Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35942 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 35942 nr. B |
Vastgesteld 21 maart 2023
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp. Zij hebben naar aanleiding van het voorstel nog wel enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het is een goede zaak dat de jeugdhulp erop gericht is zorg zoveel mogelijk in het gewone leven van een jeugdige te bieden en, mocht gedwongen opname toch nodig zijn, dit kleinschalig te organiseren. Wel hebben de leden van CDA-fractie nog enige vragen. De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA sluiten zich bij deze vragen aan.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp ontvangen. Zij hebben nog enkele vragen over deze wijziging van de Jeugdwet.
Vragen van de VVD-fractie
De toepassing en uitvoering van het «nee, tenzij-beginsel» worden op vergelijkbare wijze vormgegeven zoals dat voor gedwongen zorg is geregeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd). In oktober vorig jaar ontving de Kamer de conclusies en aanbevelingen op basis van de eerste evaluatie van deze twee wetten door ZonMw.2 Deze evaluatie is zeer kritisch en spreekt over allerlei tekortkomingen in beide wetten. Zo zijn er nog nauwelijks ontwikkelingen te zien als het gaat om het terugdringen van dwang en worden er vele knelpunten gesignaleerd in de uitvoeringspraktijk. De complexiteit van beide wetten leidt tevens tot forse meerkosten. ZonWm komt met 70 aanbevelingen. De beleidsreactie op de eerste wetsevaluatie is op 13 maart 2023 ontvangen3. Nu met dit wetsvoorstel wordt aangesloten op de systematiek van de Wvggz en de Wzd leggen de leden van de VVD-fractie de regering hierover nog graag enkele vragen voor. Zij verzoeken de regering aan te geven in hoeverre rekening is gehouden met de bevindingen uit de evaluatie van de Wvggz en Wzd, met name de aanbevelingen 1, 2, 3, 4, 5, 45 en 46. Zij vernemen ook graag welke aanbevelingen uit deze wetsevaluatie, voor zover ook van toepassing op dit wetsvoorstel, zijn opgevolgd. Tot slot, kan de regering per opgevolgde aanbeveling aangeven, op welke wijze dit in dit wetsvoorstel tot uiting komt?
Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer op 7 februari jl. kwam het verschil in rechtsbescherming tussen de Wvggz en het onderhavige wetsvoorstel aan de orde. In de Wvggz bepaalt de rechter ook welk type vrijheidsbeperkende maatregelen op basis van het hulpverleningsplan mogen worden toegepast. In de Jeugdwet geeft de rechter alleen een machtiging voor plaatsing in de gesloten jeugdzorg. Er kunnen zich dus situaties voordoen waarin de mate van rechtsbescherming van de jeugdige afhangt van waar diegene wordt geplaatst, in de Jeugdzorg of Jeugd-ggz. De Staatssecretaris van VWS gaf tijdens de behandeling zelf als voorbeeld dat «Als de problematiek van de jeugdige ernstige gedrags- en opvoedingsproblemen zijn, is de Jeugdwet van toepassing. Mocht de jeugdige daarbij ook dwangvoeding nodig hebben, dan zal dat kunnen worden toegepast in de gesloten jeugdhulp.»4 Kan de regering aangeven op basis van welk artikel in de Jeugdwet een dergelijke dwangmaatregel in de gesloten Jeugdzorg kan worden genomen? Klopt het dat hiervoor de rechtsgrond ontbreekt in de in artikel 6.1.7 genoemde limitatieve opsomming van vrijheidsbeperkende maatregelen die in de gesloten Jeugdzorg kunnen worden genomen? Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag of de regering van mening is dat een dergelijke dwangbehandeling thuishoort in de Jeugdzorg.
Vragen van de CDA-fractie
Bij opname in een zorgaccommodatie moet er (terecht) een hulpverleningsplan worden opgesteld. Hierbij is bepaald dat er naast afstemming met de jeugdige zelf, ook afstemming met andere betrokkenen, zoals de ouders moet zijn. In dit plan dienen de problematiek, doel van de hulp en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen inclusief motivering te worden vastgelegd. Na vier weken wordt dit plan geëvalueerd en vervolgens elke twee maanden. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat dit per jeugdige 1 uur en drie kwartier extra regeldruk betekent ten opzichte van de huidige situatie.5 Dit heeft als consequentie dat er dus meer medewerkers nodig zijn. Zijn deze medewerkers ook daadwerkelijk beschikbaar? Ontvangen de zorgaanbieders daartoe extra middelen? Hoe verhoudt zich dit tot de wens van vele zorgmedewerkers tot juist minder regeldruk?
Ook de Raad van State geeft in zijn advies uitdrukkelijk aan dat voor de uitvoering van deze wet voldoende medewerkers en financiële middelen nodig zijn.6 Helaas moeten worden geconstateerd dat er grote tekorten zijn in de zorg. Daar komt bij dat het werken met jeugdigen in een gesloten accommodatie gespecialiseerd, maar ook mentaal zwaar werk is. Om deze wet goed uit te voeren, is er naast extra tijd voor de volgens deze wet extra administratieve werkzaamheden, ook tijd nodig voor reflectie. Reflectie op eigen handelen, op het inzetten van vrijheidsbeperkende maatregelen en tijd om van elkaar te leren. In hoeverre wordt in de financiering met deze extra noodzakelijke tijd rekening gehouden? Immers, alleen dan is deze wet echt goed uitvoerbaar en handhaafbaar.
De wens, ook van de diverse jeugdhulpaanbieders, is om geen insluiting meer te hoeven inzetten. In de afgelopen jaren zijn reeds 45 separeerruimtes afgebouwd en anno 2022 zijn er nog 27 bij 6 aanbieders. In het wetsvoorstel wordt nog uitgebreid aandacht gegeven aan de omvang en inrichting van de nieuwe versie van separatie: intensive care units. Daartoe is ook – zo hebben de leden van de CDA-fractie begrepen – extra financiering ter beschikking gesteld. Kan de regering aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat de overige 6 aanbieders daadwerkelijk geen gebruik meer gaan maken van insluiting? Welke maatregelen neemt zij daartoe? En wat zijn de overwegingen geweest dan toch gelden ter beschikking te stellen voor de ombouw van de separeerruimtes?
Mocht in geval van een noodsituatie een jeugdige toch worden ingesloten, dan dient er zo snel mogelijk een gekwalificeerde gedragswetenschapper beschikbaar te zijn. Ook wordt aangegeven dat elke zorgaanbieder minimaal een gekwalificeerde gedragswetenschapper in dienst dient te hebben. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het bij de huidige krapte van professionals realistisch is dat elke zorgaanbieder een gekwalificeerde wetenschapper in dienst heeft. Hoe wordt hierop toezicht gehouden? De zorg, de jeugdhulp, is een 24-uursbedrijf terwijl een gedragswetenschapper volgens gebruikelijke werktijden werkt. Wat beschouwt de regering als een reële termijn bij het zo spoedig mogelijk beschikbaar zijn van een gekwalificeerde gedragswetenschapper?
Vragen van de ChristenUnie-fractie
In de psychiatrie is veel ervaring met het voorkomen van «insluiting» of «separatie». Een van de belangrijkste lessen is dat separatie vaak als traumatisch wordt ervaren. Een andere les is dat door het gebruik van de juiste gesprekstechnieken (onderhandelingsmodel) separatie soms kan worden voorkomen. Ten slotte blijkt dat door een preventief gesprek met betrokkene over separatie (wat als zich een noodsituatie voldoet?), separatie soms kan worden voorkomen of ervoor gezorgd kan worden dat de separatie op dusdanige wijze gebeurt dat de betrokkene daar vrede mee kan hebben. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of in de gesloten jeugdzorg maximaal gebruik wordt gemaakt van de lessen uit de psychiatrie met betrekking tot separatie. Zo ja, betekent dat dat deze lessen in richtlijnen vervat zijn? Zo nee, wat doet de regering om ervoor te zorgen dat de jeugdzorg maximaal leert van de lessen van de psychiatrie met betrekking tot separatie?
