35 968 Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 11 april 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

         

I

ALGEMEEN DEEL

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

De Archiefwet en de informatiehuishouding van de overheid

3

 

3.

Beleidsmatige ontwikkelingen sinds de totstandkoming van de Archiefwet 1995

6

   

3.1

Archiving by design

6

 

4.

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Archiefwet 1995

6

   

4.1

Selectie

6

   

4.2

Verkorting overbrengingstermijn

7

   

4.3

Ontheffing overbrengingsverplichtingen (bewaren bij de bron)

7

   

4.4

Herziening openbaarheidsregime

8

   

4.5

Inrichting rijksarchief

10

   

4.6

Diploma en opleiding

10

   

4.7

Toezicht

11

 

5.

Verhouding van de Archiefwet tot andere wetgeving en verdragen

13

 

6.

Gevolgen van het wetsvoorstel

13

II

ARTIKELSGEWIJS DEEL

14

 

Artikel 5.5 Afwijking overbrengingstermijn

14

 

Artikel 9.4 Het opnemen van bescheiden door een archiefdienst

14

I ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021) Het wetsvoorstel geeft de leden van de VVD-fractie aanleiding tot het maken van een aantal opmerkingen, het stellen van vragen en delen van een aantal zorgen.

De leden van de D66-fractie hebben geconstateerd dat in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» de volgende passage is opgenomen: «De Archiefwet wordt herzien en consistent geïmplementeerd bij alle departementen en uitvoeringsorganisaties.»

In het rapport «Ongekend Onrecht» van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (hierna: POK) werd geconcludeerd dat de informatiehuishouding bij de rijksoverheid onvoldoende is. In een tijd waarin het vertrouwen van de burger in de overheid onder druk staat, is transparantie in de informatiehuishouding van de overheid en archivering van essentieel belang. De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021. Met de regering onderschrijven deze leden dat het cruciaal is dat overheidsorganisaties hun informatie zorgvuldig beheren en duurzaam toegankelijk houden, zowel voor huidige als voor toekomstige generaties. Deze leden onderkennen dat de Archiefwet 1995 weliswaar van toepassing is op zowel papieren als digitale overheidsinformatie, maar dat veel regels en de toelichting daarop geënt zijn op het papieren tijdperk. Deze leden beseffen dat het archiveren van digitale informatie tal van nieuwe uitdagingen met zich meebrengt.

Met de Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijven de leden van de CDA-fractie dat goed informatiebeheer een basisvoorwaarde is voor zorgvuldige beleids- en besluitvorming en voor de verantwoording aan de volksvertegenwoordiging, op verzoek en uit eigen beweging. Zonder goed informatiebeheer is democratische controle niet goed mogelijk.

De leden van de CDA-fractie onderstrepen op deze plaats de uitspraak van Pauline Broekema, die als gebruiker van archieven deelnam aan het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer: «Een archief kan een mens gelukkig maken!» In dit licht hebben deze leden een aantal vragen over het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben de wijziging van de Archiefwet gelezen en maken van de gelegenheid gebruik om vragen te stellen en hun zorgen te uiten.

De leden van de PvdA-fractie hebben met verontrusting kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij onderkennen de noodzaak om de informatiehuishouding van de rijksoverheid te verbeteren en begrijpen dat de huidige praktijk van digitaal informatiebeheer de rijksoverheid dwingt om de Archiefwet 1995 te actualiseren. Het baart de leden vooral zorgen dat in het wetsvoorstel waarborgen ontbreken dat het handelen van de overheid wordt vastgelegd, opdat archieven worden gevormd waarmee de overheid zich kan verantwoorden en dat er met de nieuwe Archiefwet feitelijk meer geheim kan blijven dan onder de Archiefwet 1995. Betekent dit dat de regering openbaarheid van informatie niet beschouwt als de kern van archiefwetgeving? Wegen voor haar privacy en geheimhouding zwaarder? Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de attitude van de regering in dezen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende Archiefwet 2021. De leden constateren dat de wet tot doel heeft de Archiefwet 1995 te vervangen om het digitale informatiebeheer beter te borgen, het toezicht te verbeteren en bij te dragen aan een noodzakelijke verbetering van de informatiehuishouding van de overheid. Deze leden constateren dat de voorliggende wet een direct gevolg is van de motie van het lid Segers c.s. uit 20161 en willen de regering dan ook danken voor de uitvoering van de motie. Zij hopen dat de voorliggende wet invulling geeft aan het dictum van de motie en zij hebben enkele vragen hieromtrent.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

2. De Archiefwet en de informatiehuishouding van de overheid

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Archiefwet onder het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) valt. Zij vragen of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) betrokken wordt bij de nieuwe Archiefwet, en indien dit zo is, hoe deze samenwerking eruit ziet. Daarnaast vragen deze leden of wordt overwogen om de Archiefwet te laten vallen onder de Minister van BZK, gelet op het feit dat de regie op de informatiehuishouding onder deze Minister valt.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het doel en de reikwijdte van de Archiefwet 2021. De groei van het digitale informatiebeheer vraagt om wet- en regelgeving die daarop aansluit. Naast de digitale informatiebeheer, beoogt deze wet de informatiehuishouding van de overheid te verbeteren. De leden hebben nog wel een paar vragen voor de regering.

Ondanks de adviezen van de Raad van State en overige stakeholders blijft de regering bij het standpunt om de Archiefwet niet over te hevelen naar het Ministerie van BZK. In een tijd waarin het vertrouwen van de burger in de overheid onder druk is komen staan, is openheid van de informatiehuishouding van cruciaal belang. Ondanks alle adviezen van diverse stakeholders om het toezicht op de Archiefwet onder te brengen bij het Ministerie van BZK als coördinerend ministerie, blijft de regering bij het besluit om het toezicht te houden bij het Ministerie van OCW. Op welke wijze kan de regering waarborgen dat het Ministerie van OCW voldoende capaciteit heeft om zijn coördinerende en toezichthoudende taak te vervullen op het gebied van duurzame en toegankelijke informatiehuishouding van alle departementen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering stelt dat de verantwoordelijkheid van de Minister van OCW zich niet uitstrekt tot alle aspecten van het archiefbeleid.2 Met name de coördinatie van het informatiebeheer van de ministeries en de hieronder vallende organisaties is de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK. Deze coördinatie richt zich op de bedrijfsvoering van het Rijk in het stadium dat voorafgaat aan eventuele overbrenging naar het openbaar archief. De leden van de CDA-fractie vragen of het als gevolg van de digitalisering niet veel belangrijker is geworden dat het informatiebeheer aansluit op het archiefbeheer. Deze leden vragen op welke wijze de regeringscommissaris Informatiehuishouding, Arre Zuurmond, betrokken is bij de samenhang tussen de informatiehuishouding van het Rijk en de Archiefwet 2021.

