35 926 Homogene Groep Internationale samenwerking 2022 (HGIS-nota 2022)

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 november 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 21 september 2021 inzake de Homogene Groep Internationale Samenwerking 2022 (Kamerstuk 35 926, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 november 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

De griffier van de commissie, Van Toor

1

Hoe groot is de besteding zowel in euro's als percentage van het totaal van ODA (officiële ontwikkelingshulp)-middelen per kanaal dat wil zeggen bilateraal, multilateraal, bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, en dergelijke?

De meest recente volledige jaarcijfers over de ODA-uitgaven per kanaal hebben betrekking op 2020 en staan in onderstaande tabel. De bedragen zijn afgerond op miljoenen Euro’s:

 

2020

 

Kanaal

Realisatie

Percentage

Overheden in partnerlanden

68

1,4%

Overheden van derde landen («delegated-cooperation»)

26

0,5%

Nederlandse overheid1

193

4,1%

Maatschappelijke organisaties

857

18,0%

Publiek private samenwerking en netwerken

125

2,6%

Multilaterale instellingen

1.970

41,5%

Onderzoeksinstellingen

162

3,4%

Bedrijven

247

5,2%

Overig

3

0,1%

Subtotaal kanalen

3.651

76,8%

Toerekeningen (EU, asiel en apparaatsuitgaven), schuldkwijtschelding Somalië en ODA buiten de HGIS

1.100

23,2%

Totaal generaal

4.751

100,0%

X Noot
1

Onder ODA-uitgaven via het Nederlandse overheidskanaal worden de uitgaven verstaan die verstrekt worden aan onderdelen van de overheid zoals voor uitvoeringskosten van programma’s die via RVO lopen, het Climate Investor One programma via FMO en het Kadaster. Daarnaast omvat deze post ook de uitgaven welke ontstaan als gevolg van koersverliezen op ODA-uitgaven waarvan de verplichting is aangegaan in buitenlandse valuta. In de regel is dit de USD.

2

Hoeveel Nederlands geld is er in totaal sinds 2016 aan de Roundtable for Responsible Soy uitgegeven, inclusief de gelden van het zogenaamde Soy Fast Track Fund (SFTF) van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en hoe zijn deze kosten verdeeld over de begrotingen van verschillende ministeries?

In de genoemde periode is geen overheidsbijdrage gegeven aan de Roundtable for Resonsible Soy (RTRS), behalve EUR 250 voor het jaarlijkse lidmaatschap voor RTRS door het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Deze middelen zijn beschikbaar gesteld vanuit begrotingsartikel 1 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS), Duurzame Economische Ontwikkeling, Handel en Investeringen.

3

Is het waar dat de beloofde levering van vaccins aan het COVAX initiatief achterblijft? Met hoeveel vaccins loopt dit achter? Wat is de verwachte termijn en wanneer zal de achterstand worden ingehaald?

Wereldwijd zijn volgens de ACT-A commitment tracker 1,4 miljard vaccindoses gecommitteerd, waarvan 154 miljoen vaccindoses zijn geleverd. COVAX beoogt tot en met maart 2022 1,3 miljard vaccindoses te kunnen afleveren in de 92 lage- en lage-middeninkomenslanden. Dat is drie maanden later dan aanvankelijk gepland.

Nederland heeft aangekondigd voor het einde van dit jaar 27 miljoen vaccindoses te doneren, waarvan 21 miljoen vaccindoses via COVAX. Inmiddels zijn hiervoor zogenaamde donation commitments getekend. Vaccins worden rechtstreeks geleverd van de producent aan het ontvangende land. COVAX rekent vier tot zes weken tussen het tekenen van een donation commitment en daadwerkelijke aflevering.

4

Welke trends hebben zich versneld of duidelijker gemanifesteerd? Wat zijn daar de gevolgen van?

