Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2024
De plenaire behandeling van het wetsvoorstel voor de Archiefwet 20xx is op dit moment
voorzien in de eerste week van december 2024. In deze brief informeer ik u over wat
deze planning betekent voor het verdere verloop en de inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Allereerst wil ik graag benadrukken dat de modernisering van de Archiefwet middels
dit wetsvoorstel hoognodig is. De huidige Archiefwet is verouderd en is nog gebaseerd
op de oude werkelijkheid van een papieren archief. Het is belangrijk om zo snel mogelijk
overeenstemming te bereiken over het wetsvoorstel omdat dit de juiste kaders biedt
voor goed digitaal informatiebeheer en digitale archivering. Dit is nodig om overheidsinformatie
duurzaam digitaal te beheren vanaf creatie. Het wetsvoorstel draagt daarmee in belangrijke
mate bij aan de doelstellingen van het kabinet om een sterke democratische rechtsstaat
te bevorderen, het draagt bij aan goed bestuur en zorgt voor voorspelbaarheid richting
medeoverheden.
Als het wetsvoorstel in december 2024 plenair behandeld wordt, betekent dit dat de
wet naar verwachting niet eerder dan met ingang van 1 juli 2026 (in plaats van 1 januari
2026) in werking kan treden. Dit omdat de lagere regelgeving procedureel pas verder
kan worden gebracht na behandeling van de wet in de Tweede Kamer. Een latere inwerkingtreding
heeft ook consequenties voor de Regionaal Historische Centra (RHC’s), die snel helderheid
willen over het moment en de randvoorwaarden bij de uittreding van het Rijk uit de
gemeenschappelijke regelingen.
Het wetsvoorstel kan niet in werking treden zonder het Archiefbesluit en de Archiefregeling.
Deze lagere regelgeving wordt ook vernieuwd en is essentieel voor de uitvoering van
de Archiefwet in de praktijk. Het Archiefbesluit en de Archiefregeling kunnen niet
worden afgerond voordat de wet in de Tweede Kamer is behandeld omdat de Raad van State
het Archiefbesluit niet in behandeling zal nemen ter advisering voordat de Tweede
Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. Gezien het tijdspad dat aan de advisering
en verwerking daarvan verbonden is, maakt dat dat de inwerkingtreding van wet, besluit
en regeling naar verwachting niet eerder dan met ingang van 1 juli 2026 mogelijk is.
Een latere inwerkingtreding van de wet heeft consequenties voor de uittreding van
het Rijk uit de Regionaal Historische Centra. In elke provinciehoofdstad in Nederland
– met uitzondering van Zuid-Holland waar het Nationaal Archief deze taak vervult –
bevindt zich een RHC dat rijksarchieven bewaart. RHC’s zijn openbare lichamen, ingesteld
op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Naast deze rijksarchieven beheren
de Regionaal Historische Centra archieven van de provincie, gemeenten en waterschappen,
maatschappelijke organisaties en particulieren. De gesprekken over de uittreding lopen
al sinds 2018. Op 1 februari 2024 is daartoe een convenant afgesloten tussen het Rijk
en de RHC’s1. De RHC’s gaan uit van 1 januari 2026 als uittredingsdatum.
Duidelijkheid over de uittredingsdatum is van cruciaal belang voor de RHC’s om een
doorstart te kunnen maken en zekerheid te hebben over de nieuwe samenwerkingsafspraken
tussen het Rijk en de RHCs, inclusief de financiering. Indien de plenaire behandeling
van de wetsvoorstel in december 2024 plaatsvindt, betekent dit dat de uittredingsdatum
verschuift naar 1 januari 2027, omdat het Rijk de RHC’s minimaal een jaar voorafgaande
aan de uittreding de uittredingsbesluiten moet sturen en omdat de uittreding enkel
per kalenderjaar kan geschieden. Mogelijk hebben ook de gemeenteraadsverkiezingen
van maart 2026 invloed op het tijdpad. Zij moeten instemmen met de voorwaarden voor
uittreding van het Rijk.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins