35 936 Wijziging van de Wet forensische zorg en enige andere wetten (Reparatiewet forensische zorg)

Nr. 2 HERDRUK1 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele wijzigingen van technische of van anderszins ondergeschikte aard aan te brengen in de Wet forensische zorg en enige andere wetten naar aanleiding van geconstateerde gebreken of onvolkomenheden;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 WIJZIGING VAN DE WET FORENSISCHE ZORG

ARTIKEL I

De Wet forensische zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel f komt te luiden:

f. instelling:

een rijksinstelling of een private instelling;

b. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met o tot h tot en met p wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

g. instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden:

een rijksinstelling of een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid;

c. Onderdeel h (nieuw) komt te luiden:

h. Onze Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming;

d. In onderdeel i (nieuw) wordt «de Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «de Minister voor Rechtsbescherming».

e. In onderdeel j (nieuw) wordt «artikel 3.2, eerste lid» vervangen door «artikel 3.2,» en wordt «op basis van een contract dat» vervangen door «op basis van een schriftelijke overeenkomst die».

f. In onderdeel k (nieuw) wordt na «een door Onze Minister aangewezen instelling» ingevoegd «als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid,».

2. In het tweede lid wordt «een psychiatrische aandoening of beperking, verslaving daaronder begrepen, of een verstandelijke handicap» vervangen door «een psychische stoornis, verslaving daaronder begrepen, een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap».

B

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vernummering van de onderdelen 5° tot en met 11° tot 6° tot en met 12°, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 5°. bij de rechterlijke beslissing op vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging of tot verlenging van de tenuitvoerlegging van de op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opgelegde maatregel;

2. In het eerste lid wordt in onderdeel 7° (nieuw) «maatregel van terbeschikkingstelling» vervangen door «de maatregel van terbeschikkingstelling».

3. In het eerste lid komt onderdeel 8° (nieuw) te luiden:

  • 8°. indien de rechter de maatregel van terbeschikkingstelling, waarvan de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd, niet verlengt;

4. In het eerste lid wordt in onderdeel 12° (nieuw) «artikel 2.4 van de Wet forensische zorg» vervangen door «artikel 6:3:14 van het Wetboek van Strafvordering».

5. In het tweede lid wordt «onder 1° tot en met 11° genoemde gronden» vervangen door «genoemde gronden».

C

Artikel 2.4 vervalt.

D

In artikel 2.5 wordt «krachtens de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet nodig is» vervangen door «als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of artikel 1, derde lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijke gehandicapte cliënten nodig is».

E

In artikel 2.7 vervalt onderdeel f, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel e door een punt.

F

Na artikel 2.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.8

  • 1. Onze Minister verwerkt gegevens die betrekking hebben op forensische zorg met het oog op het beleid van die forensische zorg.

  • 2. De zorgaanbieder die forensische zorg verleent, het hoofd van de instelling of de directeur van de instelling waar forensische zorg wordt verleend en de reclasseringsinstelling verstrekken desgevraagd en kosteloos gegevens aan Onze Minister ten behoeve van de verwerking, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen persoonsgegevens zijn, inclusief het strafrechtsketennummer, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in het eerste lid. Het strafrechtsketennummer wordt slechts verwerkt bij het verstrekken en ontvangen van deze persoonsgegevens teneinde te waarborgen dat deze persoonsgegevens betrekking hebben op de juiste betrokkene.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden niet verwerkt voor andere doeleinden dan aldaar bedoeld en worden daar waar mogelijk verwerkt op een wijze die waarborgt dat zij niet tot een persoon herleidbaar zijn.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de inhoud van de gegevens, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, de wijze waarop de verwerking en de verstrekking plaatsvinden, de tijdvakken waarop de gegevens betrekking hebben en de tijdstippen waarop de gegevens dienen te worden verstrekt.

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat de gegevens in plaats van aan Onze Minister op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen wijze kunnen worden verstrekt aan en kunnen worden verwerkt door een door Onze Minister aan te wijzen instantie.