Er is een aantal ontwikkelingen zichtbaar. Zo hebben trends op het gebied van digitalisering en technologische ontwikkeling zich tijdens de COVID-19 crisis duidelijker gemanifesteerd. The Global Risks Report 2021 van het World Economic Forum wijst erop dat COVID de vierde industriële revolutie met de digitalisering van menselijke interactie heeft versneld. Daarnaast is het zichtbaarder geworden dat het huidige multilaterale systeem onder druk staat en het een uitdaging is om met gemeenschappelijke oplossingen te komen. De pandemie leidde voorts wereldwijd tot een protectionistische reflex. Dit heeft als gevolg dat Europese lidstaten de kwetsbaarheid van waardenketens scherper tegen het licht zijn gaan houden. Tot slot zijn de economische gevolgen van de COVID-19 crisis ongelijk verdeeld. Zo zijn minder welvarende landen in onder meer Sub-Sahara Afrika harder geraakt door deze pandemie en is de schuldenlast van deze landen toegenomen, hetgeen het risico van toenemende ongelijkheid in zich draagt.

5

Welke blijvende impact op de internationale verhoudingen als gevolg van de COVID-19 pandemie verwacht u?

Het is lastig hierop een eenduidig antwoord te geven omdat sommige effecten zich pas later zullen uitkristalliseren. Het internationale systeem beschikt eveneens over een zekere weerbaarheid waardoor niet met zekerheid te zeggen is welke impact blijvend is. Het is duidelijk dat de verhouding tussen de Verenigde Staten en China verder is verscherpt en dat de komende jaren de competitie tussen beide grootmachten waarschijnlijk verder zal toenemen. Er lijkt sprake van een verhardende machtscompetitie waarbinnen veel beleidsterreinen worden vervlochten en geïnstrumentaliseerd. Naast traditionele veiligheidskwesties geldt dat primair voor handel en technologie, maar ook voor zaken als waarden, migratie en grondstoffen. In hoeverre er sprake van een blijvende impact van COVID op de relatie tussen Noord en Zuid zal zijn hangt af van de vraag of het lukt om de kloof tussen welvarende en ontwikkelingslanden niet te laten groeien zodat het belang van multilaterale samenwerking op veel belangrijke dossiers (klimaatverandering, handel, migratie) ook voor deze landen evident blijft. Tot slot is de ambitie van de EU om het externe optreden in de wereld te versterken na de COVID-pandemie verder toegenomen. Daar hoort eveneens het nastreven van «open strategische autonomie» bij.

6

Heeft u een tijdsindicatie wanneer de nationale exercitie om in kaart te brengen of en hoe het multilateralisme kan worden versterkt, beschikbaar zal zijn voor de Tweede Kamer?

Er wordt gestreefd naar kabinetsbespreking en -akkoord van deze notitie in de loop van 2022.

7

Kunt u de grootste risico’s voor het multilateralisme die u op dit moment identificeert uiteenzetten en toelichten hoe Nederland hier tegen optreedt?

De voorlopige inschatting is dat risico’s onder andere liggen op het terrein van uitholling, misbruik en ondermijning van bestaande mandaten van organisaties die actief zijn op het terrein van (mensen)rechten. Voorts wordt in toenemende mate waargenomen dat nationale beleidsprioriteiten door VN-lidstaten op oneigenlijke wijze worden opgelegd aan of slinks ingevoerd bij multilaterale organisaties. Bij belangrijke multilaterale stemmingen en andere besluitvorming wordt een toenemend transactioneel gedrag waargenomen, waarbij sommige landen de facto stemmen inkopen bij derde landen. Dit laatste speelt ook bij belangrijke kandidaturen van sommige lidstaten.

8

Bestaan er reeds eerste resultaten van de nationale exercitie om in kaart te brengen of en hoe het multilateralisme kan worden versterkt? Zo nee, wanneer verwacht u de Kamer hierover te kunnen informeren?

De resultaten worden bij het finaliseren van kabinetsbespreking en -akkoord van deze notitie- in de loop van 2022.

9

Hoe draagt Nederland bij aan de verplichte grensprocedure voor migranten die asiel aanvragen in de Europese Unie aan de buitengrenzen? Gaan er Nederlandse ODA-middelen naar de grensbewaking van de buitengrenzen zoals in Kroatië? Zo ja, hoeveel en via welk begrotingsartikel?

Momenteel wordt onderhandeld over het instellen van een verplichte grensprocedure aan de Europese buitengrenzen. Deze is momenteel nog niet van kracht. Er gaan geen ODA-middelen naar EU-lidstaten.

10

Kunt u het veranderende dreigingsbeeld in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) van 2018–2022 toelichten?

