Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-XIII nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-XIII nr. G |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2022
Klimaatverandering is dé uitdaging voor onze generatie. Onze aarde warmt op en we krijgen steeds vaker te maken met extreem weer. Dit bedreigt het leven van mensen, dieren en de natuur. We werken al hard om die snelle verandering af te remmen en uiteindelijk stop te zetten, maar de komende jaren gaat het roer nog verder om. Nederland gaat voor groen. Dat betekent dat we aan de slag gaan om de uitstoot van broeikasgassen flink verder te verminderen, totdat we in 2050 bij de nul uitkomen. Wij zijn het volgende generaties verplicht om een klimaatneutraal, fossielvrij en circulair Nederland over te dragen.
Met de klimaat- en energieparagraaf in het Coalitieakkoord zet het kabinet erop in om aan die verplichting te voldoen. Moeten we daar veel voor doen? Ja. Moeten we daar dingen voor laten? Absoluut. Met hier en daar een likje verf redden we het niet. Daarom pakken we het groter aan. Van de manier waarop we onze energie opwekken tot de manier waarop we ons huis verwarmen. Van hoe we reizen tot hoe onze industrie werkt. Van de manier waarop we bouwen tot de manier waarop we ons eten maken. We hebben daarbij meer oog voor slim gebruik van grondstoffen en de gezondheid van dieren en de natuur. En we maken groenere keuzes aantrekkelijker. We maken wijken aardgasvrij en leveren duurzame warmte aan woningen. We gaan voor nog meer wind- en zonne-energie, waarbij we allereerst inzetten op wind op zee en zon op dak. Voor energieopwekking op land zoeken we samen naar de beste plekken en zorgen we ervoor dat omwonenden kunnen profiteren van de winst. We bedenken manieren om de ruimte in ons kleine land het beste in te zetten voor zowel natuur, landbouw als wonen. De groene omslag van ons land is een grote opgave die van ons allen iets vraagt, maar wel een opgave die wij moeten en kunnen klaren.
Nederland is een welvarend land dat in de transitie naar een groene economie tot de kopgroep in Europa kan en wil behoren. Dat levert ook veel maatschappelijke voordelen op: een grotere biodiversiteit, een schonere lucht en groene banen. Daarom is het belangrijk dat we nu handelen. Deze aanpak kan slagen als huishoudens, gemeenschappen, (midden en klein) bedrijven en maatschappelijke organisaties, coöperaties, dorpen en steden in staat worden gesteld de duurzame omslag te maken. Nederland staat dus voor een grote opgave. Een opgave waar we nu stappen voor moeten zetten, terwijl tegelijkertijd corona al heel veel vraagt van mensen en ondernemers in onze samenleving. Daarom werkt het kabinet voor het klimaat- en energiebeleid ook intensief samen met de medeoverheden: gemeenten, provincies en de waterschappen. Het kabinet wil er daarom voor zorgen dat iedereen mee kan doen, dat de vervuiler betaalt en dat niemand achterblijft. Zo doen we recht aan de aarde, aan volgende generaties en aan elkaar.
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Minister voor Natuur en Stikstof, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK), de Minister van Financiën, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst (FB) en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over het proces en werkwijze rondom de uitwerking van het Coalitieakkoord het komende jaar en de wijze waarop regie en governance worden ingevuld. De Minister van I&W zal u dit voorjaar separaat informeren over de uitwerking het Coalitieakkoord op het gebied van klimaatadaptatie.
Nederland wil koploper zijn bij het tegengaan van de opwarming van de aarde. Nederland levert zijn bijdrage aan Europese doelen en zet zichzelf nationaal als doel om in 2030 ten minste 55% emissiereductie te realiseren ten opzichte van 1990. Conform het Coalitieakkoord richt het kabinet zich bij de uitwerking van beleidsmaatregelen op een emissiereductie van 60%. Daarmee wil het kabinet ervoor zorgen dat het nieuwe streefdoel voor 2030 in de Klimaatwet van –55% ten minste wordt gehaald. Uiterlijk in 2050 moet Nederland klimaatneutraal zijn.
In het Coalitieakkoord zijn maatregelen opgenomen die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen. In mei presenteert het kabinet onder regie van de Minister voor Klimaat en Energie de eerste uitwerking van het beleidsprogramma Klimaat en Energie. Hierin zal nader worden ingegaan op de uitwerking van maatregelen uit het Coalitieakkoord. Uitgangspunt hierbij is dat het beleidsprogramma Klimaat en Energie voortbouwt op het Klimaatakkoord en het Coalitieakkoord. Per sector dient een samenhangend beleidspakket van subsidiering, beprijzing en normering te ontstaan waarmee de doelen 2030 worden gerealiseerd en waarin rekening is gehouden met de lastengevolgen voor burgers en bedrijven. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de verschillende onderwerpen en welke bewindspersoon hiermee aan de slag gaat.