In dit verband vragen deze leden de regering ook in te gaan op de kritiek, die onder andere naar voren werd gebracht door hoogleraar archiefwetenschap Charles Jeurgens, dat de Archiefwet geen waarborgen biedt dat het handelen van de overheid wordt vastgelegd opdat archieven worden gevormd waarmee de overheid zich kan verantwoorden. De Archiefwet blijft daarmee te veel een wet die zich richt op het beheren van wat is vastgelegd in documenten. De leden van de CDA-fractie vragen of de betekenis van deze wet om zich te kunnen verantwoorden daarmee niet te zeer beperkt wordt.

De Afdeling advisering van de Raad van State maakte ook opmerkingen over algoritmes.3 Moet in zulke complexe data- en informatieverwerkingen niet veel duidelijker de relatie gelegd worden tussen wat vastgelegd/gedocumenteerd moet worden opdat het handelen verantwoord kan worden? Onderschrijft de regering de stelling dat handelen, documenteren en archiveren onlosmakelijk met elkaar verbonden dienen te zijn als de wet voorwaarden wil scheppen voor het zich kunnen verantwoorden jegens burgers en volksvertegenwoordigers, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie benadrukken dat zij zeer veel belang hechten aan een Archiefwet die helder, toekomstbestendig en fundamenteel van aard is. Helaas moeten zij echter constateren dat met deze voorgenomen wijziging daar niet aan voldaan is. Dat betreuren zij. De voornoemde leden benadrukken het belang van goede regels omtrent het archiveren van (overheids-)documenten, zodat niet alleen geschiedkundig (parlementair) onderzoek gedaan kan worden, maar ook verantwoording door de overheid kan worden afgelegd over gemaakte besluiten. Kan de regering nader toelichten of zij van mening is dat de Archiefwet niet alleen voorwaarden zou moeten bevatten zodat verantwoording kan plaatsvinden vanuit de overheid naar mensen en het parlement, maar ook dat er waarborgen in zouden moeten staan opdat archieven worden gevormd waarmee de overheid zich kan verantwoorden? Waarom verplicht de Archiefwet niet dat bepaalde informatie in documenten en data moet worden vastgelegd? Welke lessen uit de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag zien we daarmee terug in deze voorgenomen wijziging? Ziet de regering ook het gevaar dat er minder informatie wordt vastgelegd, waardoor het verantwoordingsprincipe juist ondermijnd wordt? Zo nee, kan de regering dit nader toelichten?

Hoewel de leden van de SP-fractie het met de regering eens zijn dat enkel wetgeving niet voor een betere informatiehuishouding zorgt, kan een goede Archiefwet daar wel aan bijdragen. Zeker in een tijd waarin data complexer wordt, met algoritmes en selectiebesluiten, dienen zulke keuzes inzichtelijk te zijn, maar ook vindbaar en ontsloten te zijn voor het publiek. Kan de regering nader toelichten wat volgens haar wel noodzakelijk is voor een gedegen informatiehuishouding, zodat verantwoording kan plaatsvinden? Hoe past bijvoorbeeld de zogenaamde «Ruttedoctrine» daarin, waarbij zo weinig mogelijk informatie wordt vastgelegd opdat het niet terug te vinden is, of het gebruik van privémail voor werkgerelateerde zaken door bewindspersonen? In hoeverre zou volgens de regering de Archiefwet een rol kunnen spelen om dit soort zaken te ondervangen?

Gezien het voorgaande hadden de leden van de SP-fractie het ook passend gevonden als de Archiefwet ondergebracht was bij het Ministerie van BZK. Zij vragen naar een uitgebreidere inhoudelijke motivering van de regering waarom zij daar niet voor heeft gekozen. Zij vragen de regering tevens de uitvoering erbij te betrekken, omdat deze wet ook in grote mate effect heeft op het decentrale bestuur.

De leden van de PvdA-fractie brengen naar voren dat de Raad van State in maart 2021 heeft geadviseerd om het wetsvoorstel te voorzien van medeondertekening door de Minister van BZK. Daarbij wees de Raad van State op de verantwoordelijkheid van deze Minister voor de coördinatie van het informatiebeheer van ministeries en voor de bedrijfsvoering van het Rijk voorafgaand aan eventuele overbrenging en diens coördinerende en kaderstellende verantwoordelijkheid op het terrein van digitalisering. Ook de Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland wijst erop dat formele medeverantwoordelijkheid van BZK voor de nieuwe Archiefwet de basis zou leggen voor de broodnodige ontschotting en verbreding van draagvlak voor acties ter verbetering van de informatiehuishouding binnen de overheid. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een nadere toelichting waarom zij voorbijgaat aan deze overwegingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen beginnen met een aantal fundamentele punten en principiële vragen. Zij constateren dat in de memorie van toelichting maar ook in de bredere discussie rondom de Archiefwet de vraag niet besproken wordt wat er nou wel en wat er nou niet bewaard zou moeten worden. Deze vraag is essentieel, zeker nu digitale technieken steeds meer zijn verweven met ons moderne leven. Zeker nu er ook steeds meer data komt. Dat betekent voor burgers dat het lastiger is grip te houden op welke data er van hen bestaat en dat ook in de toekomst brononderzoek fundamenteel anders zal plaatsvinden. Kan de regering aangeven hoe deze kernelementen zijn meegewogen in het voorstel? Hoe zijn rechten van individuele burgers verankerd in het voorliggende voorstel? Hoe kunnen burgers aanvragen welke informatie van hen beschikbaar is en hoe kunnen overheids- en archiefinstanties dit vervolgens uitvoeren? Welke grondrechten en belangen ziet de regering die hierin dienen te worden gewogen en hoe heeft zij die weging gemaakt? Hoe is voorts de weging gemaakt voor kaders over welke informatie wel en niet dient te worden opgeslagen?