Uw Kamer is geïnformeerd over het veranderende dreigingsbeeld, onder andere via de tussenrapportage Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS) in 2020 (Kamerstuk 33 694, nr. 57). Daarin stelde het kabinet vast dat dreigingen meer divers en onvoorspelbaar van aard zijn geworden met toegenomen verwevenheid van dreigingen. Er zijn nieuwe vormen van conflict, die zich ook meer in valuta, technologie, economische druk, informatie en data manifesteren. Ook de verschuiving van geopolitieke machtsverhoudingen zet door. Terwijl landen als bijvoorbeeld Rusland, Turkije en India zich nadrukkelijker roeren op het wereldtoneel, uit deze trend zich juist sinds het verschijnen van de GBVS ook zeer sterk in de toegenomen spanningen tussen de VS en China. Dit veranderende dreigingsbeeld zal een plek krijgen in de nieuwe Rijksbrede Veiligheidsstrategie.

11

Kunt u het volgende verder toelichten: «De tussenrapportage laat zien dat de analyse en strategische keuzes nog steeds actueel zijn, maar dat het dreigingsbeeld verandert.»

Zie antwoord op vraag 10.

12

Welke stappen gaat het Kabinet zetten in 2022 om te komen tot de genoemde migratiedoelen?

Zoals uw Kamer bekend zet het kabinet zich continu in om te komen tot een robuust, voorspelbaar, crisisbestendig en betrouwbaar migratiemanagementsysteem in de Europese Unie. De onderhandelingen over het migratie- en asielpact zijn daar een belangrijk onderdeel van. Nederland stelt zich hierin constructief op, met oog voor de balans tussen solidariteit en verantwoordelijkheid. Verder denkt Nederland samen met andere EU-lidstaten actief mee over het meer crisis- en toekomstbestendig maken van de Schengenzone. Uw Kamer wordt hierover doorlopend geïnformeerd via de geannoteerde agenda en verslagen van de diverse JBZ-Raden.

13

Wat is de reden dat het begrote bedrag voor «Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking» in 2022 15 miljoen euro lager is dan in 2021?

Het begrote bedrag voor «Opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking» is in 2.022 EUR 15 mln minder dan in 2021 omdat het begrote bedrag voor 2021 incidenteel is opgehoogd met in totaal EUR 15 mln. Dit betreft EUR 5 mln naar aanleiding van amendement met Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 11 van het lid Bouali cs. over opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio. Voorts gaat het om EUR 10 mln in 2021 voor cash assistance via UNHCR aan zwaar getroffen vluchtelingen en gastgemeenschappen in Libanon om in hun overlevingsbehoeftes te voorzien en hun weerbaarheid te vergroten.

14

Hoeveel middelen worden er binnen de HGIS aangewend in de bestrijding tegen cyberaanvallen, en hoe worden deze verdeeld?

De aanpak van het kabinet op het gebied van cybersecurity is vastgelegd in de Nederlandse Cybersecurity Agenda (NCSA) (Kamerstuk 26 643, nr. 536). Ter ondersteuning van de uitvoering van de maatregelen uit deze agenda heeft het kabinet een extra investering gedaan die oploopt tot 95 miljoen euro structureel. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begrotingen van zeven verschillende ministeries.

De bestrijding van cyberaanvallen berust primair bij de Ministeries van BZK, Defensie en JenV, meer in het bijzonder bij de AIVD (BZK), MIVD en Defensie Cyber Commando (Defensie), de NCTV en het NCSC (J&V). Verdeling en aanwending van die middelen is verantwoord via de begrotingen van deze ministeries. Via de HGIS-begroting worden middelen ingezet t.b.v. het internationaal cyberbeleid, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van internationale coalities op het gebied van strategische cyberveiligheid, internationale rechtsorde m.b.t. cyber en capaciteitsopbouw.

15

Wat is binnen het Makandra-programma de voortgang met betrekking tot visumvrij reizen tussen Nederland en de EU enerzijds en Suriname anderzijds?

Invoeren of afschaffen visumplicht voor derde landen is een EU-competentie. De Europese Commissie heeft de exclusieve bevoegdheid om onderzoek te doen naar – en voorstellen te doen voor – afschaffing visumplicht. Daarbij wordt per geval getoetst aan diverse criteria waaronder terugkeersamenwerking.

