoudens

0,3%

2 en 3

Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van het tarief basisschijf inkomstenbelasting met 1 miljard euro?

Wat is het koopkrachteffect van een verlaging van het tarief basisschijf inkomstenbelasting met 1 miljard euro?

Antwoord 2 en 3

Het verlagen van het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting met -0,25 procentpunt tot 36,82% in 2022 kost ca. 1 miljard euro. Onderstaande tabel toont de bijbehorende mediane inkomenseffecten2:

Inkomensgroep

Iedereen

1e (<=112% WML)

0,2%

2e (112–179% WML)

0,3%

3e (179–275% WML)

0,3%

4e (275–406% WML)

0,3%

5e (>406% WML)

0,3%

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,3%

Uitkeringsgerechtigden

0,3%

Gepensioneerden

0,2%

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,3%

Alleenstaanden

0,3%

Alleenverdieners

0,3%

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

0,2%

Huishoudens zonder kinderen

0,3%

Alle huishoudens

0,3%

4

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale

arbeidskorting met 1 miljard euro?

Antwoord 4

Het verhogen van de maximale arbeidskorting met 215 euro tot 4.475 euro in 2022 kost ca. 1 miljard euro. Hierdoor loopt de arbeidskorting tussen een inkomen op circa het minimumloon en een modaal inkomen harder op. Onderstaande tabel toont de bijbehorende inkomenseffecten3:

Inkomensgroep

Iedereen

1e (<=112% WML)

0,0%

2e (112–179% WML)

0,0%

3e (179–275% WML)

0,3%

4e (275–406% WML)

0,4%

5e (>406% WML)

0,3%

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,4%

Uitkeringsgerechtigden

0,0%

Gepensioneerden

0,0%

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,3%

Alleenstaanden

0,0%

Alleenverdieners

0,3%

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

0,3%

Huishoudens zonder kinderen

0,3%

Alle huishoudens

0,2%

5

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale

ouderenkorting met 1 miljard euro?

Antwoord 5

Het verhogen van de maximale ouderenkorting met 595 euro tot 2.321 euro in 2022 kost ca. 1 miljard euro. Onderstaande tabel toont de bijbehorende mediane inkomenseffecten4:

Inkomensgroep

Iedereen

1e (<=112% WML)

0,0%

2e (112–179% WML)

0,0%

3e (179–275% WML)

0,0%

4e (275–406% WML)

0,0%

5e (>406% WML)

0,0%

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,0%

Uitkeringsgerechtigden

0,0%

Gepensioneerden

1,5%

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,0%

Alleenstaanden

0,0%

Alleenverdieners

0,0%

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

0,0%

Huishoudens zonder kinderen

0,0%

Alle huishoudens

0,0%

6

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de kinderopvangtoeslag door verhoging bedrag eerste kind met 1 miljard euro?

Antwoord 6

Het bedrag voor het eerste kind in de kinderopvangtoeslag kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Het inkomenseffect is afhankelijk van de vormgeving van de verhoging, waarin er diverse beleidsmatige keuzes gemaakt kunnen worden. Bijvoorbeeld een extra intensivering voor een bepaalde inkomensgroep. Bij de beantwoording van deze vraag is een technische invulling gekozen om zoveel als mogelijk aan te sluiten bij de huidige vormgeving van de kinderopvangtoeslag. Als uitgangspunt is gehanteerd dat de toeslagpercentages voor het eerste kind, na de intensivering met 1 miljard euro niet hoger uitkomen dan de huidige toeslagpercentages vanaf het tweede kind. Dit betekent dat de toeslagpercentages in de 1e kindtabel voor inkomens tot 62.475 euro gelijk worden gesteld aan de percentages in de 2e kindtabel. Voor alle inkomens vanaf 62.475 euro is het toeslagpercentage verhoogd met 16,3 procentpunt.

Bij deze vormgeving blijven de vergoedingspercentages voor de laagste inkomens – huishoudens met een inkomen tot 26.067 euro – ongewijzigd op 96% en is er voor deze groep dus geen inkomenseffect. Huishoudens met een hoger inkomen ervaren wel een positief inkomenseffect. Omdat de meerderheid van de Nederlandse huishoudens geen gebruik maakt van kinderopvang(toeslag) is deze maatregel niet zichtbaar in het mediane inkomensbeeld. Onderstaande tabel toont derhalve de mediane inkomenseffecten voor huishoudens voor wie de aanpassing van de kinderopvangtoeslag een inkomenseffect heeft5. Naast het verhogen van de vergoedingspercentages is het ook mogelijk om de kinderopvangtoeslag te intensiveren door de maximum uurprijs te verhogen. Dit heeft een positief inkomenseffect voor alle huishoudens met kinderopvangtoeslag die gebruik maken van Rijksgefinancierde kinderopvang.