Het beleidsprogramma bevat een wetgevingsprogramma, waarmee we zicht houden op de totstandkoming van de benodigde wet- en regelgeving en de momenten waarop deze aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De financiële verwerking van het beleidsprogramma Klimaat en Energie zal zoveel als mogelijk al in de Voorjaarsnota en Miljoenennota van dit jaar meelopen. De uitwerking van de fiscale vergroeningsmaatregelen zal waar mogelijk meelopen in de besluitvorming over de lasten in dit voorjaar en in het Belastingplan 2023. Het beleidsprogramma zal ook ingaan op de dekking van uitvoeringskosten bij de rijksoverheid en medeoverheden.
Het kabinet zal de eerste uitwerking van het beleidsprogramma tijdig aanbieden aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zodat het in de Klimaat en Energieverkenning (KEV) 2022 een inschatting kan geven van het doelbereik van het door het kabinet geagendeerde beleid. Mocht de analyse van PBL daartoe aanleiding geven, dan zal het beleidsprogramma worden aangepast, evenals de indicatieve verdeling over sectoren. Het kabinet streeft ernaar reeds een concept-Klimaatnota gelijktijdig met de Miljoenennota aan de Tweede Kamer aan te bieden. Om dit te bewerkstelligen zal ik PBL vragen gegevens uit de Klimaat- en Energieverkenning eerder beschikbaar kunnen worden gesteld en de Tweede Kamer hierover informeren.
In het vervolg van deze brief zal ik nader ingaan op de verschillende onderdelen van het beleidsprogramma.
Het kabinet zal met een voorstel komen de Klimaatwet te wijzigen. Dit gebeurt in twee stappen. De eerste stap betreft een wijziging die op korte termijn noodzakelijk is om de Nederlandse Klimaatwet in lijn te brengen met de Europese Klimaatwet en het Coalitieakkoord (zie ook Kamerstuk 32 813, nr. 808). Het doel voor 2030 wordt aangepast: van 49% naar ten minste 55% inclusief landgebruik emissies. Het doel voor 2050 wordt aangescherpt van 95% CO2-reductie naar klimaatneutraliteit. Ik streef ernaar het wetsvoorstel voorjaar 2022 aan de Tweede Kamer aan te bieden.
In vervolg op deze eerste stap, bereid ik andere aanpassingen in de Klimaatwet voor. Het gaat om wijzigingen die voortvloeien uit het Coalitieakkoord, zoals het wettelijk verankeren van de positie van de op te richten wetenschappelijke adviesraad en stroomlijning van de beleidscyclus van de Klimaatwet met de begrotingscyclus. Ook zal het kabinet bezien of het met een voorstel komt om tussendoelen voor 2035 en 2040 in de Klimaatwet op te nemen. Bij het vaststellen van deze tussendoelen zal worden aangesloten bij het nieuwe Europese doel voor 2040 waarvoor de Europese Commissie in 2024 met een voorstel komt.
De maatregelen die zijn opgenomen in het Coalitieakkoord vormen het startpunt voor de uitwerking van het beleidsprogramma. Na de doorrekening van de beleidspakketten door PBL zal per sector een maximale uitstoot («restemissiedoel») voor 2030 worden vastgesteld. Voor de ESR-sectoren volgt daaruit een emissiebudget richting 2030 (aansluitend bij de Europese borgingsystematiek).
In het Coalitieakkoord is op basis van de voorgenomen klimaatmaatregelen per sector een hoge en lage inschatting gegeven van de reductie-effecten in 2030. Wanneer de in het coalitieakkoord genoemde effecten worden opgeteld, reiken deze maatregelen tot 49–62% reductie in 2030, afhankelijk van de wijze waarop maatregelen nu worden uitgewerkt door het kabinet.
Tabel 1 toont de indicatieve restemissies per sector die volgen uit de inschattingen van emissiereductie-effecten per maatregel in het Coalitieakkoord, rekening houdend met de doorwerking van reeds geagendeerd beleid uit het Klimaatakkoord. Deze verdeling van emissiereductie over de sectoren is nadrukkelijk niet definitief maar indicatief. De verdeling kan bij klimaatnota worden bijgesteld als de analyses van PBL in de KEV daartoe aanleiding geven.