G

Artikel 3.2 komt te luiden:

Artikel 3.2

Onze Minister wijst de instellingen aan welke bestemd zijn als private instelling voor forensische zorg.

H

Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3.2, eerste lid,» vervangen door «artikel 3.2,».

2. Aan het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Delen van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden kunnen bij wet van toepassing worden verklaard ten aanzien van ter beschikking gestelden die verblijven in een private instelling, niet zijnde een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in het eerste lid.

I

Artikel 3.4 komt te luiden:

Artikel 3.4

  • 1. Het hoofd van de instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden stelt huisregels vast voor de instelling of voor een of meer afdelingen daarvan, met inachtneming van het bij regeling van Onze Minister vast te stellen model.

  • 2. Het hoofd van de instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden is, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling of een ongestoord verloop van de verpleging of behandeling, bevoegd aan de forensische patiënten aanwijzingen te geven. De forensische patiënten zijn verplicht deze aanwijzingen op te volgen.

J

Onder vernummering van artikel 3.5 tot artikel 3.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.5

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Penitentiaire beginselenwet, zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren voor zover het bepaalde betrekking heeft op:

    • a. de toeleiding naar forensische zorg,

    • b. de verlening van forensische zorg aan personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een instelling plaatsvindt, en

    • c. de tenuitvoerlegging van deze straf of maatregel.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3. De met het toezicht belaste ambtenaren hebben te allen tijde toegang tot een instelling.

  • 4. De met het toezicht belaste ambtenaren zijn, voor zover dit voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd tot inzage van de dossiers die betrekking hebben op personen aan wie forensische zorg wordt verleend, het maken van kopieën daarvan en het vorderen van inlichtingen. De inzage, het maken van kopieën en het vorderen van inlichtingen strekken zich ook uit tot de in die dossiers verwerkte persoonsgegevens, met inbegrip van gegevens over gezondheid of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van § 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, zijn de met het toezicht belaste ambtenaren bevoegd de in dit lid bedoelde gegevens voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

  • 5. Voor zover de desbetreffende beroepsbeoefenaar uit hoofde van ambt, beroep of overeenkomst tot geheimhouding van het dossier en de daarin opgenomen persoonsgegevens verplicht is, kan hij deze verplichting, in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, niet inroepen tegenover de met het toezicht belaste ambtenaren. Op de met het toezicht belaste ambtenaren rust dezelfde geheimhoudingsplicht als op de desbetreffende beroepsbeoefenaar.

  • 6. De toezichthouder en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd maken in het belang van een doelmatig en doeltreffend toezicht op de naleving afspraken en stellen daartoe gezamenlijk een samenwerkingsprotocol vast. Het samenwerkingsprotocol kan mede betrekking hebben op de verstrekking van persoonsgegevens, van gegevens over gezondheid en van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van § 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, en de wijze waarop deze verstrekking plaatsvindt tussen deze toezichthouders onderling. Het samenwerkingsprotocol wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 7. De toezichthouder en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zijn bevoegd aan elkaar de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak bedoeld in het eerste lid, of de taak, bedoeld in artikel 36 van de Gezondheidswet, voor zover betrekking hebbend op forensische zorg, mits de beoogde ontvangende partij ook zelfstandig bevoegd is om de betreffende gegevens in te zien of op te vragen. De verstrekking kan, voor zover dit noodzakelijk is, ook betrekking hebben tot de in de dossiers, bedoeld in het vierde lid, verwerkte persoonsgegevens, met inbegrip van gegevens over gezondheid of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard in de zin van § 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. In voorkomend geval mogen de gegevens in afwijking van eventuele geheimhoudingsplichten worden verstrekt. De ontvangende partij is ten aanzien van die gegevens verplicht tot geheimhouding, zoals de verzendende partij hiertoe in beginsel verplicht was.