De voorwaardelijke machtiging kan ingezet worden om gesloten plaatsing te voorkomen. In dat geval kan de jeugdige thuis blijven wonen of in een open accommodatie. Op basis van het voorgestelde artikel 6.1.4, zevende lid van de Jeugdwet kunnen wel vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen, zoals onderzoek aan het lichaam en beperking van de bewegingsvrijheid. Omvat het onderzoek aan het lichaam ook het bekijken van de openingen en holten van het gehele lichaam, waaronder de anus en het geslachtsdeel? De achtergrond van deze vraag ligt in het feit dat dit soort onderzoeken door jeugdigen als zeer vernederend wordt ervaren.
Vrijheidsbeperkende maatregelen mogen alleen worden genomen als ze in het hulpverleningsplan zijn opgenomen; uitzondering hierop vormen noodsituaties. Deze maatregelen mogen ook worden genomen als de door jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige niet worden gehaald. Deze definitie laat veel ruimte. Zal het de jeugdigen duidelijk zijn welke vrijheidsbeperkende maatregelen ingezet kunnen worden bij elk doel dat niet worden gehaald?
In artikel 6.3.1.5, eerste lid van de nieuwe Jeugdwet wordt geregeld dat de jeugdhulpverantwoordelijke advies moet vragen aan een niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige indien het niet lukt de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel voor afloop van de in het hulpverleningsplan opgenomen termijn af te bouwen. In de toelichting van de nota van wijziging7 staat dat dezelfde personen geraadpleegd moeten worden als bij het vaststellen of vanwege andere redenen wijzigen van het hulpverleningsplan, dat zoveel mogelijk rekening gehouden zal moeten worden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige en dat er bij of krachtens algemene maatregel eisen kunnen worden gesteld aan de onafhankelijke deskundige. Mag de jeugdhulpverantwoordelijk op basis van het advies van deze ene onafhankelijke deskundige de vrijheidsbeperkende maatregel voortzetten, of moet de jeugdhulpverantwoordelijke het advies vragen van alle personen die betrokken waren bij het opstellen van het hulpverleningsplan?
Naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie is een van de redenen waarom jeugdigen niet willen meewerken aan de uitvoering van een hulpverleningsplan het gebrek aan veilige hechting met de personen die betrokken zijn bij het vaststellen, wijzigen of uitvoeren van het hulpverleningsplan. Ook een toegewezen vertrouwenspersoon (die overigens niet betrokken hoeft te worden volgens de wet bij het opstellen van het hulpverleningsplan) is vaak van tijdelijke aard en zal de jongere meestal niet de veilige hechting kunnen bieden die nodig is om een diepe vertrouwensrelatie op te bouwen en zich te laten bijsturen. Waar wordt in de nu voorliggende wet ruimte geboden aan vertrouwenspersonen die al een rol speelden in het leven van de jeugdige en zelf door de jeugdige worden voorgedragen, omdat zij wel een veilige hechting kunnen bieden? En wat is hun rol in dit proces als de jeugdige deze persoon erbij wil hebben, maar ouders zich daartegen verzetten? In hoeverre worden deze personen betrokken bij het opstellen en uitvoeren van het hulpverleningsplan?
Vrijheidsbeperkende maatregelen mogen niet worden toegepast zonder (voorwaardelijke) machtiging. Maar ook in open accommodaties wordt telefoongebruik en deelname aan groepsactiviteiten gemonitord, worden vaak telefoons ingenomen, mogelijkheden tot bezoek of verlof ingeperkt, camera’s opgehangen en buitendeuren gesloten. Is dit volgens de nieuwe Jeugdwet niet meer toegestaan? Of onder welke voorwaarden wel? Kan de regering dit nader toelichten, zodat de leden van deze fractie niet verrast zullen worden door de inhoud van nadere regelgeving?
De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 28 april 2023.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Klip-Martin
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer
Samenstelling:
Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Krijnen (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35942-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.