35 925 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2022

Nr. 151 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2022

Het kabinet heeft besloten het beschikbare budget voor de eenmalige energietoeslag te verhogen met 175 miljoen euro, van 679 miljoen euro naar 854 miljoen euro. In de voorjaarsnota zal dit nader worden toegelicht. Het betreft een ongedeeld budget voor de uitkeringskosten, aanvullende bijzondere bijstand en de uitvoeringskosten. Het bedrag van 854 miljoen euro zal via de meicirculaire van het gemeentefonds over gemeenten worden verdeeld.

Hiermee wordt invulling gegeven aan de financiële garantie aan gemeenten en hieronder beschreven aangenomen moties.

Bij motie van het lid Tony van Dijck1 is het kabinet verzocht opnieuw in overleg te treden met de VNG om te voorkomen dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag in het gedrang zou komen. Aanleiding voor deze motie was onder andere dat de VNG had aangegeven dat het huidige budget waarschijnlijk ontoereikend zou zijn. Bij motie van de leden Grinwis en Van Weyenberg2 is het kabinet verzocht om zo snel mogelijk in overleg te treden met de VNG en gemeenten om knelpunten te inventariseren, en als zou blijken dat gemeenten inderdaad niet afdoende budget hebben om huishoudens met lage inkomens tegemoet te komen, gemeenten de benodigde extra middelen toe te kennen. Aanleiding voor deze motie waren signalen vanuit gemeenten dat het beschikbaar gestelde budget niet afdoende zou zijn om de beoogde doelgroep tegemoet te komen. Bij de indiening van de moties op 30 maart jl. heb ik in reactie op de motie van de leden Grinwis en Van Weyenberg namens het kabinet gemeenten de garantie gegeven dat zij financieel worden gecompenseerd, indien zou blijken dat het aan gemeenten toegekende budget ontoereikend is voor verstrekken van een eenmalige energietoeslag van 800 euro aan de huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum.

Aan de financieringswijze via het gemeentefonds kleeft een financieel risico voor gemeenten, waarbij dat financiële risico voor gemeenten met de verhoging van het richtbedrag van de eenmalige energietoeslag van 200 euro naar 800 euro substantieel is toegenomen. Uit signalen is gebleken dat gemeenten vanwege dat financiële risico voor de gemeente terughoudend zijn bij de uitvoering van de eenmalige toeslag, blijkend uit de keuze van een aantal gemeenten voor een kleinere doelgroep dan de huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum of een lager bedrag dan de 800 euro. Ik begrijp die terughoudendheid vanwege het financiële risico voor gemeenten, maar acht die terughoudendheid bij de uitvoering van de eenmalige energietoeslag tegelijkertijd ongewenst, waarbij – zoals in de motie van de leden Grinwis en Van Weyenberg opgenomen – het bedrag van 800 euro voor de eenmalige energietoeslag leidend zou moeten zijn.

Ik ben gemeenten erkentelijk dat ze deze regeling uitvoeren. Met de verhoging van het budget bestaat er naar mijn oordeel geen rem meer op de doelstelling van het wetsvoorstel, namelijk het bereiken van zoveel mogelijk huishoudens met een laag inkomen met een eenmalige energietoeslag van 800 euro. Op deze wijze wordt ook bijgedragen aan de bevordering van een uniforme uitvoering, zoals die is vormgegeven in de landelijke richtlijnen. Hiermee bevorder ik ook, zoals opgenomen in de motie van het lid Tony van Dijck, dat de regeling eenduidig, snel en eenvoudig moet kunnen worden uitgevoerd en gecommuniceerd naar de inwoners. Nu de financiële randvoorwaarden zijn ingevuld, vertrouw ik erop dat gemeenten hun eventuele terughoudendheid laten varen en ook zo snel mogelijk daadwerkelijk gebruik zullen maken van hun bevoegdheid om alle huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum een eenmalige energietoeslag van 800 euro te verstrekken.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 35 925 XV, nr. 122.

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 XV, nr. 123.

Naar boven