35 929 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 tot wijziging van de fiscale regeling voor aandelenoptierechten met het oog op het wegnemen van een liquiditeitsprobleem in het geval van het verstrekken van aandelenoptierechten als loon (Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten)

Nr. 11 AMENDEMENT VAN HET LID ALKAYA

Ontvangen 21 juni 2022

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel A, wordt in het voorgestelde artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, «artikel 10a» vervangen door «de artikelen 10a en 10b».

II

Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel 10a vervallen het negende, tiende en elfde lid.

III

In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Na artikel 10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10b

  • 1. In afwijking van artikel 10a, eerste lid, en onder overeenkomstige toepassing van artikel 10a, derde tot en met zesde lid en achtste lid, behoort, ingeval in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen en op het moment van toekenning van dat aandelenoptierecht de inhoudingsplichtige en de met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschappen in Nederland gezamenlijk in het vorige boekjaar niet meer dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag aan omzet hebben gemaakt, niet de waarde van dat recht tot het loon doch:

    • a. de waarde in het economische verkeer van de bij uitoefening van dat recht verkregen aandelen ten tijde van:

      • 1°. de uitoefening van dat recht ingeval de verkregen aandelen onmiddellijk verhandelbaar zijn; of

      • 2°. het verhandelbaar worden van de verkregen aandelen ingeval deze niet onmiddellijk verhandelbaar zijn; of

    • b. hetgeen door de werknemer wordt genoten ter zake van de vervreemding van dat recht.

  • 2. Het loon dat ingevolge dit artikel, met uitzondering van het zevende lid, in aanmerking wordt genomen, wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake van het aandelenoptierecht in rekening is gebracht, maar niet verder dan tot nihil.

  • 3. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen op grond van een ter zake van dat aandelenoptierecht op de werknemer van toepassing zijnde contractuele bepaling gedurende een bepaalde periode niet verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, worden die aandelen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, en artikel 13a, vierde lid, onderdeel a, uiterlijk na een periode van vijf jaar na beursgang van de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden dan wel indien deze vennootschap bij uitoefening van het aandelenoptierecht reeds beursgenoteerd is uiterlijk na een periode van vijf jaar na uitoefening van het aandelenoptierecht geacht verhandelbaar te zijn, met dien verstande dat de aandelen ook na die periode van vijf jaar niet geacht worden verhandelbaar te zijn zolang de aandelen ingevolge een wettelijke bepaling niet verhandelbaar zijn.

  • 4. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen waarop het eerste lid, onderdeel a, nog geen toepassing heeft gevonden worden vervangen door andere aandelen als bedoeld in artikel 10a, derde lid, vindt de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, artikel 13a, vierde lid, onderdeel a, en artikel 32bb, vijfde lid, onderdeel b, plaats met betrekking tot die andere aandelen, met dien verstande dat ingeval die andere aandelen onmiddellijk verhandelbaar zijn de waarde in het economische verkeer van die andere aandelen ten tijde van het vervangen van de verkregen aandelen door die andere aandelen in aanmerking wordt genomen.

  • 5. Indien verkregen aandelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als gevolg van een op de werknemer van toepassing zijnde contractuele of wettelijke bepaling en de werknemer in strijd met die bepaling de verkregen aandelen vervreemdt voordat het aandelenoptierecht ingevolge het eerste lid, met inachtneming van de termijn, bedoeld in het derde lid, in de heffing is betrokken, behoort in zoverre in afwijking van het eerste lid tot het loon hetgeen met overeenkomstige toepassing van artikel 10a, vijfde lid, door de werknemer wordt genoten ter zake van de vervreemding van de verkregen aandelen. Het loon dat ingevolge de eerste zin in aanmerking wordt genomen, wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer ter zake van de schending van de bepaling, bedoeld in de eerste zin, in rekening is gebracht, maar niet verder dan tot nihil.

  • 6. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt naar keuze van de werknemer in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, tot het loon gerekend de waarde in het economische verkeer van de bij uitoefening van dat recht verkregen aandelen ten tijde van de uitoefening van dat recht. De eerste zin is slechts van toepassing indien de werknemer de keuze, bedoeld in de eerste zin, uiterlijk op het moment van uitoefening van het recht, bedoeld in de eerste zin, schriftelijk kenbaar maakt aan de inhoudingsplichtige. De inhoudingsplichtige bewaart de vastlegging van de keuze van de werknemer bij de loonadministratie.

  • 7. Tot het loon ter zake van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden mede gerekend de voordelen die de werknemer geniet uit de bij uitoefening van dat aandelenoptierecht verkregen aandelen waarop het eerste lid, onderdeel a, en het zesde lid nog geen toepassing hebben gevonden, verminderd met de op die voordelen betrekking hebbende kosten, maar niet verder dan tot nihil.

  • 8. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid verkregen aandelen niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en het verhandelbaar worden van die aandelen deels of geheel afhankelijk is van onzekere factoren die grotendeels buiten de invloedsfeer van de werknemer liggen, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot situaties waarin bepaalde aandelen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, worden geacht niet, deels of geheel verhandelbaar te worden.

IV

Artikel I, onderdeel C, subonderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «10a» telkens vervangen door «10b» en wordt «twaalfde lid» vervangen door «zesde lid».

2. In onderdeel b wordt «10a» telkens vervangen door «10b».

3. In onderdeel c wordt «10a, elfde lid» telkens vervangen door «10b, vijfde lid».

V

Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd:

1. Subonderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «de artikelen 10a en 13a, met uitzondering van artikel 10a, dertiende lid,» vervangen door «artikel 10a of artikel 10b, met uitzondering van het zevende lid, en artikel 13a».

b. De aanduidingen «a.» en «b.» worden vervangen door de aanduidingen «1°.» en «2°.».

c. Voor de tekst met de aanduiding «1°.» (nieuw) wordt ingevoegd:

  • a. ingeval het een recht betreft als bedoeld in artikel 10a: hetgeen op grond van dat artikel tot het loon zou hebben behoord indien hij dat recht op het tijdstip van beëindiging van de dienstbetrekking zou hebben uitgeoefend;

  • b. ingeval het een recht betreft als bedoeld in artikel 10b:.

2. In subonderdeel 2 wordt «de artikelen 10a» vervangen door «de artikelen 10a, 10b».

VI

In artikel II wordt «met ingang van 1 januari 2023» vervangen door «op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip».

Toelichting

Het wetsvoorstel heeft tot doel om start-ups en scale-ups te helpen die niet over voldoende financiële middelen beschikken om dergelijk personeel een concurrerend salaris te bieden. Daarom acht de indiener het logisch om het wetsvoorstel te beperken tot in Nederland gevestigde bedrijven die hiervoor onvoldoende omzet genereren. Dit amendement regelt dat de werking van het wetsvoorstel wordt beperkt tot juist die bedrijven. De hoogte van de maximale omzet kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld.

Om eventuele vragen rond staatssteun te kunnen onderzoeken moet de regeling ter goedkeuring kunnen worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Het is niet waarschijnlijk dat die goedkeuring voor 1 januari 2023 wordt verkregen. Om die reden wordt voorgesteld de inwerkingtreding bij koninklijk besluit te laten plaatsvinden. Dat koninklijke besluit kan dan worden vastgesteld indien en nadat die goedkeuring is verkregen.

Alkaya

Naar boven