Raming uitstoot 2030 KEV2021 (Mton) |
Doorwerking Klimaatakkoord (Mton) |
Indicatieve reductie Coalitieakkoord (Mton) |
Indicatieve restemissies 2030 (Mton) |
||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Midden |
Laag |
Hoog |
Laag |
Hoog |
Laag |
Hoog |
|
Gebouwde omgeving |
18,9 |
0,5 |
1,7 |
7,2 |
7,2 |
11,2 |
10,0 |
Landbouw |
25,6 |
0,7 |
0,7 |
6,0 |
6,0 |
18,9 |
18,9 |
Landgebruik |
3,5 |
0,8 |
1,7 |
2,7 |
1,8 |
||
Mobiliteit |
28,7 |
0,5 |
1,5 |
3,3 |
3,5 |
24,9 |
23,7 |
Industrie |
40,3 |
0 |
0 |
5,0 |
5,9 |
35,3 |
34,4 |
Elektriciteit |
21 – 8,1 |
0 |
0 |
0,5 |
2 |
20,5 |
6,1 |
Bandbreedte reductie t.o.v. 19901 (%) |
49%–62% |
Hierbij wordt aangesloten bij de bandbreedte die PBL hanteert in haar reflectie op het Coalitieakkoord.
De verantwoordelijke bewindspersonen gaan aan de slag met de uitwerking van de maatregelen opgenomen in het Coalitieakkoord. Daarmee moet een aanzienlijke reductie van Nederlandse broeikasgasemissie worden bereikt. Aangezien het doel van het kabinet is om beleid te richten op 60% wordt bij de uitwerking van de maatregelen gekoerst op een ambitieniveau in de uitwerking van het beleid dat aansluit bij «hoge reductie» in tabel 1. Ook de aanscherping van Europees beleid uit Fit-for-55 en uitwerking van maatregelen gericht op Circulaire Economie kunnen aan emissiereductie bijdragen.
Met het Coalitieakkoord is het klimaatbeleid niet klaar. Zo schrijft het PBL in zijn reflectie op het Coalitieakkoord dat vanwege mogelijke overlap tussen maatregelen en dubbeltellingen, de reductie enkele procentpunten lager kan uitvallen. Daarom zullen de verantwoordelijk bewindspersonen bij de uitwerking van het beleidsprogramma bezien welke aanvullende inspanningen denkbaar zijn om de indicatieve restemissies in de sectoren binnen bereik te brengen. Het kabinet zal het beleidsprogramma aanbieden aan PBL ten behoeve van de KEV2022. Als uit de inschatting van effecten blijkt dat bijstelling en/of herijking nodig is ten opzichte van Coalitieakkoord, zal de Tweede Kamer bij Klimaatnota worden geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet hieraan invulling wil geven.
Samenhang Europese verplichtingen
Nederland draagt bij aan Europese doelen waaruit verplichtingen volgen. Deze doelen worden, in lijn met de vastgestelde hogere ambitie van Europa, in het Fit-for-55-pakket opgehoogd. Het betreft doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie en de verplichting dat de uitstoot voor de ESR-sectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en landgebruik en kleine industrie) per jaar en over de periode 2021–2030 binnen een bepaald budget blijft. Ook wordt het EU Emissiehandelssysteem aangescherpt, waar de industrie en elektriciteitssector onder vallen. Bij de uitwerking van het beleid wordt waar mogelijk al rekening gehouden met de verwachte onderdelen uit het Fit-for-55-pakket. Na vaststelling van het Fit-for-55-pakket zal het klimaatbeleid indien nodig worden herijkt.
De ESR-verordening werkt met koolstofbudgetten en niet met een puntdoel voor 2030. In deze systematiek loont het dus om zo snel mogelijk emissiereducties te bewerkstelligen. Om aan te sluiten bij de systematiek van de ESR-verordening dient bij de uitwerking van maatregelen dus aandacht te zijn voor spoedige inwerkingtreding van maatregelen. In de Klimaatnota zal op basis van de KEV2022 worden vastgesteld in hoeverre met de maatregelen uit het Coalitieakkoord door Nederland invulling kan worden gegeven aan de hogere Europese doelen en verplichtingen. Op basis hiervan zal het kabinet zo nodig besluiten over bijstelling en/of aanvullende beleidsinzet voor ESR-sectoren en voor energiebesparing en hernieuwbare energie, die bijdragen aan het realiseren van het Fit-for-55-pakket.
Het klimaatbeleid vergt een ambitieus wetgevingsprogramma. Voor het bereiken van de klimaatdoelen worden diverse instrumenten ingezet, waarbij wet- en regelgeving één van de belangrijkste is. De urgentie van de klimaat- en energietransitie vraagt dat wet- en regelgeving in hoog tempo wordt ontwikkeld een groot risico voor de uitvoering van het klimaatbeleid is dat de uitvoering van het wetgevingsprogramma, waarvoor kabinet en beide Kamers nodig zijn, vertraging oploopt. Om voortgang en samenhang van (de uitvoering van) wetgeving te borgen is onder de Ministeriële Commissie Klimaat en Energie een hoogambtelijk Interdepartementaal Juridisch overleg ingesteld. Hierin zal aan de hand van een samenhangend wetgevingsprogramma de voortgang en de planning van het geheel aan wet- en regelgeving op het gebied van klimaat worden gemonitord en bewaakt.