Het is in de eerste plaats aan Suriname zelf om de wens voor visumliberalisatie opnieuw op te brengen bij de Commissie. Tot op heden heeft de regering-Santokhi deze stap nog niet gezet. Nederland heeft de wens van Suriname al meerdere malen overgebracht aan de Commissie en is graag bereid om bij de Commissie aan te dringen op de start van een onderzoek als de huidige Surinaamse regering nogmaals een verzoek heeft ingediend. Ook heeft NL aangeboden om Suriname te assisteren bij de toegang tot verschillende EU-instellingen waaronder de Commissie.

Middels het Makandra-programma proberen Nederland en Suriname alvast voor te sorteren op de criteria waaraan Suriname waarschijnlijk zal gaan moeten voldoen. Zo is er met Makandra-middelen reeds een project gestart op het gebied van reclassering, en vinden er momenteel gesprekken plaats over een gezamenlijk project op het gebied van de terugkeersamenwerking.

16

Hoe oordeelt u over de mensenrechtensituatie bij meerdere leden van de Raad van Europa, zoals bijvoorbeeld Azerbeidzjan? En hoe zorgt Nederland er voor dat deze landen meer vooruitgang boeken op dit gebied?

Binnen de Raad van Europa verschilt de mensenrechtensituatie van land tot land. In een aantal lidstaten is deze situatie zorgwekkend. Azerbeidzjan is één van die landen waarover bij de regering zorgen bestaan.

Bevordering van mensenrechten is, zoals bekend, een prioriteit van het Nederlands buitenlandbeleid. Nederland probeert daarom in bilateraal, EU-, OVSE- en Raad van Europa-verband bij te dragen aan een verbetering van de mensenrechtensituatie in o.a. de lidstaten van de Raad van Europa waarover zorgen bestaan.

Dit gebeurt via dialoog, zowel bilateraal als multilateraal, maar ook via concrete ondersteuning aan het maatschappelijk middenveld dat op dit vlak belangrijk werk verricht. Daarnaast spreekt Nederland binnen de Raad van Europa deze landen aan op de tenuitvoerlegging van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

17

Wat is het standpunt van de regering op het vraagstuk rondom corruptie bij de Raad van Europa en de oprichting van een permanent onderzoeksinstituut die corruptie en integriteitsschandalen bij de Raad van Europa kan onderzoeken?

Corruptiepraktijken binnen de Raad van Europa kunnen de kernwaarden, en daarmee de geloofwaardigheid, van de organisatie schaden.

De regering heeft een positieve grondhouding t.a.v. een eventuele oprichting van een orgaan dat corruptie en integriteitsschandalen bij de Raad van Europa kan onderzoeken.

18

Hoe kan de culturele sector en de creatieve industrie bijdragen aan de Sustainable Development Goals?

Een van de doelstellingen van het internationaal cultuurbeleid 2021–2024 is het bijdragen aan het behalen van de SDG’s, vanuit de overtuiging dat de culturele en de creatieve sectoren kansen bieden om een innovatieve bijdrage te leveren aan de agendering en bevordering daarvan. Ontwerp zorgt voor economische groei en voegt een betekenisvolle dimensie toe aan de aanpak van mondiale uitdagingen, zoals duurzaamheid, klimaatverandering en de kwaliteit van de leefomgeving. Vooral voor SDG 11 (veilige en duurzame steden, en het beschermen van het erfgoed van de wereld) en SDG 16 (rechtvaardige, vreedzame en inclusieve samenlevingen) zijn er goede ervaringen door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie opgedaan om de creatieve industrie te betrekken, in samenwerking met lokale partners. Nederland kan door de opgebouwde kennis en netwerken een waardevolle bijdrage leveren aan deze agenda.

Essentiele waarden als vrijheid van meningsuiting, tolerantie en diversiteit zijn een grondrecht in Nederland en deel van de internationale culturele samenwerking. Het Prins Claus Fonds heeft ruime ervaring om juist in de gebieden en op thema’s waar culturele expressie onder druk staat, ruimte te bieden aan verschillende en vernieuwende perspectieven. Het Cultural Emergency Relief programma, dat in 2022 zelfstandig naast het PCF komt te staan, draagt bij aan de SDG’s met de aandacht voor (bedreigd) erfgoed in crisisgebieden.

