35 926 Homogene Groep Internationale samenwerking 2022 (HGIS-nota 2022)

Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 juni 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 18 mei 2022 over het Jaarverslag 2021 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) (Kamerstuk 35 926, nr. 3).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Westerhoff

1

Functioneert de consulaire dienstverlening weer volledig als voor de COVID-19 crisis?

Antwoord

Ja, de consulaire dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland functioneert over het algemeen weer als vóór de coronacrisis en is zelfs uitgebreid via Nederlandwereldwijd (onder andere DigID aanvragen op afstand). Op sommige locaties, zoals in China, is vanwege voortdurende COVID beperkingen de dienstverlening nog beperkt. Ook heeft het conflict in Oekraïne invloed op de dienstverlening in die regio.

Visumverlening voor kort verblijf is thans in een herstartfase, waarbij de besliscapaciteit geleidelijk weer wordt opgeschaald naar het pre-COVID niveau. Het streven is de jaarlijkse productie eind dit jaar op 80% ten opzichte van 2019 te hebben.

2

Wat is het perspectief voor de overige rechtszaken bij het Special Tribunal for Lebanon?

Antwoord

Vanwege de ernstige financiële problemen heeft het Special Tribunal for Lebanon (STL) vorig jaar besloten de drie gerelateerde zaken op te schorten. Aangezien het STL blijft kampen met financiële problemen, lijkt het onwaarschijnlijk dat hier verandering in komt.

3

Op welke manier is er in het kader van migratie en migratiesamenwerking ingezet op het maken van terugkeerafspraken met derde landen?

Antwoord

Het realiseren van terugkeer van personen zonder rechtmatig verblijf is een essentieel onderdeel in het functioneren van het Nederlandse en Europese asielsysteem. Nederland spreekt derde landen dan ook met regelmaat aan op hun verantwoordelijkheid voor het terugnemen van de eigen onderdanen. Dit gebeurt onder andere in het kader van bredere migratiedialogen via bilaterale, Europese en multilaterale kanalen. Om te komen tot afspraken over terugkeer kunnen daarnaast ook verschillende instrumenten worden aangewend, bijvoorbeeld visumfacilitatie en visumliberalisering afspraken in Benelux en EU verband en negatieve of positieve visummaatregelen onder art 25 bis van de EU Visumcode.

4

Voor welke specifieke projecten of omstandigheden is de hogere bijdragen aan het VN-fonds voor humanitaire hulp en de Dutch Relief Alliance gebruikt?

Antwoord

De additionele middelen voor het Central Emergency Response Fund (CERF) zijn ongeoormerkt en worden ingezet daar waar de noden het hoogst zijn. De grootste bijdragen uit dit fonds kwamen in 2021 ten goede aan de humanitaire respons in Afghanistan, Ethiopië en Zuid-Soedan. De additionele middelen voor de Dutch Relief Alliance zijn ingezet voor acute noodhulp in Tigray. Tevens werden de middelen ingezet om meer mensen te bereiken via de bestaande langdurige responses in o.a. Syrië, Jemen en DRC.

5

Waar is het extra vrijgekomen geld voor humanitaire hulp door de terugtrekking van inzetbare gedelegeerde middelen in Kaboel specifiek naartoe gegaan?

Antwoord

Van het extra vrijgekomen geld is EUR 20 miljoen ingezet voor het Afghanistan Humanitarian Fund (AHF). Het AHF wordt beheerd door VN OCHA. VN-hulporganisaties en ngo’s kunnen een beroep doen op middelen uit dit fonds voor noodhulpverlening aan de Afghaanse bevolking, zoals voedselhulp en onderdak. De overige EUR 3,5 miljoen van de vrijgekomen middelen werd ingezet voor het Regionale Vluchtelingenplan van UNHCR, ter ondersteuning van de opvang van Afghaanse vluchtelingen in de buurlanden.

6

Welke vertraging heeft er plaatsgevonden voor projecten voor consulaire informatiesystemen? Wat zijn hiervan de gevolgen?