Inkomensgroep

Huishoudens met inkomenseffect

1e (<=112% WML)

0,0%

2e (112–179% WML)

0,3%

3e (179–275% WML)

0,8%

4e (275–406% WML)

1,1%

5e (>406% WML)

0,9%

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,9%

Uitkeringsgerechtigden

1,2%

Gepensioneerden

0,0%

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,9%

Alleenstaanden

0,7%

Alleenverdieners

2,8%

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

0,9%

Huishoudens zonder kinderen

nvt

Alle huishoudens met inkomenseffect

0,9%

7

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van het maximale kindgebonden budget met 1 miljard euro?

Antwoord 7

Bij de beantwoording is gekozen voor een gelijke verhoging van het bedrag in het kindgebonden budget voor het eerste en tweede kind omdat dit zo gelijk mogelijk neerslaat over de Nederlandse huishoudens. Het verhogen van het eerste en tweede kindbedrag met 575 euro tot respectievelijk 1.795 en 1.681 euro in 2022 kost ca. 1 miljard euro. Onderstaande tabel toont de bijbehorende mediane inkomenseffecten6:

Inkomensgroep

Iedereen

1e (<=112% WML)

0,0%

2e (112–179% WML)

0,0%

3e (179–275% WML)

0,0%

4e (275–406% WML)

0,0%

5e (>406% WML)

0,0%

   

Inkomensbron

 

Werkenden

0,0%

Uitkeringsgerechtigden

0,0%

Gepensioneerden

0,0%

   

Huishoudtype

 

Tweeverdieners

0,0%

Alleenstaanden

0,0%

Alleenverdieners

0,0%

   

Kinderen

 

Huishoudens met kinderen

1,1%

Huishoudens zonder kinderen

0,0%

Alle huishoudens

0,0%

8

Wat is het koopkrachteffect van een verhoging van de maximale

inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) met 1 miljard

euro?

Antwoord 8

Het is niet mogelijk om de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting te intensiveren met 1 miljard euro omdat te weinig ontvangers dit bedrag nog zouden kunnen verzilveren. Ter illustratie: het verdubbelen van de maximale inkomensafhankelijke combinatie 5.068 euro in 2022 kost ca. 0,5 miljard euro. Een dergelijke beleidswijziging heeft geen zichtbare mediane inkomenseffecten omdat de meerderheid van de huishoudens geen recht heeft op inkomensafhankelijke combinatiekorting.

9

Hoe lang ontvangen mensen gemiddeld een bijstandsuitkering?

Antwoord 9

Het is niet bekend hoe lang mensen, jonger dan de AOW-leeftijd, gemiddeld een bijstandsuitkering ontvangen. Er is wel informatie beschikbaar over hoe lang het huidige bijstandsbestand een uitkering ontvangt. Dat kan niet worden omgezet in een gemiddelde uitkeringsduur, omdat langdurig bijstandsgerechtigden hierin oververtegenwoordigd zijn. Onderstaande tabel geeft de duur van de lopende bijstandsuitkeringen van eind juni 2021 weer.

Verblijfsduur

Aantal huishoudens

Aandeel bijstandsvolume

Minder dan 1 jaar

63.790

18%

1 tot 2 jaar

45.095

13%

2 tot 3 jaar

31.815

9%

3 tot 4 jaar

26.895

7%

4 tot 5 jaar

25.670

7%

5 tot 6 jaar

22.415

6%

6 tot 7 jaar

19.935

6%

7 tot 8 jaar

17.840

5%

8 tot 9 jaar

15.335

4%

9 jaar of meer

91.900

25%

Totaal

360.695

100%

Bron: Bewerking SZW op basis van CBS BUS-statistieken over Q2–2021

10

Wat is het gemiddelde huishoudinkomen van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen?