Om kunstenaars en ontwerpers uit te nodigen nieuwe denkwijzen en innovatieve oplossingen uit te werken en hun netwerken te versterken, worden gerichte oproepen worden uitgezet. Een voorbeeld is het programma Building Beyond, van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en het Prins Clausfonds, waarbij Afrikaanse kunstenaars, ontwerpers en creatieve professionals worden uitgenodigd om innovatieve oplossingen te bedenken voor de uitdagingen waar grote (Afrikaanse) steden mee te maken hebben.

19

Kunt u het volgende verder toelichten: «Daarbij ziet het kabinet een rol voor zowel de private sector en maatschappelijke organisaties als voor overheden.»?

De Nederlandse inzet op verduurzaming van wereldwijde handelsketens is breed en integraal. Deze inzet is beschreven in de beleidsnota «Investeren in perspectief» (hoofdstuk 3.4.0) (Kamerstuk 34 952, nr. 1). Hierbij gaat het om verschillende instrumenten en activiteiten, met bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties, hier en in ontwikkelingslanden, vrijwillig en verplichtend.

Specifiek wordt in het kader van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) van bedrijven verwacht dat zij de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen) en de Guiding Principles on Business and Human Rights (UNGP’s) naleven. Overheden hebben onder de OESO-richtlijnen en UNGP’s de verantwoordelijkheid om deze naleving te bevorderen. Het kabinet zet hierbij in op een mix van elkaar versterkende maatregelen (Kamerstuk 26 485, nr. 337). Een kernelement van deze mix is een brede, gepaste zorgvuldigheidsverplichting, die bij voorkeur op Europees niveau wordt ingevoerd. Het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten (NAP), wat begin 2022 gepubliceerd zal worden, zal verdere invulling geven aan deze verantwoordelijkheid. Naast IMVO en het NAP zet Nederland in op politieke dialoog met productielanden, in de EU en op de samenwerking met het bedrijfsleven voor sectortransformatie. Ook stimuleert het kabinet samenwerking tussen bedrijven, het maatschappelijk middenveld en de overheid om te werken aan het oplossen van complexe problemen in waardeketen. Een voorbeeld is de samenwerking binnen het Dutch Initiative on Sustainable Cocoa (DISCO) waarin wordt samengewerkt aan een duurzame cacao-industrie. Tot slot is een belangrijk instrument van het beleid de financiering van programma’s en organisaties (NGO’s en andere uitvoerders), zowel ten behoeve van het verbeteren van productie praktijken- en omstandigheden als van het versterken van het maatschappelijk middenveld in die landen. Deze inzet, en de daaruit voortvloeiende maatregelen en interventies, moeten uiteindelijk bijdragen aan systeemverandering die ontwikkelingsrelevant is.

20

Wat wordt er verstaan onder «het vergroten van de weerbaarheid van de EU»?

Bij het vergroten van de weerbaarheid van de EU gaat om het in staat stellen van de EU om haar publieke belangen te borgen, zodat de EU in staat is externe invloeden, (economische) schokken of ontwikkelingen te adresseren zonder dat dit haar vermogen om publieke belangen te borgen op cruciale wijze beperkt. In relatie tot handelsbeleid gaat het bijvoorbeeld om het vergroten van het vermogen van de EU om, wanneer geconfronteerd met oneerlijke handelspraktijken, haar belangen na te streven en rechten af te dwingen. Hierbij is het voor het kabinet essentieel dat de voordelen van het open internationaal handelsstelsel behouden blijven. Ook het mitigeren van de risico’s van ongewenste eenzijdige afhankelijkheden is een belangrijk onderdeel van het vergroten van de weerbaarheid van de EU. EU handelsbeleid kan hierbij als ondersteunend instrument dienen, bijvoorbeeld door diversificatie van handelspartners te faciliteren.

21

Hoe gaat u zich inzetten om «een internationaal gelijk speelveld voor het bedrijfsleven» te creëren?

Het kabinet zet zich in EU-verband actief in voor een gelijk speelveld ten opzichte van derde landen, met het doel om zowel binnen de interne markt als daarbuiten Europese en niet-Europese ondernemingen onder vergelijkbare voorwaarden met elkaar te laten concurreren. Deze inzet wordt zowel op multilateraal niveau gepleegd, door het streven naar modernisering van de regels van de Wereldhandelsorganisatie, als via wetgevende instrumenten van de Europese Unie.