Antwoord

Als gevolg van COVID-19, krapte op de arbeidsmarkt, nieuwe wettelijke vereisten en technische tegenvallers heeft de ontwikkeling van informatiesystemen voor de digitalisering van het Schengen visumproces het afgelopen jaar extra vertraging opgelopen. Als gevolg hiervan zijn de kosten in 2021 met EUR 9,3 miljoen toegenomen. De totale kosten van de volledige digitalisering en vernieuwing van alle IT-systemen die worden ingezet voor het aanvragen en verstrekken van visa en reisdocumenten komt daarmee op EUR 38 mln. Gevolg is ook dat het huidige visumsysteem NVIS, dat verouderd is, langer in gebruik gehouden moet worden.

7

Wat zijn de huidige streefcijfers op SDG2 (Geen Honger)? Met hoeveel zouden de streefcijfers moeten worden bijgesteld vanwege de door de COVID-pandemie toegenomen armoede om de bijdrage aan SDG2 (Geen Honger) te halen?

Antwoord

Conform de kamerbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet» (Kamerstuk 33 625, nr. 280) ambieert het kabinet de volgende bijdrage aan SDG 2:

  • 1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen jonge kinderen over de periode 2016–2030.

  • 2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016–2030.

  • 3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.

Deze streefwaarden zijn een schatting, door de relatieve internationale draagkracht van Nederland te vertalen naar een evenredige bijdrage aan de oplossing van de betreffende mondiale problematiek, uitgaande van de cijfers van destijds. Sindsdien is ondervoeding wereldwijd aan het stijgen als gevolg van armoede, klimaatopwarming, binnenlandse conflicten en COVID-19, de afgelopen jaren verder oplopend door stijgende energie-, kunstmest en voedselprijzen en recent verder aangewakkerd door de Russische oorlog tegen Oekraïne. Een herberekening van de streefwaarde voor de Nederlandse bijdrage aan het uitbannen van honger en ondervoeding, op basis van de meest actuele cijfers, zou nu circa 20% hoger uitvallen. Echter, het kabinet houdt vast aan de lange termijn ambitie zoals hierboven geformuleerd voor de periode 2016–2030, met als einddoel realiseren van SDG2 in 2030, ongeacht schommelingen in de lijn daar naar toe gedurende die periode.

8

Waaruit bestaat het verschil tussen de EUR 61,343 miljoen en de EUR 58,918 miljoen? Welke uitgaven aan humanitaire hulp zijn non-ODA?

Antwoord

Het mutatiebedrag van EUR 61,343 miljoen bestaat uit een ODA-deel en een non-ODA deel. Het bedrag van EUR 58,918 is het ODA deel van de mutatie en het verschil bestaat uit het non-ODA deel ad EUR 2,425 miljoen.

9

Kunt u een overzicht geven van de mutaties van de afgelopen vijf jaar die plaats hebben gevonden in de budgetregel 4.1 «humanitaire hulp»?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mutaties die de afgelopen 5 jaar hebben plaats gevonden in de budgetregel 4.1 «humanitaire hulp»:

bedragen x EUR 1.000

2017

2018

2019

2020

2021

Stand Ontwerpwet

220.017

205.191

370.017

370.017

370.017

Amendementen etc.

0

140.000

10.000

0

5.000

Stand vastgestelde begroting

220.017

345.191

380.017

370.017

375.017

Mutatie eerste suppl.

174

17.000

0

43.300

0

Stand eerste suppl.

220.191

362.191

380.017

413.317

375.017

Mutatie tweede suppl.

26.000

14.100

10.600

52.165

45.500

Stand tweede suppl.

246.191

376.291

390.617

465.482

420.517

Stand realisatie

261.906

377.391

386.951

470.807

431.360

De toelichtingen op de mutaties zijn terug te vinden in de bijbehorende begrotingsstukken van de betreffende jaren, te weten de ontwerpbegroting, de eerste suppletoire begroting, de tweede suppletoire begroting en het jaarverslag.