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een van de doelen van de Archiefwet 2021 is om een bijdrage te leveren aan de noodzakelijke verbetering van de informatiehuishouding van de overheid. De Raad van State tekent aan dat enkel maatregelen omtrent menskracht en technologie niet genoeg zijn. Zij wijst ook op de noodzaak van een verandering in gedrag en houding op bestuurlijk en ambtelijk niveau. De Raad van State stelt de vraag in hoeverre dit wetsvoorstel en de toelichting toereikend zijn in het licht van het oplossen van de structurele problemen op het gebied van de informatiehuishouding van de rijksoverheid. De regering verwijst in de beantwoording naar de na het verslag van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag nieuw aangekondigde actieplannen. Daarmee constateren de leden dat dit specifieke wetsvoorstel op zichzelf geen bijdrage levert aan de noodzakelijke verbetering van de informatiehuishouding van de overheid, los van nieuwe wet- en regelgeving. De leden vragen de regering om een reactie op dit punt. Voorts constateren zij dat veel zal vallen of staan met de omgang en implementatie van de nieuwe Archiefwet. Deze leden vragen de regering daarom welk concreet beleid zij van plan is te voeren om ook te komen tot noodzakelijke veranderingen in gedrag en houding.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat voorliggend voorstel niet louter een voorstel is dat toeziet op verwerking van informatie ten behoeve van historisch onderzoek. De wet is nauw verweven met de Wet openbaarheid van bestuur en de Wet open overheid en raakt nadrukkelijk aan de bredere bezinning die plaats vindt op informatiehuishouding. Zij vragen de regering of het niet voor de hand ligt deze wet onder te brengen onder de (mede)verantwoordelijkheid van de Minister van BZK, of te komen tot een splitsing van de wet omdat informatie die nu onder de Archiefwet zal vallen zeker de eerste jaren niet enkel vanuit enkel onderzoeksbelang relevant is.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering bewust ervoor heeft gekozen de modernisering gestalte te geven door een nieuwe wet te ontwerpen. Deze leden vragen een reactie op signalen vanuit de sector en adviezen inzake informatiehuishouding dat het wenselijk een overkoepelende, kaderstellende wet te hebben die de samenhang tussen onder meer openbaarheid en archivering duidelijk maakt, aangezien deze thema’s steeds intensiever op elkaar zijn betrokken. Vindt de regering ook dat hiermee kwetsbaarheden en incongruenties in de afstemming van de verschillende wetten kan worden voorkomen?

De leden van de SGP-fractie merken dat de regering, geheel begrijpelijk, de onderwerpen archivering, informatiehouding en openbaarheid uitdrukkelijk aan elkaar verbindt. Het wetsvoorstel heeft ook de bedoeling bij te dragen aan de verbetering van de informatiehuishouding van de overheid. Het belang van archivering by design geeft aan dat het beleid inzake informatiehuishouding bepalend is voor de kwaliteit van de archivering en dat de thema’s openbaarheid, informatiehuishouding en archivering onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Tegen deze achtergrond vragen zij waarom het niet voor de hand ligt dat het wetsvoorstel mede door de Minister van BZK is ondertekend, wat de primaire verantwoordelijkheid van de Minister van OCW voor de Archiefwet onverlet laat.

3. Beleidsmatige ontwikkelingen sinds de totstandkoming van de Archiefwet 1995

3.1 Archivering by design

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de duurzame toegankelijkheid van een digitaal archief een integraal onderdeel van overheidsinformatie is en niet een onderwerp dat pas na overbrenging relevant wordt. Alhoewel deze leden de noodzaak van «archivering by design» inzien en begrijpen dat dus keuzes gemaakt moeten worden over welke informatie wel of niet opgeslagen wordt, maken de leden zich zorgen over de uitvoerbaarheid hiervan bij zowel de overheid als bij decentrale overheden. Zij vragen of uitvoeringstechnische problemen voorzien worden door «archiveren by design», en indien dit zo is, hoe deze problemen ondervangen gaan worden. Daarnaast vragen de leden zich af hoe de regering gaat voorkomen dat, zowel op decentraal als nationaal niveau, geen of onvoldoende bestanden worden gearchiveerd. Goede regie is voor de leden van de VVD-fractie van essentieel belang om «archivering by design» te laten slagen. Zij willen weten hoe de regering deze regie, zowel bij de rijksoverheid als bij decentrale overheden gaat vormgeven.

4. Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Archiefwet 1995

4.1 Selectie

De leden van de VVD-fractie lezen dat voor selectiebesluiten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure komt te vervallen. Deelt de regering de zorg van deze leden dat een selectiebesluit straks bijna niet meer heroverwogen kan worden wanneer alleen belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dit kunnen verzoeken? Hoe zorgt de regering ervoor dat de bezwaarprocedure toegankelijk genoeg blijft? Daarnaast vragen de leden zich af hoe de bezwaarprocedure er straks uit gaan zien.

De leden van de CDA-fractie lezen dat regering voornemens is om in het nieuwe Archiefbesluit de toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure voor selectiebesluiten te doen vervallen. Dit betekent dat conceptselectiebesluiten niet langer gedurende zes weken ter inzage worden gelegd voor eventuele zienswijzen.4 De leden van de CDA-fractie constateren dat de burger hiermee uit beeld verdwijnt. De regering wijst erop dat een selectiebesluit vatbaar is voor bezwaar en beroep, maar de Awb en de rechtspraak hebben de kring van belanghebbenden zodanig ingeperkt dat alleen een burger wiens belang «in voldoende mate te onderscheiden [valt] van dat van gebruikers en potentiële gebruikers» met bezwaar en beroep wordt ontvangen. Deze leden vragen de regering hierop nader in te gaan.