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over het Fit-for-55-pakket op 27 januari 2022 is een overzicht van de (voorstellen voor) wetgeving voor klimaat als bijlage bij deze brief gevoegd. In het beleidsprogramma in mei en vervolgens twee keer per jaar, zal aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd over de voortgang van het wetgevingsprogramma.
Het kabinet streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Een betere samenhang tussen klimaat- en energietransitie en de circulaire transitie is noodzakelijk voor het bereiken van klimaatdoelen op de korte en lange termijn en voor het Nederlandse bedrijfsleven. Door het gebruik van fossiele en kritieke grondstoffen zoveel mogelijk terug te brengen en te vervangen door hernieuwbare, algemeen beschikbare en secundaire grondstoffen, wordt de samenhang tussen beide transities versterkt. De voetafdruk van de hele keten wordt hiermee kleiner, met naast emissiereductie ook een positief effect op biodiversiteit, milieu, gezondheid en leveringszekerheid van grondstoffen.
Nederland vervult een koploperspositie op circulaire economie en wil die ook voortzetten. Daarom is het kabinet voornemens bij de uitwerking van het beleidsprogramma een ambitieus klimaatdoel voor circulaire economie te bepalen. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar de bijdrage van de circulaire economie aan het terugdringen van nationale emissies maar ook naar de bijdrage die wordt geleverd aan reductie van de totale klimaatvoetafdruk van Nederland (inclusief emissies buiten de landsgrenzen). De uitwerking zal, in samenwerking met de vijf klimaatsectoren en de Transitieagenda’s vanuit het Rijksbrede programma Circulaire Economie, worden vormgegeven in een uitvoeringsprogramma met activiteiten en financiële uitwerking.
Zoals in het Coalitieakkoord is vastgesteld heeft de overheid een voorbeeldrol bij het realiseren van een circulaire economie. Dat doen we via de bedrijfsvoering van het Rijk, hiervoor zal zowel de inkoopkracht als de werkgeversrol van de rijksoverheid worden ingezet.
Het kabinet wil het aanbod van hernieuwbare energiebronnen stimuleren en inzetten op productie van extra CO2-vrije energie. Er wordt ingezet op extra windenergie op zee (tot een totaal van circa 21 GW rond 2030)2, het aanbod van groen gas wordt vergroot evenals de productie van duurzame waterstof. Ook zet dit kabinet in op de bedrijfsduurverlenging van Borssele en de benodigde stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales. Dit zijn noodzakelijke stappen voor verduurzaming van het energiesysteem maar vraagt tegelijkertijd om een sterkere invulling van de regie om deze omschakeling in goede banen te leiden.
Het kabinet werkt toe naar een Nationaal Plan Energiesysteem 2050 dat met de Klimaatnota wordt aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 32813–965). Een eerste opzet van het Nationaal Plan Energiesysteem 2050 met afwegingskader is voor de zomer voorzien. Hierbij wordt enerzijds gebruik gemaakt van de eerste bevindingen van het onafhankelijk expertteam energiesysteem dat wordt ingesteld ten behoeve van het Programma Energiesysteem. Ook voeren de netbeheerders voor de zomer een quickscan uit van de gevolgen van het Coalitieakkoord voor het energiesysteem. Deze quickscan wordt samen met een eerste uitwerking van het Nationaal Plan Energiesysteem 2050, de genoemde bevindingen van het expertteam en de eerste uitwerking van het beleidsprogramma aangeboden aan de Tweede Kamer. Zoals in de brief van 17 december jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 965) aan de Tweede Kamer gemeld, kan al voorzien worden om welke keuzes het op hoofdlijnen zal gaan op weg naar een CO2-neutraal energiesysteem in 2050. Dit zijn ook steeds de belangen en afwegingen op grond waarvan nieuwe voorstellen beoordeeld moeten worden: leveringszekerheid en betrouwbaarheid, betaalbaarheid en wijze van stimuleren/bekostigen van investeringen, (omgevings)veiligheid en afhankelijkheid, leefomgevingskwaliteit en maatschappelijke betrokkenheid.
Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) neemt het Rijk meer regie op de realisatie van de benodigde energie- en grondstoffeninfrastructuur (Kamerstuk 29 826, 132). Het MIEK geeft de planning en voortgang weer van projecten van nationaal belang en organiseert stapsgewijze besluitvorming in fasen met oog voor integrale afweging, systeemintegratie en gedragen ruimtelijke inpassing. Het MIEK-overzicht wordt jaarlijks geactualiseerd. Daarbij is het voornemen om MIEK 2022 verder te verbreden en te voeden met projecten van nationaal belang vanuit de sectoren transport, landbouw en gebouwde omgeving. De infrastructuur van nationaal belang moet in nauwe samenhang worden bezien met de keten van producent tot gebruikers en de onderliggende, regionale netten die daarbij horen. Dit vraagt om goede regie en coördinatie tussen nationaal en decentraal niveau. Daarom wordt met medeoverheden en andere betrokken partijen gewerkt aan de opzet van regionale programma’s.