Antwoord 10

Onderstaande tabel toont het besteedbaar inkomen7 van diverse groepen bijstandsgerechtigden in 2021, bij ouders is uitgegaan van 2 kinderen (6 en 11 jaar):

 

Besteedbaar inkomen in euro

Alleenstaand

12.500

Alleenstaande ouder

20.100

Paar

17.500

Paar met kinderen

21.900

11

Wat is momenteel de huidige prognose voor het aantal Werkloosheidswet (WW)-uitkeringen en het gemiddelde bedrag van deze uitkeringen eind 2021?

Antwoord 11

De prognose van het aantal WW-uitkeringen eind 2021 behorende bij de 2e suppletoire begroting 2021 is 229 duizend. Op basis van de meest recente realisatiecijfers van het UWV lijkt deze prognose echter aan de hoge kant. In oktober is het aantal WW-uitkeringen namelijk opnieuw gedaald, naar 199 duizend. De verwachte gemiddelde WW-jaaruitkering over 2021 is 19.307 euro.

12

Hoeveel personen ontvangen een Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)-uitkering en hoeveel procent hiervan ontvangt de basisuitkering?

Antwoord 12

Uit de kwantitatieve informatie van het UWV blijkt dat in 2020 212.531 WGA-uitkeringen werden verstrekt. Van de lopende WGA-gerechtigden ontvangt ongeveer 19,7% een WGA-loongerelateerde uitkering. 79,6% ontvangt een uitkering in de vervolgfase, zijnde een WGA-loonaanvullingsuitkering of een WGA-vervolguitkering.

13

Hoeveel personen ontvangen een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA)-uitkering en hoeveel procent hiervan ontvangt de basisuitkering?

Antwoord 13

Uit de kwantitatieve informatie van het UWV blijkt dat in 2020 136.937 IVA-uitkeringen werden verstrekt. De IVA-uitkering kent geen onderscheid naar loongerelateerde fase of vervolgfase.

14

Hoe komt het dat er onderuitputting is bij de subsidies duurzame inzetbaarheid?

Antwoord 14

Het meerjarig investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) is een programma dat een maatschappelijke beweging wil stimuleren door bedrijven en organisaties aan te zetten tot de juiste maatregelen op het gebied van duurzame inzetbaarheid (DI) en leven lang ontwikkelen (LLO). In totaal is hiervoor structureel 10 miljoen euro beschikbaar.

De middelen voor dit programma worden deels ingezet voor communicatie-activiteiten om zo DI en LLO onder de aandacht te brengen en bewustwording van het belang hiervan te vergroten. Circa 0,4 miljoen euro van de mutatie van 1,5 miljoen euro op de 2e suppletoire begroting wordt ingezet voor communicatieopdrachten. Dit betreft geen onderuitputting maar een herschikking binnen het beleidsartikel.

De overige 1 miljoen euro afboeking via de 2e suppletoire begroting betreft wel onderuitputting. Deze middelen waren gereserveerd voor de uitvoeringskosten van de meerjarige subsidieregeling vanuit het MIP, maar aangezien de openstelling van het eerste aanvraagtijdvak verschoven is naar 2022 zijn deze kosten niet gemaakt.

15

Wat doet de neerwaartse bijstelling van de Algemene Ouderdomswet (AOW) meerderjarig met de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)?

Antwoord 15

De neerwaartse bijstelling van de AOW-uitgaven in 2021 heeft naar verwachting geen meerjarige gevolgen voor de uitgaven aan de IOAW-uitkering. Het recht op een IOAW-uitkering stopt op de AOW-gerechtigde leeftijd. Indien in de vraag bedoeld werd te verwijzen naar de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW), zie dan ook het antwoord op vraag 18.

16

Zorgt de onderuitputting vanwege corona voor vertraging in beleid en uitvoering specifiek op dienstverlening?

Antwoord 16

De onderuitputting waarover gerapporteerd wordt in de 2e suppletoire begroting gaat over artikel 96 waarop de apparaatskosten van het departement staan. De onderuitputting hangt voor een belangrijk deel samen met thuiswerken. Dit leidt tot minder reiskosten, minder huur van externe vergaderlocaties en minder representatiekosten. Dit zorgt op zich niet voor vertraging in beleid en uitvoering.

De reden dat de middelen op apparaat voor de implementatie van aangekondigde plannen in de kabinetsreactie op de kinderopvangtoeslagaffaire in de opstartfase niet volledig benut zijn heeft vooral te maken met de krappe arbeidsmarkt.

17

Er heeft een kasschuif van € 6 miljoen naar 2022 en € 12 miljoen naar 2023 plaatsgevonden omdat de loting en de beschikkingen voor het laatste tijdvak van de subsidie «NL leert door – scholing» zijn uitgesteld, waarom zijn deze uitgesteld?

Antwoord 17

Het aantal aanvragen voor het derde tijdvak NLLD scholing is hoger uitgevallen dan verwacht. Bij nadere bestudering is duidelijk geworden dat er een groot aantal dubbele aanvragen is ingediend. Dit zou aanvragers met dubbele aanvragen onterecht voordeel opleveren in de loting. Om het probleem met dubbele aanvragen op te lossen wordt in de loting het aantal aanvragen gereduceerd tot het aantal unieke aanvragen. Om de aanvragers de mogelijkheid te geven hun aanvragen te herzien tot unieke aanvragen, worden de loting en de beschikking van subsidies uitgesteld. Het streven is dat het nieuwe aanbod begin volgend jaar beschikbaar komt via hoewerktnederland.nl en via de opleiders.

18

Wat zijn de gevolgen van de lagere AOW-uitgaven, die het resultaat zijn van een lager aantal AOW-ontvangers, voor de AOW-uitgaven in de komende jaren?

Antwoord 18

Het lagere aantal AOW-gerechtigden in 2021 dan eerder voorzien leidt ook in komende jaren naar verwachting tot lagere AOW- en IOAOW-uitgaven dan voorzien in de begroting voor 2022. De mate waarin dit doorwerkt, hangt af van de gevolgen voor de periodelevensverwachting in de komende jaren. Op basis van de Bevolkingsprognose die het CBS in december van dit jaar uitbrengt en de realisatiecijfers over 2021 van de SVB wordt in het voorjaar van 2022 een nieuwe meerjarenraming gemaakt. De eerste voorziene mogelijkheid om de SZW-begroting voor 2022 bij te stellen is de eerste suppletoire begroting 2022. De gevolgen van sterfte door corona op levensverwachting en AOW-uitgaven op de langere termijn zijn onzeker. Het CBS is er in de meest recente bevolkingsprognose vanuit gegaan dat de oversterfte door corona geen gevolgen heeft voor de trendmatige ontwikkeling van de levensverwachting op de lange termijn. Daarmee zouden er ook geen verwachte structurele gevolgen van oversterfte op de AOW-uitgaven zijn.

19

Wat zijn de redenen voor de budgettair neutrale herschikkingen (13,7 miljoen euro)? Wat wordt er nu anders gedaan met dit budget?

Antwoord 19

De grootste mutatie betreft de tegenvaller bij het COA. Het COA zag zich begin 2021 geconfronteerd met een grote toename van asielstatushouders die aanspraak maken op Voorinburgering en Vroege Integratie en Participatie (VrIP). Om de kosten van deze extra activiteiten te compenseren is 10,5 miljoen euro (Voorinburgering) en 556.000 euro (VrIP) aan het COA toegekend.

Ruimte is gevonden uit het budget DUO Leningen (10,5 miljoen euro). Deze ruimte is ontstaan doordat als gevolg van de Corona-maatregelen er in 2021 een kleiner beroep is gedaan op dit Leningenbudget dan geraamd. Voor VrIP is dekking gevonden binnen budget Overige subsidies (556.000 euro).

Daarnaast is beschikbaar budget uit artikel 1 aangewend ten behoeve van een overboeking naar het Gemeentefonds (2,5 miljoen euro) om met andere ministeries de kosten te compenseren voor de Alleenstaande Minderjarige Vluchtelingen (zie vraag 20).

Ten slotte zijn er enkele kleinere mutaties ten behoeve van het Gemeentefonds en DUO als bijdrage in verwachte kosten voor de bedrijfsvoering en het nieuwe inburgeringsstelsel, gefinancierd uit beschikbare ruimte op de SZW-begroting.

20

Wat is het probleem met de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen?