De leden van de SP-fractie vragen waar de Archiefwet waarborgen biedt, zonder dat per regeling of algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) te hoeven duiden, over waar welke informatie vindbaar is. Zij doelen daarbij niet op een documentenregister, maar op een overzicht van waar in de organisatie welke informatie wordt beheerd, welke informatiesystemen er zijn en op welke taken deze betrekking hebben. De leden begrijpen dat dit overzicht vaak ontbreekt, maar het is wel noodzakelijk voor zowel het inrichten van een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering als voor het beschermen en ontsluiten van overheidsinformatie.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering ook nader kan ingaan op de zorgen rondom het laten vervallen van de openbare voorbereidingsprocedure ten aanzien van selectiebesluiten. Klopt het dat de Awb en de huidige jurisprudentie de kring van belanghebbenden zodanig hebben gedefinieerd dat alleen een burger wiens belang «in voldoende mate te onderscheiden [valt] van dat van gebruikers en potentiele gebruikers» met bezwaar en beroep wordt ontvangen? Klopt het dat daarmee het ontsluiten van informatie juist beperkt wordt, tenzij er een nadrukkelijk belang is? Zo nee, waarom niet? Kan de regering het antwoord uitgebreid motiveren?

4.2 Verkorting overbrengingstermijn

De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de overbrengingstermijn vervroegd wordt van twintig naar tien jaar. Zij merken op dat er nog veel achterstanden zijn ten aanzien van de overbrenging en zij maken zich grote zorgen over de uitvoering als de overbrengingstermijn gehalveerd wordt. Hoe denkt de regering de uitvoering ten aanzien van de overbrenging te organiseren wanneer de overbrengingstermijn vervroegd wordt? Is de regering het met de leden eens dat er extra capaciteit nodig zal zijn om achterstanden weg te werken en de huidige achterstanden niet groter te laten worden? Zo ja, hoe wordt dit opgelost? Zo nee, waarom niet?

4.3 Ontheffing overbrengingsverplichtingen (bewaren bij de bron)

De leden van de CDA-fractie lezen dat bestanden waarvoor ontheffing van de overbrengingsverplichting is verleend niet onder het openbaarheidsregime van de Archiefwet (documentenstelsel) vallen, maar onder de Wet open overheid (informatiestelsel) of een specifiek openbaarheidsregime. Bij of krachtens AMvB kunnen nadere regels worden gesteld «voor de door het verantwoordelijk overheidsorgaan te treffen adequate voorzieningen voor de blijvende bewaring en beschikbaarstelling van de documenten», waarbij te denken valt aan voorschriften omtrent duurzame toegankelijkheid, openbaarheid, online publicatie, inzage en hulp op virtuele of fysieke studiezaal. De leden van de CDA-fractie vragen waarom de openbaarheid niet in de wet verankerd wordt, zodat voorkomen wordt dat de burger het archiefwettelijke recht op toegang verliest als gevolg van de ontheffing van de overbrengingsverplichting.

De leden van de SP-fractie hebben de vele kritiekpunten die zijn ingebracht door de deskundigen, zoals tijdens het rondetafelgesprek dat het parlement heeft georganiseerd over deze wet, goed beluisterd. De voornoemde leden delen veel van deze zorgen en vragen de regering om hier nader op te reflecteren. Kan de regering bijvoorbeeld ingaan op de kritiek van een groot aantal archiefdeskundigen die stellen dat de voorgenomen wijziging leidt tot minder openbaarheid? Zo stellen de schrijvers: «Zowel in de huidige wet als in het voorstel is de openbaarheid van overheidsdocumenten gekoppeld aan de verplichte overbrenging van «de administratie» naar de archiefdienst. Het wetsvoorstel biedt echter de mogelijkheid van een ontheffing voor onbepaalde tijd van de overbrengingsverplichting. Een ontheffing die zou kunnen gelden voor met name digitale archiefbescheiden die berusten in adequaat ingerichte e-depots bij «de administratie» (denk aan de basisregistraties of bijvoorbeeld het Centraal Digitaal Depot van het Ministerie van Justitie en Veiligheid). Indien er een ontheffing van de overbrengingsverplichting wordt verleend, dan zullen de betreffende documenten – dit in tegenstelling tot de ook in de Archiefwet opgenomen mogelijkheid om de overbrenging voor een bepaalde termijn op te schorten – nooit en te nimmer worden overgebracht naar een archiefdienst en zullen zij nooit en te nimmer onder het openbaarheidsregime van de Archiefwet komen te vallen. Het openbaarheidsregime van de Wet open overheid blijft alsdan tot in lengte der jaren actief. Temeer omdat het openbaarheidsregime van de Woo minder ver gaat dan dat van de Archiefwet betekent dit dat door de ontheffing van de overbrengingsverplichting met de nieuwe Archiefwet feitelijk meer geheim kan blijven dan onder de Archiefwet 1995.»

De leden van de SP-fractie vragen of de regering uitgebreid op deze zorgen kan ingaan. Zo nee, waarom niet? Hoe draagt de voorgestelde wijziging bij aan meer openbaarheid als én de mogelijkheid bestaat documenten niet over te brengen (zoals volgt uit artikel 5.5), én ontheffing kan worden verleend, én maar er liefst twaalf meer gronden zijn opgenomen om openbaarmaking te kunnen weigeren?

4.4 Herziening openbaarheidsregime

De leden van de VVD-fractie lezen dat deze nieuwe wet vijftien gronden kent om de openbaarheid bij overbrenging voor bepaalde tijd te beperken en dat dit er onder de huidige Archiefwet 1995 drie zijn. Deze leden zijn het niet eens met de memorie van toelichting dat dit verschil optisch is of alleen een nadere specificering van de gronden voor openbaarheidsbeperking. De vijftien beperkingsgronden zijn ontleend aan de Woo, waarvan het openbaarbaarheidsregime afwijkt van het nieuwe wetsvoorstel. Zij vragen in hoeverre er rekening is gehouden met de andere geldende belangen van het Woo-regime wanneer deze de basis vormen voor beperkingsgronden. Hoe wordt voorkomen dat te veel documenten in zijn geheel worden afgeschermd?