Ook in ruimtelijke zin is regie nodig. Het tijdig beschikbaar zijn van voldoende ruimte voor nieuwe energie-infrastructuren en installaties is geen sinecure, zoals eerder beschreven in de brief over het nationaal plan energiesysteem (Kamerstuk 32813–965). Niet alleen voor energie, maar voor alle ruimtelijke vragende functies. En niet alleen vanuit de nationale belangen maar ook vanuit de provinciale en gemeentelijke belangen. Om te komen tot ruimtelijke kwaliteit is een zorgvuldige tijdige integrale afweging nodig. Daarom is voor de zomer ook inzicht nodig in de stapeling van de verschillende opgaven en de mate waarin daar synergie of keuzes nodig zijn. De Nationale Omgevingsvisie wordt geactualiseerd, aangescherpt en uitgevoerd. Hierover wordt u geïnformeerd door de Minister voor VRO.
Veel van de genoemde opgaven spelen wereldwijd. Innovatie van Nederlandse bodem helpt ons om onze CO2-reductiedoelstellingen in de verschillende sectoren betaalbaar te verwezenlijken en het versterkt het verdienvermogen van Nederland in een veranderende wereld. Met de aangescherpte doelstelling voor 2030 en de nieuwe reductiedoelen voor de langere termijn, is extra inzet op (energie-)innovatie nodig om (nieuwe) technieken te stimuleren, de kosten omlaag te brengen en maatschappelijk aantrekkelijke alternatieven te vinden. Energie-innovatie is hiermee een belangrijke randvoorwaarde voor de energietransitie.
De aanscherping van het 2050-doel naar klimaatneutraliteit is fundamenteel. Dit vergt een update van de langetermijnstrategie die in 2019 bij het Klimaatplan is aangeboden aan de Tweede Kamer en ingediend bij de Europese Commissie. Het kabinet wil deze visie als onderdeel van de update van het nieuwe Klimaatplan op basis van de Klimaatwet (eind 2023/begin 2024) gereed hebben.
Er komt een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad die het kabinet gevraagd en ongevraagd zal adviseren over het klimaatbeleid. De adviesraad zal zich buigen over onder meer de nieuwe langetermijnstrategie maar ook over onderwerpen rondom bijvoorbeeld techniek en innovatie. Bij het beleidsprogramma zal ik nader ingaan op de inrichting van de Raad, waarbij ook de uitkomsten zullen worden betrokken van de «Wetenschapstoets op klimaatverantwoording»3. Ik zal dan tevens ingaan op proces en werkwijze van de aangekondigde generatietoets op het klimaatbeleid. De rol van de wetenschappelijke adviesraad zal worden verankerd in de Klimaatwet en krijgt daarbij een complementaire rol aan de reeds wettelijk verankerde rol van de Raad van State en rekenmeester PBL. Ik zal in het beleidsprogramma ook ingaan op de verhouding met het expertteam energiesysteem, dat al is gestart om snelle onafhankelijke advisering al voor de zomer te kunnen effectueren.
Maatregelen die leiden tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen kunnen eveneens een positief effect hebben op het realiseren van de stikstofdoelen. Ook kunnen stikstofmaatregelen leiden tot een reductie van broeikasgasemissies. Het behalen van stikstof- en klimaatdoelen en bijbehorende maatregelen kunnen elkaar dus versterken en het is daarom van belang dat het beleid op deze onderwerpen wordt samengebracht in een integrale aanpak en dat de effecten van maatregelen op beide doelen worden geregistreerd en gemonitord. De Ministers van Klimaat en Energie en de Minister van Natuur & Stikstof zullen in de uitwerking hiervan gezamenlijk optrekken.
Momenteel wordt een integrale gebiedsgerichte aanpak uitgewerkt om een toekomstbestendige transitie van het landelijk gebied te realiseren. Deze aanpak wordt uitgewerkt in gebiedsplannen die door provincies in samenspraak met gemeenten en waterschappen worden opgesteld. Inzet is om andere opgaven in de aanpak mee te nemen, waaronder klimaat maar ook biodiversiteit en water. De indicatieve restemissie voor de landbouw (zie 2.2) zal bij de uitwerking van deze integrale aanpak als uitgangspunt worden gehanteerd. Ook bij de realisatie van de ambities van andere sectoren, zoals de verduurzaming industrie en mobiliteit, moeten we aandacht hebben voor synergie in de aanpak en potentiële knelpunten door het gebrek aan stikstofruimte.