Waarom wordt dit gezien als gedeeltelijke verantwoordelijkheid tussen de ministeries, met name met betrekking tot de rol van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

Antwoord 20

Gemeenten worstelen met de huisvesting en begeleiding voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) en de beschikbare middelen hiervoor. De problematiek van deze groep is divers en raakt meerdere domeinen, waaronder ook het SZW-domein. In de breedte gaat het om problemen met betrekking tot de overgang 18- naar 18+, zorgvragen, inkomen- en schuldenproblematiek, huisvesting, schooluitval etc. Tot hun 18e vallen deze jongeren onder verantwoordelijkheid van het Rijk. De stichting Nidos (landelijke voogdij- instelling) zorgt voor de opvang van deze groep in gemeenten via pleeggezinnen of kleinschalige opvanglocaties. Na hun 18e wordt de gemeente verantwoordelijk voor deze groep. Dit leidt tot druk op de sociale voorzieningen (Wmo, bijzondere bijstand etc.). Gemeenten hebben aangegeven dat de problemen steeds urgenter worden. Daarom heeft het demissionaire kabinet besloten om vanuit een aantal ministeries gezamenlijk éénmalig vanuit een bredere en gedeelde Rijksverantwoordelijkheid middelen vrij te maken voor de verlengde opvang en begeleiding van de groep AMV met een status voor het jaar 2022.

21

Wat betekent de heropening van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voor de afrekeningen, na- en terugbetalingen van eerdere NOW-tranches? Gaan deze vertraging oplopen en zo ja, hoeveel?

Antwoord 21

De planning rondom de vaststellingsloketten van eerdere NOW-tranches en de hieraan gekoppelde terug- en nabetalingen liggen vooralsnog op schema en komen door de heropening van de NOW niet in gevaar. Ook terugbetalingsregelingen kunnen nog steeds worden afgesproken.

Op basis van de parameters die zijn aangekondigd in de brief van 26 november jl. 8 kan het aanvraagloket voor de NOW-5 naar verwachting half december open. Wel betekent de nieuwe NOW-tranche aanvullende werkzaamheden voor het UWV bovenop de reeds lopende activiteiten met betrekking tot de vorige zes tranches en draagt daarmee bij aan de stapeling bij het UWV in het kader van de NOW.


X Noot
1

Het inkomenseffect toont het geïsoleerde effect van een maatregel op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Bij een koopkrachteffect wordt ook het effect van overig beleid en macro-economische ontwikkelingen weergegeven. Omdat in de vraag naar een enkele maatregel wordt gevraagd is het inkomenseffect gegeven.

X Noot
2

Het inkomenseffect toont het geïsoleerde effect van een maatregel op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Bij een koopkrachteffect wordt ook het effect van overig beleid en macro-economische ontwikkelingen weergegeven. Omdat in de vraag naar een enkele maatregel wordt gevraagd is het inkomenseffect gegeven.

X Noot
3

Het inkomenseffect toont het geïsoleerde effect van een maatregel op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Bij een koopkrachteffect wordt ook het effect van overig beleid en macro-economische ontwikkelingen weergegeven. Omdat in de vraag naar een enkele maatregel wordt gevraagd is het inkomenseffect gegeven.

X Noot
4

Het inkomenseffect toont het geïsoleerde effect van een maatregel op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Bij een koopkrachteffect wordt ook het effect van overig beleid en macro-economische ontwikkelingen weergegeven. Omdat in de vraag naar een enkele maatregel wordt gevraagd is het inkomenseffect gegeven.

X Noot
5

Het inkomenseffect toont het geïsoleerde effect van een maatregel op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Bij een koopkrachteffect wordt ook het effect van overig beleid en macro-economische ontwikkelingen weergegeven. Omdat in de vraag naar een enkele maatregel wordt gevraagd is het inkomenseffect gegeven. In het beeld is ook niet het (opdrijvende) effect van de intensivering op de vraag en prijs van kinderopvang meegenomen.

X Noot
6

Het inkomenseffect toont het geïsoleerde effect van een maatregel op het besteedbaar inkomen van huishoudens. Bij een koopkrachteffect wordt ook het effect van overig beleid en macro-economische ontwikkelingen weergegeven. Omdat in de vraag naar een enkele maatregel wordt gevraagd is het inkomenseffect gegeven.

X Noot
7

Inclusief nominale zorgpremie, gemiddeld eigen risico, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderbijslag. Exclusief eventuele huurtoeslag en gemeentelijke minimaondersteuning.

X Noot
8

Kamerstuk 2021Z21810

Naar boven