35 968 Intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door een nieuwe Archiefwet (Archiefwet 20..)

Nr. 13 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2024

De plenaire behandeling van het wetsvoorstel voor de Archiefwet 20xx is op dit moment voorzien in de eerste week van december 2024. In deze brief informeer ik u over wat deze planning betekent voor het verdere verloop en de inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Allereerst wil ik graag benadrukken dat de modernisering van de Archiefwet middels dit wetsvoorstel hoognodig is. De huidige Archiefwet is verouderd en is nog gebaseerd op de oude werkelijkheid van een papieren archief. Het is belangrijk om zo snel mogelijk overeenstemming te bereiken over het wetsvoorstel omdat dit de juiste kaders biedt voor goed digitaal informatiebeheer en digitale archivering. Dit is nodig om overheidsinformatie duurzaam digitaal te beheren vanaf creatie. Het wetsvoorstel draagt daarmee in belangrijke mate bij aan de doelstellingen van het kabinet om een sterke democratische rechtsstaat te bevorderen, het draagt bij aan goed bestuur en zorgt voor voorspelbaarheid richting medeoverheden.

Als het wetsvoorstel in december 2024 plenair behandeld wordt, betekent dit dat de wet naar verwachting niet eerder dan met ingang van 1 juli 2026 (in plaats van 1 januari 2026) in werking kan treden. Dit omdat de lagere regelgeving procedureel pas verder kan worden gebracht na behandeling van de wet in de Tweede Kamer. Een latere inwerkingtreding heeft ook consequenties voor de Regionaal Historische Centra (RHC’s), die snel helderheid willen over het moment en de randvoorwaarden bij de uittreding van het Rijk uit de gemeenschappelijke regelingen.

Het wetsvoorstel kan niet in werking treden zonder het Archiefbesluit en de Archiefregeling. Deze lagere regelgeving wordt ook vernieuwd en is essentieel voor de uitvoering van de Archiefwet in de praktijk. Het Archiefbesluit en de Archiefregeling kunnen niet worden afgerond voordat de wet in de Tweede Kamer is behandeld omdat de Raad van State het Archiefbesluit niet in behandeling zal nemen ter advisering voordat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. Gezien het tijdspad dat aan de advisering en verwerking daarvan verbonden is, maakt dat dat de inwerkingtreding van wet, besluit en regeling naar verwachting niet eerder dan met ingang van 1 juli 2026 mogelijk is.

Een latere inwerkingtreding van de wet heeft consequenties voor de uittreding van het Rijk uit de Regionaal Historische Centra. In elke provinciehoofdstad in Nederland – met uitzondering van Zuid-Holland waar het Nationaal Archief deze taak vervult – bevindt zich een RHC dat rijksarchieven bewaart. RHC’s zijn openbare lichamen, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Naast deze rijksarchieven beheren de Regionaal Historische Centra archieven van de provincie, gemeenten en waterschappen, maatschappelijke organisaties en particulieren. De gesprekken over de uittreding lopen al sinds 2018. Op 1 februari 2024 is daartoe een convenant afgesloten tussen het Rijk en de RHC’s1. De RHC’s gaan uit van 1 januari 2026 als uittredingsdatum.

Duidelijkheid over de uittredingsdatum is van cruciaal belang voor de RHC’s om een doorstart te kunnen maken en zekerheid te hebben over de nieuwe samenwerkingsafspraken tussen het Rijk en de RHCs, inclusief de financiering. Indien de plenaire behandeling van de wetsvoorstel in december 2024 plaatsvindt, betekent dit dat de uittredingsdatum verschuift naar 1 januari 2027, omdat het Rijk de RHC’s minimaal een jaar voorafgaande aan de uittreding de uittredingsbesluiten moet sturen en omdat de uittreding enkel per kalenderjaar kan geschieden. Mogelijk hebben ook de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026 invloed op het tijdpad. Zij moeten instemmen met de voorwaarden voor uittreding van het Rijk.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins


X Noot
1

Kamerstukken 36 410-VIII-113

Naar boven