35 931 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet bronbelasting 2021, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft de maatregel om mismatches door een omgekeerde hybride tegen te gaan (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 2 december 2021

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord en zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen en opmerkingen.

1. Algemeen

In de memorie van antwoord stelt de regering het volgende: «Aangezien zowel de belastingplichtmaatregel uit de hiervoor genoemde implementatiewet als het onderhavige wetsvoorstel een inwerkingtredingsdatum hebben van 1 januari 2022 zijn hierdoor geen additionele administratieve lasten voor het bedrijfsleven veroorzaakt». De leden van de VVD-fractie vragen of de regering hierbij niet over het hoofd ziet dat de huidige wijze van implementeren van de Europese richtlijn leidt tot administratieve lasten voor bedrijven, omdat zij zich bijvoorbeeld moeten laten adviseren op de effecten van de belastingplichtmaatregelen en daarnaast over de flankerende maatregelen. De complexiteit van deze wetgeving leidt onvermijdelijk tot hoge advieskosten en mogelijk andere kosten voortvloeiend uit deze advieskosten. Kan de regering nogmaals reflecteren op de veroorzaakte administratieve lasten voor ondernemingen?

In antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie in het voorlopig verslag inzake de evaluatie van de Nederlandse implementatie van de EU-richtlijn antibelastingontwijking verwijst de regering naar het vervolg van de evaluatie van de Europese Commissie. Waarom neemt de regering niet de eigen verantwoordelijkheid om de vragen van de leden van de VVD-fractie te beantwoorden? Wanneer verwacht de regering de evaluatie van de Europese Commissie?

2. Uitvoeringsaspecten

In het voorlopig verslag hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd naar de reden waarom er geen documentatieverplichting is bij het onderhavige wetsvoorstel. De reden, zoals beschreven in de memorie van antwoord, is dat er geen documentatieverplichting van toepassing is. Daarom stellen deze leden nogmaals de vraag wat de reden is voor het ontbreken van de documentatieverplichting bij dit wetsvoorstel. Als in het antwoord besloten ligt dat dit voor de belastingplichtmaatregel al gedekt wordt door de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, kan de regering dan, in detail, uitleggen waarom dezelfde redenering niet opgaat voor de documentatieverplichting voor de reguliere hybridemismatchmaatregelen?

De regering geeft bij de beantwoording van de vraag inzake de documentatieverplichting aan dat bij het niet verzoeken aan de inspecteur om een uitnodiging tot het doen van aangifte, er een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Deze leden vernemen graag hoe dit zit als de belastingplichtige redelijkerwijs niet kon weten dat er sprake was van belastingplicht. Kan de regering aangeven of, en zo ja in welke omstandigheden, er sprake kan zijn van afwezigheid van alle schuld bij een omgekeerd hybride lichaam die geen verzoek doet tot een uitnodiging om aangifte te doen? Hoe bewijst een belastingplichtige dat deze ergens niet van wist? Kan daarbij onderscheid worden gemaakt tussen de situatie met slechts enkele participanten en de situatie met veel participanten (waarbij er bijvoorbeeld sprake is van een samenwerkende groep)?

Bij reguliere hybride mismatches is de documentatieverplichting wel van toepassing, waardoor de Belastingdienst de informatie om te kunnen toetsen of de hybridemismatchmaatregelen van toepassing zijn gestructureerd op kan vragen. Waarom is niet gekozen voor het simpelweg benutten van de mogelijkheden die de Algemene wet inzake Rijksbelastingen biedt?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering geen antwoord heeft gegeven op de gestelde vraag naar de overwegingen die ten grondslag liggen aan de huidige complexe en moeilijk uitvoerbare vormgeving van het voorliggend wetsvoorstel. Graag ontvangen deze leden alsnog het antwoord op deze vraag.

De vraag van de leden van de VVD-fractie naar de vormgeving en de ingangsdatum van het overgangsrecht is beantwoord met: «Op dit moment is nog niet bekend of, en op welke wijze, overgangsrecht wordt opgenomen». Kan de regering toezeggen dat zij de Kamer inhoudelijk informeert over dit overgangsrecht zodra hiervan sprake gaat zijn?

Uit de memorie van antwoord blijkt dat er op basis van een inschatting van het verwachte aantal gevallen, waarbij tevens ingeschat is dat de belastingplichtmaatregel een beperkt aantal gevallen aangrijpt, nauwelijks sprake zal zijn van administratieve lasten die door de belastingplichtmaatregel worden veroorzaakt. Heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) een inschatting gemaakt van de administratieve lasten die veroorzaakt worden door specifiek deze maatregel? Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie het advies van het ATR hierover.

De leden van de commissie zien de beantwoording van voorgaande vragen met belangstelling tegemoet. Zij verzoeken de regering de nota naar aanleiding van het verslag uiterlijk vrijdag 3 december 2021 aan de Eerste Kamer toe te zenden. Onder voorbehoud van tijdige beantwoording achten zij het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Essers (CDA), (voorzitter), Prast (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Berkhout (Fractie-Nanninga), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), Geerdink (VVD), Karimi (GL), (ondervoorzitter), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Raven (OSF) en Fiers (PvdA).

Naar boven