Momenteel wordt gewerkt aan twee Europese wetsvoorstellen die beogen om een gelijk speelveld tussen Europese bedrijven en derde landen te borgen. De Europese Commissie heeft in mei het wetsvoorstel buitenlandse subsidies gepresenteerd om de verstorende effecten van buitenlandse subsidies uit derde landen op de interne markt te kunnen onderzoeken, en daartegen maatregelen te kunnen nemen. Nederland zet zich hierbij in voor een effectief instrument met als doel om een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie op de Europese interne markt te borgen (BNC-fiche wetsvoorstel buitenlandse subsidies, Kamerstuk 22 112, nr. 3126). Ook zet Nederland in op spoedige totstandkoming van het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI), met het doel om meer wederkerigheid op markten voor overheidsopdrachten in derde landen te bewerkstelligen.

22

Kunt u het onderzoek naar strategische afhankelijkheden in waardeketens en het behoud van toegang tot strategische goederen en diensten verder toelichten? Wanneer kunt u de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren?

In antwoord op de moties van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26); Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 663 nr. 15) en Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383), zal uw Kamer deze herfst een brief toegaan. Hierin worden onder meer de uitkomsten van het CBS-onderzoek naar goederen- en diensteninvoer verder toegelicht.

23

Kan een overzicht worden gegeven van de Nederlandse bijdrage aan COVAX met datum, aantal vaccins en de daaraan gekoppelde middelen? Hoe is de laatste bijdrage van 27 miljoen vaccins van 30 september 2021 verwerkt in de begroting?

Vanuit de BHOS begroting is in 2020 (Kamerstuk 35 300 XVII) en 2021 (Kamerstuk 35 570 XVII) 70 miljoen EUR bijgedragen aan COVAX. Voor 2022 (Kamerstuk 35 925 XVII) is in de BHOS begroting nog eens 20 miljoen EUR hiervoor gereserveerd. Met deze bijdrage wordt COVAX in staat gesteld zelf vaccins aan te kopen.

De bijdrage in natura van 27 miljoen vaccindoses betreft reeds door Nederland aangekochte vaccins. De kosten hiervan zijn verwerkt in de VWS begroting.

Van deze bijdrage zullen 21 miljoen vaccindoses via COVAX worden gedoneerd. Nederland heeft op medio oktober donation-commitments getekend waarin is aangegeven dat alle nog te ontvangen doses van het AstraZeneca vaccin (circa 7,8 miljoen doses) en alle nog te ontvangen doses uit de contracten met BionTech Pfizer voor 2021 (circa 2,8 miljoen doses) worden gedoneerd aan COVAX. Verwachting is dat op korte termijn ook een dergelijke commitment kan worden getekend voor de nog te ontvangen doses Janssen (circa 7 miloen doses).

De EU brede donation-agreement voor Moderna is nog niet gereed en volgt naar verwachting in november dit jaar.

Nederland heeft daarnaast 1,5 miljoen vaccindoses bilateraal gedoneerd aan Suriname, Kaapverdië, Namibië en Indonesië. Verwachting is dat er dit jaar nog eens 4,5 miljoen vaccindoses aan Indonesië zullen worden gedoneerd.

24

Klopt het dat er minder middelen naar het personeel en materieel op de posten gaat in 2022 dan in 2021? Wat verklaart deze daling?

Ja dat klopt. De tabel op pagina 36 van de HGIS-nota betreffen alle apparaatskosten, waaronder het postennet. Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting van Buitenlandse Zaken is het apparaatsbudget van Buitenlandse Zaken in 2021 (Kamerstuk 35 850 V) incidenteel verhoogd door de toevoeging van eindejaarsmarge en extra verwachte verkopen van vastgoed. De opbrengsten van de verkopen van vastgoed worden gebruikt om investeringen in de vastgoedportefeuille in het kader van de huisvestingsstrategie te financieren. Door de incidentele verhoging in 2021 is er een daling te zien in 2022.

25

Hoeveel middelen zouden aan het ODA budget moeten worden toegevoegd om in 2022 minstens op 0,59% te komen?