  • 8. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen ter handhaving van het vierde lid en van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 9. Aan de leden van het Subcomité ter preventie als bedoeld in het op 18 december 2002 te New York tot stand gekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243) en het Comité als bedoeld in het op 26 november 1987 te Straatsburg tot stand gekomen Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (Trb. 1988, 19), zoals gewijzigd door Protocol 1 en 2 (Trb.  199, 106 en 107), komen dezelfde bevoegdheden toe als waarover de met het toezicht belaste ambtenaren beschikken. Zij maken van deze bevoegdheid slechts gebruik voor zover dit voor hun taak redelijkerwijs nodig is.

K

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «op basis van contracten» vervangen door «op basis van schriftelijke overeenkomsten».

2. In het tweede lid wordt «in artikel 196» vervangen door «in de artikelen 196».

L

In artikel 4.2 wordt «over de inhoud van het contract» vervangen door «over de inhoud van de schriftelijke overeenkomst».

M

Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en derde lid wordt «de artikelen 14c, artikel 38g en artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht» telkens vervangen door «artikel 14c en artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De machtiging tot beëindiging van de behandeling en het ontslag, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, onder 1°, wordt niet eerder afgegeven dan nadat Onze Minister het openbaar ministerie heeft geïnformeerd over de voorgenomen beëindiging van de behandeling en ontslag bij een persoon aan wie door de rechter een voorwaarde is opgelegd op grond van artikel 14c, artikel 38, eerste lid, artikel 38p van het Wetboek van Strafrecht of artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering. Indien het openbaar ministerie niet besluit een vordering in te stellen als bedoeld in artikel 6:6:11 of artikel 6:6:21, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan Onze Minister de machtiging tot beëindiging en ontslag verlenen.

N

In artikel 6.5, tweede lid, wordt «de bij hem geconstateerde psychische stoornis, of verstandelijke beperking zulks eist» vervangen door «de bij hem geconstateerde psychische stoornis, verslaving daaronder begrepen, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap zulks eist».

O

In artikel 6.7 wordt «Indien de aard van de bij de forensische patiënt geconstateerde psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daartoe aanleiding geeft» vervangen door «Indien de aard van de bij de forensische patiënt geconstateerde psychische stoornis, verslaving daaronder begrepen, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daartoe aanleiding geeft».

HOOFDSTUK 2 WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN VAN HET MINISTERIE VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

ARTIKEL II

De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en b komen te luiden:

a. Onze Minister:

de Minister voor Rechtsbescherming;

b. instelling:

een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet forensische zorg;

2. De onderdelen f, g en h komen te luiden:

f. hoofd van de instelling:

het hoofd van de instelling, alsmede diens plaatsvervanger als bedoeld in artikel 3.1, vijfde lid, of artikel 3.3, vierde lid, van de Wet forensische zorg;

g. private instelling:

een instelling als bedoeld in artikel 3.2, van de Wet forensische zorg, niet zijnde een private instelling als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wfz;

h. hoofd van de private instelling:

het hoofd van de instelling, bedoeld in artikel 3.2 van de Wet forensische zorg, niet zijnde het hoofd van de instelling, alsmede de voor de behandeling van de ter beschikking gestelde persoon verantwoordelijke persoon.

3. In onderdeel s wordt «een private instelling» vervangen door «een private instelling als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de Wet forensische zorg».

4. In onderdeel cc wordt «regels als bedoeld in artikel 7, eerste lid» vervangen door «regels als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Wet forensische zorg».

B

Het opschrift van Hoofdstuk II komt te luiden:

HOOFDSTUK II. DOELSTELLING, BEHEER EN TOEZICHT

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden» wordt telkens vervangen door «instelling».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Wet forensische zorg, verblijven in een private instelling, niet zijnde een instelling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, zijn voor de duur van dat verblijf de artikelen 50, 51, 69 en 71 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de daarop rustende bepalingen van overeenkomstige toepassing.

D

Na artikel 2 worden een paragraaf en een artikel ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2 Beheer

Artikel 3
  • 1. Het hoofd van de instelling kan de uitoefening van een bij of krachtens deze wet of de Wet forensische zorg gestelde bevoegdheid of de naleving van een bij of krachtens deze wet gestelde plicht, met uitzondering van de bevoegdheden en plichten genoemd in het tweede lid en het eerste lid van artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, overdragen aan personeelsleden of medewerkers.