Het kabinet gaat aan de slag met een ambitieus fiscaal vergroeningspakket dat raakt aan alle klimaatsectoren. Het gaat hierbij onder andere om aanpassingen in de energiebelasting (verbreden grondslagen en tariefstructuur minder degressief maken), een aanscherping van de CO2-heffing voor de industrie en het inpassen van aantal gereden kilometers (MRB Plus) als grondslag in de motorrijtuigenbelasting. Het kabinet streeft ernaar om deze maatregelen zo veel als mogelijk al mee te nemen bij het Belastingplan 2023.
Het klimaatbeleid kan alleen een succes worden als overheden schouder aan schouder werken. Gemeenten, provincies en waterschappen zijn samen met het Rijk kaderstellend en hun steun voor de doelen van het Coalitieakkoord en de uitwerking ervan is randvoorwaardelijk voor de uitvoering. Dit geldt niet alleen voor het klimaatbeleid maar ook voor andere maatschappelijke uitdagingen zoals de stikstofopgave en woningbouw. De interbestuurlijke regie op kaders, randvoorwaarden en instrumentarium dient hiertoe te worden verstevigd. Hierover wil ik samen met de Minister van BZK en mijn collega’s van de vakdepartementen in gesprek met de medeoverheden om te komen tot bestuurlijke afspraken over de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid. Onderdeel hiervan zijn de uitkering van de middelen die in het Coalitieakkoord zijn gereserveerd voor de dekking van de uitvoeringskosten van medeoverheden, waarbij ook aandacht is voor de uitvoering in 2022.
Het bestuurlijk overleg met medeoverheden zal structureel plaatsvinden in een Bestuurlijk Overleg Klimaat en Energie. Dit komt onder mijn voorzitterschap als coördinerend Minister voor Klimaat en Energie.
Klimaatbeleid heeft impact op het dagelijks leven van iedereen. Het is daarom cruciaal dat burgers op goede en innovatieve manieren bij de ontwikkeling van beleid, plannen en projecten in de transitie worden betrokken. In de reeds lopende landelijke publiekscampagne en in regio’s wordt het gesprek over de verduurzaming van Nederland al volop gevoerd. Mijn inzet is om hierin meer samenhang te brengen en met een integrale visie op burgerbetrokkenheid bij de transitie te komen. Hiervoor werk ik samen met collega-ministers een voorstel uit in het beleidsprogramma. Daarbij betrek ik de adviezen over burgerfora uit het rapport van de Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid.
Tot het zover is, wil ik tijdens de uitwerking van het beleidsprogramma al rekening kunnen houden met de wensen en voorkeuren van burgers. Daarom heb ik TNO gevraagd om op korte termijn de zorgen en aandachtspunten van burgers bij het klimaatbeleid in kaart te brengen. Daarnaast wil ik een aantal gedragsexperts benaderen die bij de uitwerking van het programma kunnen adviseren over de gevolgen van nieuw beleid voor het dagelijks leven van mensen. Inzichten uit beide trajecten zal ik voor de zomer met de Tweede Kamer delen.
In 2019 sloten bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden het Klimaatakkoord. Zij spraken af om gezamenlijk de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030 omlaag te brengen. De uitvoering van de afspraken door de partners wordt overkoepelend overzien door het Voortgangsoverleg en sectoraal door verschillende Uitvoeringsoverleggen. Vanuit de rijksoverheid is per sector een bewindspersoon verantwoordelijk.
De afspraken uit het Klimaatakkoord worden voortgezet. Het Coalitieakkoord heeft voor de afspraken uit het Klimaatakkoord wel gevolgen. De ambities zijn aangescherpt en er wordt uitwerking gegeven aan nieuwe beleidsmaatregelen. De verantwoordelijk bewindspersonen gaan als onderdeel van de uitwerking van het beleidsprogramma in gesprek met de Uitvoeringsoverleggen van het Klimaatakkoord. De klimaatdoelen en het beleid zijn vastgesteld in het Coalitieakkoord. Deze gesprekken zijn derhalve geen onderhandeling over het beleid, maar gericht op de uitvoering van bestaand en nieuw beleid. De uitvoering van deze maatschappelijke transitie kan echter alleen succesvol zijn met de inzet van vele betrokken partijen. Zij zullen adviseren hoe beleidsmaatregelen in de praktijk hun uitwerking krijgen.
Het gesprek met de uitvoerende partijen zal ook gaan over de vraag hoe een stabiele uitvoeringsstructuur voor de lange termijn kan worden ingericht. Een belangrijke vraag daarbij is in hoeverre met de huidige samenstelling van de Uitvoeringsoverleggen de ambities uit het Klimaatakkoord en Coalitieakkoord tijdig kunnen worden gerealiseerd. Ook de relatie tot de stikstofaanpak wordt bezien. Tevens zal aandacht uitgaan naar de werkwijze rondom lucht- en scheepvaart.
