35 947 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de voorrechten en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Oekraïne bij Europol gedetacheerd worden; Kiev, 20 september 2021

B/ Nr. 3 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk d.d. 3 november 2021 en het nader rapport d.d. 18 januari 2022, aangeboden aan de Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 oktober 2021, no. 2021002052, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 november 2021, nr. W02.21.0308/II, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.

Bij Kabinetsmissive van 14 oktober 2021, no.2021002052, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de privileges en immuniteiten van verbindingsofficieren die door Oekraïne bij Europol gedetacheerd worden; Kiev, 20 september 2021 (Trb. 2021, 121), met toelichtende nota.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het verdrag.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling adviseert het verdrag te overleggen aan de beide Kamers der Staten-Generaal.

Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Aan de opmerking in de redactionele bijlage bij het advies is gevolg gegeven door aan de toelichting bij artikel 9 van het verdrag toe te voegen dat de geschillenbeslechtingsregeling in lijn is met eerdere verdragen inzake verbindingsofficieren die door het Koninkrijk der Nederlanden als vestigingsstaat zijn gesloten met lidstaten van Europol en derde landen. Er is echter geen verwijzing opgenomen naar het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer en het bijbehorende Facultatief protocol betreffende de verplichte regeling van geschillen (Wenen, 18 april 1961). In het geval de interpretatie of toepassing van het onderhavige bilaterale verdrag leidt tot een onderling geschil, zal worden uitgegaan van de geschillenbeslechtingsregeling zoals overeengekomen in het verdrag zelf (artikel 9). Dit is niet afhankelijk van ratificatie van en eventuele verwijzingen in het bilaterale verdrag naar andere verdragen met een eigen geschillenbeslechtingsregeling, zoals in dit geval het Verdrag van Wenen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Ik verzoek U mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W02.21.0308/II

  • In de toelichting bij artikel 9 over de geschillenbeslechtingsprocedure tot uitdrukking brengen dat gekozen is voor ad hoc arbitrage nu Oekraïne anders dan Nederland geen partij is bij het Facultatieve Protocol (1961, met thans 70 verdragspartijen) inzake de verplichte beslechting van geschillen door het Internationaal Gerechtshof.

Naar boven