Daarnaast lijkt het de leden van de VVD-fractie niet wenselijk dat de overbrenging oneindig opgeschort kan worden. Zij hebben ook hun bedenkingen bij een middel als een wettelijk maximaal aantal verlengtermijnen. Is de mogelijkheid tot oneindig opschorten van overbrenging volgens de regering wenselijk? Zo ja, waarom? Zo nee, wat voor oplossingen ziet de regering?

De leden van de CDA-fractie lezen dat het uitgangspunt en daarmee het maatschappelijke belang van de Archiefwet is dat deze wet regelt dat documenten na overbrenging openbaar zijn.5 Zij constateren evenwel dat het voorliggende wetsvoorstel vijftien gronden kent om de openbaarheid bij overbrenging voor een bepaalde tijd te beperken, terwijl de huidige Archiefwet 1995 slechts drie gronden kent. De regering stelt dat dit slechts een «optisch verschil» is en «een nadere specificering van de gronden voor openbaarheidsbeperking».6 De vijftien gronden zijn ontleend aan de Wet open overheid, waarvan het openbaarheidsregime afwijkt van dat van het wetsvoorstel (documenten- versus informatiestelsel). Bij toepassing van het Woo-regime gelden andere belangen dan die van de Archiefwet: immers overheidsorganen «houden bij de inrichting van hun informatiebeheer ook rekening met andere dan de in artikel 1.3 genoemde belangen en hanteren andere beleidsprioriteiten.»7 «Het opleggen van eventuele beperkingen aan de openbaarheid van documenten is onder de Woo dan ook aan een andere dynamiek onderhevig dan onder de Archiefwet.»8

De leden van de CDA-fractie vragen of niet het gevaar bestaat dat overheidsorganen bij de overbrenging van hun documenten de bestaande (op de Woo berustende) beperkingen gemakshalve laten bestaan en daarmede die «andere dynamiek» naar het terrein van de Archiefwet brengen. De motiveringsplicht van artikel 7.3, tweede lid, is beperkt tot de in de artikel 7.2 genoemde gronden. Gesteld wordt dat inzage in documenten de reguliere manier blijft om toegang te geven. Om te voorkomen dat de openbaarheid na overbrenging in sommige gevallen minder wordt dan deze was vóór overbrenging, kan informatie echter ook verstrekt worden in een andere vorm dan inzage. De archivaris hoeft echter enkel te onderzoeken of informatie in een andere vorm (bijvoorbeeld gelakte kopieën) kan worden verstrekt en «als het verstrekken van de informatie in een andere vorm een onevenredige inspanning vergt in relatie tot het belang van de verzoeker om die informatie te verkrijgen, is de archivaris niet gehouden dit te doen.»9 De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader in te gaan op de kritiek dat dit een nogal vrijblijvende optie is, die hoe dan ook uitvoeringstechnisch buitengewoon problematisch is.

De leden van de CDA-fractie vragen welke bepalingen er in andere landen bestaan die vergelijkbaar zijn met de weigeringsgrond «onevenredige benadeling» in het derde lid van artikel 7.2.

De leden van de PvdA-fractie hebben ook vragen over de herziening van het openbaarheidsregime. Terwijl de Archiefwet 1995 slechts drie gronden kent op basis waarvan de openbaarheid kan worden beperkt, benoemt het onderhavige wetsvoorstel naar liefst vijftien gronden hiervoor. Prof. Jeurgens, van de Universiteit van Amsterdam, signaleert dat dit meer is dan slechts een optisch verschil of een nadere specificering van de gronden van openbaarheidsbeperking. Ook het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap wijst erop dat twee van de bestaande beperkingsgronden uit de Archiefwet 1995 (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van onevenredige bevoor- of benadeling) letterlijk terugkomen in de lijst van mogelijke beperkingsgronden. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een reactie te geven op deze kritiek in het algemeen en in het bijzonder nader toe te lichten hoe zij wil volhouden dat de toegevoegde andere gronden slechts specificaties van de bestaande beperkingsgronden vormen.

De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de kritiek van hoogleraar Jeurgens dat de Woo andere belangen kent dan het regime van de Archiefwet en dat het risico bestaat dat de dynamiek van de Woo met de keuzes van het wetsvoorstel wordt overgebracht naar de Archiefwet, waarbij bij overbrenging van documenten beperkingen gemakshalve blijven bestaan. Eveneens vragen deze leden een nadere toelichting op de stelling dat de verschillen tussen de huidige en toekomstige gronden voor beperking van openbaarheid vooral optisch zijn. Deze leden wijzen onder andere op de toegevoegde gronden van de bescherming van het milieu en controle door bestuursorganen, die naar de mening van deze leden niet zo eenvoudig te herleiden zijn tot de huidige beperkingsmogelijkheden.

4.5 Inrichting rijksarchief

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Rijk voornemens is om uit de regionale historische centra te stappen. Dit zou betekenen dat lokale overheden geen gebruik meer mogen van de e-depots van het Rijk (Nationaal Archief). De leden zijn van mening dat dit, in het licht van een integrale informatiehuishouding, haaks staat op het idee van één overheid. De leden vragen wat deze uittreding betekent voor decentrale overheden en of rekening is gehouden met de implicaties voor de digitale archieven van gemeenten. Voor de leden van de VVD-fractie is het belangrijk dat inwoners weten waar ze naartoe moeten en dat er kostenefficiënt gewerkt wordt. Wat betekent deze uittreding bijvoorbeeld voor de financiële en juridische consequenties voor de achterblijvende partners uit de gemeenschappelijke regeling? Wat betekent de loskoppeling van lagere overheden van het e-depot van het Nationaal Archief voor de digitale archivering van lokale overheden? Hoe wordt er op het proces na uittreding toegezien en wat is de rol van de Minister hierbij, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de financiële en juridische consequenties zijn van het voorgenomen eenzijdig uittreden van het Rijk uit de gemeenschappelijke regelingen die de Regionale Historische Centra (hierna: RHC's) aansturen. Onderkent de regering dat decentrale overheden die deelnemen in de gemeenschappelijke regelingen door dit voorgenomen besluit het risico lopen dat er exploitatieproblemen ontstaan bij de RHC’s? Acht de regering het wenselijk dat decentrale overheden een alternatieve leverancier van e-depotvoorzieningen moeten zoeken, nu de toegang tot het e-depot van het Nationaal Archief wordt afgesloten?