Hoewel per sector sprake zal moeten zijn van maatwerk, zal ik als coördinerend Minister met betrokkenheid van het centrale Voortgangsoverleg invulling geven aan aanpassingen in de governance van de uitvoering die nodig zijn om stevigere regie te kunnen voeren op de voortgang en samenhang op centrale thema’s, zoals het energiesysteem. Aanpassingen zullen gericht zijn op een transparante en scherpere programmatische werkwijze in de uitvoering en een stevige verankering van monitoring en evaluatie. Het mandaat van de voorzitters wordt aangescherpt zodat zij goed zijn toegerust en tijdig richting kabinet, parlement en maatschappij kunnen signaleren als er knelpunten in de uitvoering optreden. Het voorstel voor aanpassing van de governance wordt opgenomen in het beleidsprogramma.
Om de klimaatdoelen uit het Coalitieakkoord en de transitie richting klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren zijn de komende jaren forse investeringen nodig. Met het klimaat- en transitiefonds van in totaal 35 miljard euro tot en met 2030 voorziet het kabinet in deze investeringsbehoefte. Deze middelen zijn bedoeld voor CO2-vrije gascentrales, de bouw van kerncentrales, stimulering van hybride warmtepompen, het Nationaal Isolatieprogramma, verduurzaming van maatschappelijk vastgoed, vroege-fase-opschaling, duurzame energie-infrastructuur (bijvoorbeeld waterstof, warmte, laadinfrastructuur) en bindende maatwerkafspraken voor de industrie, inclusief het stimuleren van CO2-reducerende innovatie bij het MKB. De middelen die ter beschikking worden gesteld via het klimaat- en transitiefonds worden geïnvesteerd om de noodzakelijke klimaattransitie in verschillende sectoren – industrie, elektriciteit, glastuinhouw, mobiliteit en gebouwde omgeving – te ondersteunen. Deze middelen zijn additioneel aan bestaande regelingen, zoals de SDE++, en andere fondsen, zoals het Nationaal Groeifonds, het Mobiliteitsfonds en Invest-NL.
Een doelmatige en doeltreffende besteding van alle middelen is essentieel om te zorgen dat de klimaatdoelen binnen bereik blijven. De investeringen kunnen daarom niet los worden gezien van de uitwerking van het beleidsprogramma om de door het kabinet gestelde klimaatdoelen te halen. In de uitwerking van het fonds zal aandacht zijn voor een integrale afweging hoe investeringen uit het fonds zo goed mogelijk bijdragen aan de energietransitie. Zoals afgesproken in het Coalitieakkoord zal het klimaat- en transitiefonds een robuust mechanisme en governance van besluitvorming krijgen met stevige parlementaire controle op de besteding van middelen. Het kabinet kiest er daarom voor om net als bij het stikstoffonds, een instellingswet in te dienen bij het parlement voor het klimaat- en transitiefonds. Over de opzet en uitwerking wordt het parlement uiterlijk bij Voorjaarsnota geïnformeerd. Bij de uitwerking wordt in lijn met de motie van de Tweede Kamerleden Segers en Hermans een inhoudelijke toets op de doelmatigheid uitgevoerd. Vooruitlopend op de instellingswetten wordt een proeve van beoogde begrotingen op de Prinsjesdag 2022 aan het parlement voorgelegd. Het budgetrecht wordt in alle gevallen gewaarborgd.
Voor het realiseren van de klimaatopgave is de beschikbaarheid van voldoende vakmensen essentieel. Tegelijkertijd is de arbeidsmarkt momenteel krap. Veel bedrijven in de uitvoering van de transitie hebben al dagelijks te maken met hoge werkdruk en vertraagde projecten vanwege het actuele tekort aan technische vakmensen. Het is dus allang niet meer de vraag óf de transitie banen oplevert, maar vooral hoe we al die banen invullen en hoe we de energietransitie zo efficiënt mogelijk organiseren rond de beschikbare menskracht. Primair zijn werkgevers en sectoren zelf aan zet om mensen aan te trekken en te behouden. Dit is niet gemakkelijk in een krappe arbeidsmarkt waarin technici schaars zijn en technici ook uitstromen. Het is daarom goed dat hier al op verschillende manieren aan wordt gewerkt, zoals de inspanningen van de Taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing van het Klimaatakkoord en het Techniekpact. Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord aangekondigd hier met sociale partners, medeoverheden en onderwijsinstellingen aan de slag te gaan om vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen. Daarbij wil ik breed kijken wat hiervoor nodig is.
Vanwege de urgentie van de problematiek spreek ik op korte termijn met mijn collega’s in het kabinet over een gepaste aanpak. De komende maanden wil ik in kaart brengen hoe we kunnen komen tot een stevige aanpak van het probleem. Dit wil ik laten landen in een Actieplan Groene Banen. Ik streef ernaar om de eerste contouren van het Actieplan Groene Banen bij de uitwerking van het beleidsprogramma met de Tweede Kamer te delen. Daarbij zal ik ook ingaan op de samenhang met de digitale transitie. Hierbij zal ik de recent aangenomen moties van de Tweede Kamerleden Amhaouch (35 925 XIII, nr. 38) en Paternotte/Heerma (35 788, nr. 128) betrekken, evenals lopende onderzoeken en adviestrajecten4.