10

Wat kan er worden gezegd over de impact van private klimaat financiering, zowel op het gebied van klimaat als voor ontwikkeling en armoedebestrijding?

Antwoord

De activiteiten die private klimaatfinanciering mobiliseren zijn onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en zijn daarmee primair gericht op de beleidsdoelen van ontwikkeling, armoedebestrijding en gelijkheid. Jaarlijks wordt geïnventariseerd hoeveel private financiering is gemobiliseerd, met verschillende publieke instrumenten: bilaterale programma’s, multi-donor fondsen, multilaterale fondsen en, voor het belangrijkste deel, via onze bijdragen aan de multilaterale ontwikkelingsbanken.

Volgens een in 2021 door de IOB gepubliceerde evaluatie ging in 2019 bijna de helft van de publieke klimaatfinanciering die private financiering mobiliseerde naar lage inkomenslanden. Bovendien ging ook bijna de helft, in lijn met de beleidsdoelstellingen, naar klimaatadaptatie.

Omdat mobilisatie van private klimaatfinanciering plaatsvindt via een veelvoud aan nationale, multinationale en internationale instrumenten, en ook meerdere beleidsdoelen, landen en sectoren betreffen, zijn specifieke resultaten en impact op klimaatactie, armoedebestrijding en gelijkheid niet eenvoudig onder één noemer te vangen. In de resultatenrapportage voor 2021 wordt activiteiten van het Access to Energy Fund als voorbeeld uitgelicht. Op de website van het Dutch Fund for Climate and Development worden verschillende projecten uitgebreid beschreven, waar gemobiliseerde private financiering door dit fonds wordt ingezet.

11

Wat kan er worden gezegd over effecten van private klimaatfinanciering op gelijkheid, met name voor wat betreft de kosten en baten van adaptatie?

Antwoord

Zie beantwoording vraag 10.

12

Welke lessen worden geleerd van de business case voor adaptatiefinanciering?

Antwoord

Door klimaatfinanciering te benaderen als integraal onderdeel van ontwikkelingssamenwerking valt de business case voor adaptatiefinanciering grotendeels samen met de business case voor economische sectoren die bijdragen aan klimaatadaptatie, zoals water en landbouw/landgebruik. Klimaatadaptatie wordt dan vanaf de ontwerpfase in projecten verankerd.

Het Dutch Fund for Climate and Development is specifiek gericht op de business case voor adaptatiefinanciering, en financiert private projecten in de sectoren water en landgebruik. De eerste ervaringen met het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) wijzen uit dat er ook voor klimaatadaptatie business cases bestaan.

Naast de business case voor klimaatadaptatie in concrete projecten draagt Nederland ook bij aan benodigd flankerend overheidsbeleid, zoals het ondersteunen van overheden in het ontwikkelen en uitvoeren van nationale adaptatieplannen, via het Least Developed Country Fund (LDCF).

Klimaatadaptatiefinanciering is altijd wel maatwerk en vergt, zo stelt ook IOB in eerder genoemde evaluatie, een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten, «loketten», voor de ontwikkeling van initiatieven met een relatieve hoge overheidsbijdrage naar opschaling met een hogere commerciële bijdrage.

13

Welke basis vanuit het jaar 2021 wordt genomen voor de asieltoerekening voor het jaar 2022? Wordt de EUR 302,637 miljoen als basis genomen of de EUR 388,687 miljoen?

Antwoord

De ODA-asieltoerekening eerstejaarsopvang is gebaseerd op de Meerjaren Productie Prognose (MPP). De MPP voorziet in een prognose die vijf jaar vooruitkijkt en wordt minimaal elk half jaar herijkt. De MPP vormt de basis voor de verwachte asieltoerekening in 2022. Op moment van schrijven is voor de ODA-toerekening eerstejaarsopvang asielzoekers uit DAC-landen in 2.022 EUR 560,4 miljoen begroot (stand 1ste suppletoire begroting 2022). De definitieve asieltoerekening voor 2022 zal bij het BHOS-jaarverslag 2022 bekend zijn.

Naar boven