In dit verband vragen deze leden ook aandacht voor aanbestedingseisen van ICT-systemen, waar functionaliteit in de regel gaat vóór archivering. Hoe beoordeelt de regering het voorstel dat elk informatiesysteem zou moeten beschikken over een archiveringsfunctie, gecertificeerd door een onafhankelijke instantie?

4.6 Diploma en opleiding

De leden van de VVD-fractie lezen dat de diploma-eis komt te vervallen in deze nieuwe Archiefwet en dat het voor provincies, gemeenten en waterschappen verplicht wordt om een archivaris te benoemen. De leden zien ook de behoefte om de informatiehuishouding van de overheid te versterken. De complexiteit hiervan is groot en de leden vragen zich af hoe het wegvallen van de diploma-eis hiermee rijmt. Hoe gaat de regering de deskundigheid toetsen wanneer de diploma-eis verdwijnt? Is de regering bereid om een alternatief, zoals certificering, te onderzoeken?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wegvallen van de diploma-eis voor professionele informatie- en archiefprofessionals. Op welke wijze wil de regering de kwaliteit van de professionele informatie- en archiefprofessionals waarborgen zonder diploma-eis en zonder enige vorm van registratie en/of certificering verplichtingen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Archiefwet 1995 een diploma archivistiek vereist voor het vervullen van de functie van archivaris of archiefinspecteur. Het verbaast deze leden dat de regering voorstelt de diploma-eis te laten vervallen. Het voorliggende wetsvoorstel stelt voor om voor provincies, gemeenten en waterschappen het benoemen van een archivaris verplicht te stellen. Volgens het voorstel moet een archivaris worden «aangewezen in elk geval op grond van zijn professionele kwaliteiten, in het bijzonder zijn deskundigheid op het gebied van de wetgeving en de praktijk inzake archivistiek, alsmede zijn vermogen de taken te vervullen die voortvloeien uit het bepaalde bij of krachtens deze wet.»10 Kan de regering toelichten waarom het verstandig is de diploma-eis te laten vervallen, gelet op de toenemende complexiteit van de informatiehuishouding van de overheid en de verwachtingen van burgers en volksvertegenwoordigers om over betrouwbare informatie te kunnen beschikken, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de bepaling uit de Archiefwet 1995 dat voor het vervullen van de functie van archivaris of archiefinspecteur een diploma archivistiek is vereist, met de nieuwe Archiefwet komt te vervallen. Het verbaast deze leden dat het wetsvoorstel hier tegenover dan niet op zijn minst een deskundigheidseis stelt, die is gekoppeld aan een certificeringseis. Wil de regering de deskundigheid nu welbewust overlaten aan het toeval? De leden van de PvdA-fractie vragen of haar overweging dat het wegvallen van de diploma-eis het eenvoudiger maakt dat er kan worden geconcentreerd «op (potentiële) geschiktheid, bekwaamheid en kennis»11, tevens betekent dat die geschiktheid, bekwaamheid en kennis ook nog wel eens kunnen ontbreken.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel nog slechts enkele algemene uitgangspunten zijn opgenomen voor de benoeming van een archivaris, maar dat een grondslag om uitwerking te geven aan uitgangspunten als professionaliteit achterwege blijft. Deze leden kunnen zich voorstellen dat de regering de huidige regeling inzake diploma’s te weinig flexibel vindt, maar zij vragen waarom het niet logisch is om wel normen te kunnen stellen inzake onder meer kennis vaardigheden van archivarissen, waarbij ook het functioneren binnen de organisatie een plek kan krijgen. Zij wijzen erop dat juist de toenemende complexiteit van het vak noopt tot het waarborgen van de deskundigheid van archivarissen. Deze leden vragen waarom niet ten minste uit voorzorg een wettelijke grondslag te regelen om uitwerking te geven aan wat vanuit de sector als noodzakelijke basis wordt gezien.

4.7 Toezicht

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel een bijdrage zal leveren aan de noodzakelijke verbetering van informatiehuishouding van de rijksoverheid. Dit komt ten goede aan de transparantie en versterkt het vertrouwen in het openbaar bestuur. Ook lezen de leden dat de mate waarin dit een kans van slagen heeft, niet alleen afhangt van de herziene onderdelen en toelichting, maar ook van de implementatie en uitvoering tot en met het toezicht op de naleving. De VVD-fractie is het hiermee eens, maar vraagt zich af hoe de Minister van OCW hierop toe gaat zien, gezien de coördinatie van het informatiebeheer bij BZK ligt en de verantwoordelijkheid van deze Minister zich dus niet uitstrekt tot alle aspecten van het archiefbeleid.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de kwaliteit van een goede informatiehuishouding mede wordt geborgd door een capabel en sterk georganiseerde toezichtfunctie. De leden zijn daarom positief over de uitbreiding van het toezicht naar reeds overgebracht archief. De leden vragen zich wel af in hoeverre overheden op decentraal niveau hun eigen toezichtfunctie kunnen organiseren, aangezien het verantwoordelijke overheidsorgaan op decentraal niveau zelf moet toezien op het toezicht. Hoe kijkt de regering hiertegen aan en is er voldoende rekening gehouden met de uitvoeringskracht van gemeenten?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingen omtrent het toezicht en hebben daar nog enkele vragen over. Om het toezicht over de hele informatieketen te bevorderen is het wenselijk om een Autoriteit Informatiebeheer op te richten. Dit instituut zou als onafhankelijke toezichthouder de kwaliteit van de informatieketen kunnen bewaken en sanctioneren indien nodig. Kan de regering uiteenzetten waarom er niet is gekozen voor onafhankelijk toezicht en hoe de kwaliteit van de informatieketen zonder onafhankelijke toezichthouder wordt gewaarborgd?

Op decentraal niveau ontbreekt nu een systematiek waarbij de toezichtfunctie voldoende wordt gewaarborgd. De Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland merkt op dat toezicht op decentraal niveau gewaarborgd kan worden door in de wet te regelen dat een archivaris of een inspecteur van een andere overheidsdienst het toezicht op de informatieketen bewaakt. Op welke wijze kan de regering zorgdragen voor meer transparantie met betrekking tot de toezichtfunctie op decentraal niveau?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering stelt dat het te verwachten is dat het huidige wetsvoorstel een bijdrage zal leveren aan de noodzakelijke verbetering van de informatiehuishouding van de rijksoverheid.12 De regering noemt in dit verband onder meer het toezicht op de naleving. De leden van de CDA-fractie constateren dat er juist grote zorgen bestaan over het toezicht. Onderschrijft de regering de noodzaak van een capabel en robuust georganiseerde toezichtsfunctie, zoals in het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer is bepleit door Bert de Vries, gemeentearchivaris van Amsterdam, namens de Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland (hierna: KVAN)?

Deze leden vragen waarom de regering in het voorliggende wetsvoorstel niet gekozen heeft voor sancties of meer doorzettingsmacht van de toezichthouder. Hoe beoordeelt de regering het pleidooi van de KVAN voor de aanstelling van een Autoriteit Informatiebeheer die dwingend op kan treden door de gehele informatieketen en over alle overheidslagen heen? Deelt de regering de waarneming dat het toezicht nu veel te complex en versnipperd georganiseerd is? Kan de regering ingaan op het pleidooi van de KVAN voor een fundamentele heroverweging van het toezichtsgebouw rond informatiebeheer, archivering, privacy en security, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen naar het toezicht op naleving van de Archiefwet en de uitvoering door decentrale overheden. De praktijk laat zien dat, door versnipperde wetgeving, een gebrek aan middelen en een gebrek aan kennis de uitvoering te wensen overlaat. In hoeverre acht de regering dit gewaarborgd met dit wetsvoorstel?

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat diverse experts, zowel in het rondetafelgesprek van 23 februari, alsook in hun position papers, de wens voor een toezichthouder benoemden. Zo pleit de Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland voor een Autoriteit Informatiebeheer die dwingend op kan treden door de gehele informatieketen en alle overheidslagen heen. Tevens blijkt dat het toezicht versnipperd is: er zijn veel verschillende toezichthouders en -regimes. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering in hoeverre dat deugdelijke archivering en informatiebeheer van de overheid ten goede komt. Voorts vragen de leden de regering waarom er niet gekozen is voor de instelling van een nieuwe toezichthouder. Zij lezen in de memorie van toelichting geen argumenten terug waarom er wel of niet wordt gekozen voor één toezichtautoriteit en vragen de regering hierom. Voorts vragen deze leden of zij het juist zien dat het voorstel niet is voorgelegd aan de Autoriteit Persoonsgegevens en of dit niet alsnog verstandig zou zijn.

5. Verhouding van de Archiefwet tot andere wetgeving en verdragen

Het valt de leden van de VVD-fractie op dat er meerdere wetten bestaan die betrekking hebben op dezelfde overheidsinformatie maar volgens een andere systematiek werken, zoals de Wet open overheid en de Baseline Informatiebeveiliging Overheid. Vindt de regering het een potentieel risico dat overheidsinformatie onder geen wet of onder twee wetten tegelijk kan vallen? Hoe kijkt de regering aan tegen een toekomstige brede kader-/informatiewet, waar regeringscommissaris Dr. A. Zuurmond ook voor heeft gepleit, waarin zo veel mogelijk harmonisatie tussen de verschillende wetgeving plaatsvindt?

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat verschillende stakeholders in hun position paper hebben aangegeven dat er onvoldoende synergie is met de huidige wet- en regelgeving betreffende de informatiehuishouding van de overheid en met name met de Wet open overheid. Het wettelijk kader is te veel versnipperd en niet coherent. Versnipperde wet- en regelgeving zorgt voor risico’s in de totale informatieketen van de rijksoverheid. Op welke manier kan de regering waarborgen dat vanwege een gebrek aan synergie in de wet- en regelgeving, de informatievoorziening van de overheid niet nog complexer wordt en op welke manier houdt zij voldoende toezicht op de hele informatieketen?

De leden van de PvdA-fractie brengen naar voren dat de gemeente Utrecht de Kamer heeft gewezen op meerdere wettelijke ontwikkelingen in het informatiedomein die neerslaan bij gemeenten, zoals de Wet open overheid, de Omgevingswet en de Wet elektronische publicaties. Zij vragen de regering om te reageren op de constatering dat het Rijk de wetten onvoldoende heeft geharmoniseerd. Wat wil de regering doen om tegemoet te komen aan de wens dat de wetten elkaar daadwerkelijk gaan versterken, in plaats van dat deze de uitvoering in de praktijk bemoeilijken, zo vragen zij.

6. Gevolgen van het wetsvoorstel

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de inrichting, overbrenging en openbaarmaking van de Archiefwet 2021 en hebben nog enkele kritische vragen.

In antwoord op vragen ter voorbereiding op het rondetafelgesprek van 23 februari jongstleden over de Archiefwet heeft mevrouw Yvonne Welings, gemeentearchivaris van Tilburg, het volgende geschreven: «De Archiefwet 2021 verplicht niet om informatie in documenten en data vast te leggen. De wet verplicht alleen om datgene wat wel is vastgelegd te bewaren en/of tijdig te vernietigen.»

De Archiefwet 2021 zorgt niet voor een gestandaardiseerd archiveringssysteem ten behoeve van de informatiehuishouding bij de rijksoverheid. Op welke manier kan de regering waarborgen dat bestuurders en ambtenaren daadwerkelijk voldoende uitgerust zijn om relevante informatie te archiveren? Hoe voorkomt de regering dat dat men uit vrees te weinig of helemaal geen informatie vastlegt? Hoe is de regering van plan de transparantie van de informatieketen bij de overheid te bevorderen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het voorliggende wetsvoorstel terecht een beweging maakt naar toegankelijkheid en transparantie. In het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer bracht Linda Voortman, wethouder in Utrecht, naar voren dat deze ontwikkeling meer verantwoordelijkheid legt bij de archiefvormer om meer informatie op orde te brengen dan de informatie die als permanent te bewaren is aangemerkt. Onderkent de regering dat digitale achterstanden in archivering groter en complexer zijn dan de papieren archivering?