Om in 2022 op een ODA-prestatie van 0,59% BNI uit te komen zou EUR 498 miljoen moeten worden toegevoegd.

26

Hoeveel middelen zouden aan het ODA budget moeten worden toegevoegd om in 2025 minstens op 0,7% te komen?

Om op een ODA-prestatie van 0,7% BNI uit te komen zou structureel een budget van EUR 1,4 miljard per jaar moeten worden toegevoegd. Zie onderstaande grafiek voor de details.

Bedragen in miljoenen euro

2022

2023

2024

2025

2026

Netto ODA-stand bij MJN 2022

4.782

5.062

5.241

5.468

5.678

ODA-prestatie o.b.v. MEV (MJN 2022)

0,53%

0,55%

0,55%

0,56%

0,56%

Netto ODA-stand 0,70% bni

6.264

6.476

6.679

6.883

7.093

waarvan benodigde intensivering (naar 0,70% bni)

1.482

1.414

1.438

1.415

1.415

27

Hoe kan de technische bezuiniging aangaande de ESA-2010 en de EKI-reservering terug worden gedraaid? Kan deze 414 miljoen euro dan structureel worden ingezet voor verschillende begrotingsartikelen?

Ten tijde van Rutte-II is het ODA-budget niet gecompenseerd voor de verwerking van ESA-2010 (een verlaging van ongeveer EUR 264 miljoen per jaar) en is de EKI-reservering geschrapt (EUR 150 miljoen per jaar). Deze bezuinigingen terugdraaien vergt een structurele budgetaanvulling van EUR 414 miljoen per jaar, die vervolgens kan worden ingezet op de verschillende begrotingsartikelen voor de uitvoering van BHOS-beleid.

28

Op welke manier worden publieke middelen ingezet om private klimaatfinanciering te mobiliseren?

Via publiek-private partnerschappen en publiek-private fondsen bevordert BHOS private klimaatinvesteringen in ontwikkelingslanden. Deze instrumenten zijn additioneel en/of complementair aan wat de markt kan aanbieden. Dat wil zeggen dat de overheid alleen projecten steunt die de private sector niet volledig zelf kan financieren, bijvoorbeeld door financieringsrisico’s af te dekken of het verstrekken van een (gedeeltelijke) garantie. Voorbeelden zijn het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), Climate Investor One (CIO), het Access to Energy Fund (AEF) en ook partnerschappen onder het Initiatief Duurzame Handel (IDH). Daarnaast spelen de multilaterale ontwikkelingsbanken een belangrijke rol bij het mobiliseren van private investeringen. Voor een volledig beeld van de klimaatrelevante private bijdragen verwijs ik graag naar de rapportage:

Mobilised private (climate & biodiversity) finance report 2020 | Report | Government.nl .

29

Kunt u uiteenzetten via welke sectoren in ontvangende landen private klimaatfinanciering wordt besteed?

Het grootste deel van de gemobiliseerde private klimaatfinanaciering wordt besteed aan energie en programma’s in landbouw, bosbouw en visserij. Ook bancaire en zakelijke dienstverlening, handel, voedselhulp en water en sanitatie zijn hier onderdeel van.

30

In welke landen wordt private klimaatfinanciering uitgegeven?

Van de private klimaatfinanciering die door de multilaterale ontwikkelingsbanken wordt gemobiliseerd (ongeveer de helft), kan op dit moment niet worden gespecificeerd in welke landen dit wordt uitgegeven omdat de gegevens op fonds- of programma-niveau beschikbaar worden gesteld. Een fonds of programma ondersteunt meestal diverse landen. De multilaterale ontwikkelingsbanken en de OESO werken sinds 2020 samen om de uitwisseling van informatie op landenniveau te verbeteren.

Van het deel waarvoor wel op landenniveau kan worden gespecificeerd, gaat het grootste deel naar lage inkomenslanden en lage middeninkomenslanden in Afrika en Azie. Een zeer beperkt deel gaat naar Zuid-Amerikaanse landen.

31

In welke percentage van de private klimaatfinanciering is «klimaat» een nevendoelstelling?

Een percentage van de private klimaatfinanciering waarvan «klimaat» een nevendoelstelling is, kan niet worden gegeven omdat dit niet door alle partners wordt gespecificeerd – waaronder de multilaterale ontwikkelingsbanken.

Naar boven