  • 2. Voor zover in deze wet niet anders wordt bepaald, zijn aan het hoofd van de instelling voorbehouden:

    • a. de beslissingen met betrekking tot plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling van intensieve zorg als bedoeld in artikel 32;

    • b. de separatie of de verlenging van de separatie als bedoeld in artikel 34;

    • c. een beperking van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam als bedoeld in de artikelen 25 tot en met 28;

    • d. de beslissing tot het verrichten van geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 16b, onder a of b;

    • e. de beslissingen met betrekking tot de onderbrenging van een kind in de inrichting als bedoeld in artikel 47;

    • f. de beslissingen met betrekking tot disciplinaire straffen als bedoeld in de artikelen 48 en 49;

    • g. de beslissingen met betrekking tot het verlof en proefverlof als bedoeld in artikel 50, onderscheidenlijk artikel 51;

    • h. de hoorplicht als bedoeld in artikel 53 en de mededelingsplicht als bedoeld in artikel 54, voor zover het hoofd van de instelling de desbetreffende beslissing zelf neemt onderscheidenlijk heeft genomen.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «inrichting» vervangen door «instelling».

2. In het derde lid wordt «een private instelling» vervangen door «een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg».

F

In de artikelen 30, 50, en 71 wordt «Het hoofd van de instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden» telkens vervangen door «Het hoofd van de instelling» en in de artikelen 30, 50 en 51 wordt «het hoofd van de instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden» telkens vervangen door «het hoofd van de instelling».

G

In de artikelen 34a en 35 wordt «hoofd van de inrichting» telkens vervangen door «hoofd van de instelling».

H

In artikel 36, eerste lid, onderdeel k, wordt «een private instelling» vervangen door «een private instelling met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg».

I

In artikel 59, tweede lid wordt «bij justitiële particuliere inrichtingen» vervangen door «bij private instellingen met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid van de Wet forensische zorg».

J

Artikel 69, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen a en b komen te luiden:

  • a. de plaatsing of overplaatsing overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6.1, eerste lid, 6.5 en 6.7 van de Wet forensische zorg;

  • b. de verlenging van de termijnen, bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, en artikel, 6.5, vierde lid, van de Wet forensische zorg;

2. In de onderdelen d en e wordt «het hoofd van de private instelling» vervangen door «het hoofd van de private instelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel h».

K

Hoofdstuk XVIII vervalt.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 36f, eerste lid, wordt «of aan wie bij rechterlijke uitspraak een maatregel of een last als bedoeld in artikel 37 wordt opgelegd» vervangen door «of aan wie bij rechterlijke uitspraak een maatregel wordt opgelegd dan wel ten aanzien van wie met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging is afgegeven».

B

In artikel 90quinquies van het Wetboek van Strafrecht wordt «bedoeld in artikel 1.1, onderdeel e, van de Wet forensische zorg» vervangen door: «bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet forensische zorg».

ARTIKEL IV

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 352, tweede lid, wordt «als voorzien in artikel 37, 37a, 37b of 77s van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «als voorzien in artikel 37a, 37b of 77s van het Wetboek van Strafrecht».

B

Artikel 361, tweede lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:

  • a. de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, of een zorgmachtiging met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg is afgegeven, dan wel in geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht; en

C

In artikel 451a, eerste lid, wordt «artikel 1.1, eerste lid, onderdeel i», vervangen door «artikel 1.1, eerste lid, onderdeel k».

D

In artikel 457, tweede lid, wordt «als bedoeld in de artikelen 37 en 37a van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht».

E

In artikel 458, vijfde lid, wordt «een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap» vervangen door «een zodanige psychische stoornis of verstandelijke handicap».

F

In artikel 482g, vijfde lid, vervalt «dan wel de maatregel, bedoeld in artikel 37 Wetboek van Strafrecht,».