De gemeente Utrecht werkt al datagedreven. Onderkent de regering dat het beheren van gegevens en de relaties tussen gegevens voor de uitvoering lastig is? Klopt het dat hier landelijk nog geen voorzieningen voor zijn en dat het dus extra ontwikkelkosten met zich meebrengt om ook dit binnen het archiefbeheer van data te kunnen regelen, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de uitvoerbaarheid van voorliggend voorstel. Zij constateren dat er veel verandert in de wetgeving en het beleid ten aanzien van informatiebeheer voor overheidsinstellingen en uitvoeringsorganisaties. Zij denken hierbij aan de Wet open overheid, maar ook aan de maatregelen die in gang zijn gezet in reactie op het rapport over de kinderopvangtoeslagaffaire. Door wie en op welke wijze wordt de brede uitvoerbaarheid van de verschillende trajecten die lopen in het oog gehouden? Op welke wijze wordt de Kamer hier ook over geïnformeerd? Vinden er ook op de uit voorliggend wetsvoorstel volgende regelingen uitvoeringstoetsen plaats om te komen tot een wet die niet alleen op papier, maar ook in de praktijk werkt?

II ARTIKELSGEWIJS DEEL

Artikel 5.5 Afwijking overbrengingstermijn

Het lijkt de leden van de VVD-fractie niet wenselijk dat de overbrenging oneindig opgeschort kan worden. Zij hebben ook hun bedenkingen bij een middel als een wettelijk maximaal aantal verlengtermijnen. Is de mogelijkheid tot oneindig opschorten van overbrenging volgens de regering wenselijk? Zo ja, waarom? Zo nee, wat voor oplossingen ziet de regering?

De leden van de CDA-fractie constateren dat aan het aantal keren dat de overbrengingstermijn kan worden opgeschort geen maximum wordt gesteld. Zet dit de deur niet open voor het tot in lengte van jaren uitstellen van het archiefwettelijke recht op toegang tot de documenten, zo vragen deze leden.

Artikel 9.4 Het opnemen van bescheiden door een archiefdienst

De leden van de CDA-fractie hechten aan het belang van archieven als onderdeel van het cultureel erfgoed. Deze leden zijn van mening dat archiefinstellingen moeten bijdragen aan het kunnen reconstrueren van de historie van de samenleving en ontwikkelingen daarin. Het bewaren en beschikbaar stellen van alleen overheidsinformatie is naar de mening van deze leden dan ook onvoldoende, want dat levert een heel eenzijdig beeld op. Deelt de regering de opvatting dat de wet zich ook zou moeten uitstrekken over collecties van niet-overheidsorganisaties zoals particuliere personen, (beursgenoteerde) bedrijven en maatschappelijke organisaties? De leden van de CDA-fractie constateren dat veel archiefinstellingen een breder acquisitiebeleid hebben, maar dat dit niet wettelijk geborgd is en daardoor, in geval van bezuinigingen, kwetsbaar.

In dit verband vragen deze leden in het bijzonder aandacht voor de archieven van kerkelijke gemeenschappen. In het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer bracht de gemeentearchivaris van Tilburg, Yvonne Welings, naar voren dat kerkelijke gebouwen vaak een monumentenstatus hebben en daardoor beschermd worden, maar dat kerkelijke archieven geen enkele status hebben. Onderschrijft de regering de stelling, dat er meer bescherming nodig is voor kerkelijke archieven, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat met het nieuw toegevoegde artikel 9.4 de overdracht van particuliere archieven wordt geregeld. De leden vragen de regering of particuliere archieven in de praktijk vaker in bruikleen worden overgedragen of dat er in de praktijk vaker sprake is van eigendomsoverdracht. Deze leden horen namelijk dat particuliere archieven vaker in bruikleen worden overgedragen, zeker wanneer dit archieven betreft van bestaande rechtspersonen, zoals vereniging, stichtingen, fondsen en kerkelijke instellingen. De leden vragen de regering waarom er gekozen is voor de eigendomsoverdracht als uitgangspunt en niet voor bruikleen. Wat zijn eventuele implicaties van het opnemen van zowel eigendomsoverdracht als bruikleen in artikel 9.4 voor particuliere archieven? Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering of het de bedoeling is dat deze mogelijkheid zal blijven bestaan en of de regering bereid is om dit te verduidelijken in het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de opmerking van de regering dat het opnemen van een particulier archief door een verantwoordelijk overheidsorgaan de eigendomsoverdracht krachtens overeenkomst veronderstelt. Deze leden vragen aandacht voor het feit dat particuliere archieven nogal eens in bruikleen worden overgedragen. Zij kunnen zich niet voorstellen dat de regering beoogt deze constructie onmogelijk te maken, aangezien dit de mogelijkheid en aantrekkelijkheid van het overbrengen van particuliere archieven kan beperken. Deze leden vragen een nadere toelichting. Indien het inderdaad de bedoeling is de huidige praktijk van bruikleen te continueren, vragen deze leden of de regering kan bevestigen dat de bepalingen van het wetsvoorstel, bijvoorbeeld inzake openbaarheid, niet van toepassing zullen zijn op particuliere archieven die aan een archiefdienst zijn overgedragen.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie, De Jong-van de Graaf


X Noot
1

Kamerstuk 34 362, nr. 21.

X Noot
2

Zie p. 8 van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
3

Zie p. 12, 13 van het nader rapport (Kamerstuk 35 968, nr. 4).

X Noot
4

Zie p. 25 van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
5

Zie artikel 7.1 van het voorliggende wetsvoorstel (Kamerstuk 35 968, nr. 2).

X Noot
6

Zie p. 31 en p. 89 van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
7

Zie p. 18 van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
8

Zie p. 32 van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
9

Zie p. 33 van de memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
10

Zie artikel 6.3, vierde lid, van het voorliggende wetsvoorstel (Kamerstuk 35 968, nr. 2).

X Noot
11

Zie p. 61 memorie van toelichting (Kamerstuk 35 968, nr. 3).

X Noot
12

Zie p. 4 van de memorie van toelichting (35 968, nr. 4).

Naar boven