G

In artikel 509f komt de definitie van «psychiatrisch ziekenhuis» als volgt te luiden:

psychiatrisch ziekenhuis:
  • 1°. een accommodatie als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;

  • 2°. een accommodatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.

H

Artikel 509g wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 37 of 38c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht».

2. In het derde lid wordt «artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «artikel 6:6:10, eerste lid, onder e».

3. In het vierde lid vervalt de eerste volzin.

ARTIKEL V

Artikel 1 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «of een straf als bedoeld in artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht dan wel tot een maatregel als bedoeld in artikel 37, 37a juncto 37b of 38, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «een straf als bedoeld in artikel 6, onder a, van het Wetboek van Militair Strafrecht of een maatregel als bedoeld in artikel 37a, juncto 37b of 38, 38m of 77s van het Wetboek van Strafrecht dan wel ten aanzien van wie met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging is afgegeven».

2. In het tweede lid wordt «artikel 37, 37a» vervangen door «artikel 37a» en wordt «alsmede een persoon aan wie bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd» vervangen door «een persoon aan wie bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd en een persoon ten aanzien van wie met toepassing van artikel 2.3, onderdeel 1°, 2° of 4°, van de Wet forensische zorg een zorgmachtiging is afgegeven».

HOOFDSTUK 3 WIJZIGING VAN WETTEN VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL VI

Artikel 1 van de Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel m wordt «een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

2. In onderdeel o vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL VII

Artikel 1 van de Algemene ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f wordt «een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

2. In onderdeel h vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL VIII

In artikel 13, derde lid, van de Participatiewet wordt «een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

ARTIKEL IX

In artikel 1, onderdeel n, van de Remigratiewet vervalt «,behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL X

In artikel 19, elfde lid, van de Werkloosheidswet wordt «een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

ARTIKEL XI

In artikel 6, vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt «een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

ARTIKEL XII

In artikel 1, onderdeel n, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL XIII

In artikel 1, onderdeel o, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen vervalt «,behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste, lid van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL XIV

In artikel 1:1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten vervalt «,behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL XV

Artikel 1 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van justitiële inrichting wordt «een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

2. In de definitie van vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL XVI

Artikel 1 van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g wordt «een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden» vervangen door «een instelling voor de verpleging van ter beschikking gestelden».

2. In onderdeel k vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

HOOFDSTUK 4 WIJZIGING VAN WETTEN VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

ARTIKEL XVII

Artikel 12.4.8 van de Wet langdurige zorg vervalt.

ARTIKEL XVIII

De Wet marktordening gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste onderdeel k vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. de Inspectie Justitie en Veiligheid.

B

In artikel 19, tweede lid, wordt «de Inspectie voor de Sanctietoepassing» vervangen door «de Inspectie Justitie en Veiligheid».

C

In artikel 22a, vierde lid, wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door «bedoeld in artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen».

D

In artikel 70, eerste lid, wordt «de Inspectie voor de Sanctietoepassing»» vervangen door «de Inspectie Justitie en Veiligheid».

E

Artikel 72, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. ambtenaren van de Inspectie Justitie en Veiligheid.

ARTIKEL XIX

De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 5:3, wordt «artikel 1.1, onderdeel o, van de Wet forensische zorg» vervangen door «artikel 1.1, onderdeel p, van de Wet forensische zorg».

2. In artikel 5:19, eerste lid, wordt «artikel 2.3, eerste lid, onderdelen 6 tot en met 11 van de Wet forensische zorg» vervangen door «artikel 2.3, eerste lid, onder 6° tot en met 12°, van de Wet forensische zorg».

3. In artikel 6:4, vijfde lid en artikel 8:12, achtste lid, wordt «de artikelen 7, eerste en derde lid, 42, vijfde lid en 44» vervangen door «artikel 3.4 van de Wet forensische zorg, artikel 42, vijfde lid en artikel 44».

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL XX

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XXI

Deze wet wordt aangehaald als: Reparatiewet forensische zorg.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Rechtsbescherming,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,


X Noot
1

i.v.m. een correctie in het opschrift

Naar boven