PBL heeft in zijn reflectie op het Coalitieakkoord bezien of de ambities van het nieuwe kabinet in lijn zijn met het 1.5 °C-doel. PBL geeft aan dat de –55%-doelstelling voor Nederland grenst aan het tot 2030 maximaal realiseerbare. Ook geeft PBL aan dat Nederland en de EU met het huidige klimaatneutraliteitsdoel aan de ambitieuze zijde zitten van het reduceren van de mondiale broeikasgasuitstoot om de opwarming tot 1,5 °C te beperken. Tegelijkertijd concludeert PBL dat er voor 1,5 °C mogelijk meer nodig is, maar onderbouwt niet hoeveel meer. Door het beleid te richten op circa 60%-reductie in 2030, kiest het kabinet een doel dat het maximaal haalbare vertegenwoordigt en volgens het kabinet in lijn is met het 1.5 °C-doel.
Een andere manier om invulling te geven aan het 1,5 °C-doel dan extra binnenlandse emissiereducties, is volgens PBL door ondersteuning van ontwikkelingslanden en overdracht van kennis en technologie. Hiervoor zet het kabinet de Nederlandse klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden voort in lijn met de ambities uit het Coalitieakkoord. Tevens zet Nederland de klimaatdiplomatieke inspanningen voort om derde landen te bewegen tot het verhogen van mitigatieambities en doelstellingen die Parijs-conform zijn.
PBL stelt ook dat de klimaatparagraaf uit het Coalitieakkoord weinig aandacht schenkt aan de internationale afhankelijkheden die horen bij het verwezenlijken van de klimaatdoelen en ambities. De Nederlandse nationale en internationale klimaatinzet zijn nauw met elkaar verweven. Het realiseren van Nederlandse doelen is deels afhankelijk van de transitie in andere landen. Verder zijn er kansen voor het Nederlandse internationale groene verdienvermogen en de inzet van Nederlandse kennis en kunde. Het kabinet wil voor haar internationale klimaatinzet een internationale klimaatstrategie formuleren. Vanuit de verantwoordelijkheid voor internationaal klimaatbeleid zal de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dit proces, in nauwe samenwerking met de Minister voor Klimaat en Energie en andere betrokken bewindspersonen coördineren. De Tweede Kamer wordt deze zomer over de strategie geïnformeerd. Hierbij zal het kabinet relevante stakeholders goed betrekken bij de uitwerking van de internationale klimaatinzet om opwarming tot 1,5 °C te beperken.
Internationale afhankelijkheden zijn des te duidelijker als we dit op Europees vlak bekijken. In een steeds verder integrerende energiemarkt kan het gelijke speelveld alleen gerealiseerd worden als er in EU-verband afspraken worden gemaakt over klimaat- en energie beleid. Sterk Europees beleid zorgt niet alleen voor een gelijk speelveld, maar is vaak (kosten)effectiever dan alleen nationale maatregelen en borgt dat de transitie in alle lidstaten in alle sectoren doorgaat. Dat is cruciaal gezien het doel van klimaatneutraliteit in 2050. In de onderhandelingen over het Fit-for-55-pakket stelt Nederland zich dan ook ambitieus op en zet het zich in voor snelle afronding van de onderhandelingen, waarbij het hele pakket in samenhang moet garanderen dat de juridische verplichting van ten minste netto 55% reductie in 2030 uit de Europese Klimaatwet wordt behaald. Daar ga ik mij, samen met de collega’s in het kabinet, de komende tijd voor inzetten, zodat er ambitieuze en effectieve maatregelen worden genomen die onze nationale transitie én de Europese transitie ten goede komen.
Tot slot
De Klimaat- en Energieparagraaf in het Coalitieakkoord is ambitieus. Realisatie van de doelen zal alleen slagen met de inzet van vele partijen: burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. Het kabinet zal alles op alles zetten om de plannen in het Coalitieakkoord met vaart maar met zorgvuldigheid ten uitvoering te brengen, samen met de beide Kamers der Staten-Generaal.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Hieronder is een overzicht opgenomen van de onderwerpen op het gebied van Klimaat en Energie uit het Coalitieakkoord. Per maatregel is aangegeven welke bewindspersoon verantwoordelijk zijn voor de uitwerking. In het beleidsprogramma wordt per maatregel een status van de uitwerking gegeven.
Voor onderstaande lijst is aangesloten bij de maatregelenlijst opgenomen in de bijlage van het Coalitieakkoord.
Elektriciteitssector (ETS) |
Wie? |
---|---|
Subsidieregeling CO2-vrije gascentrales (F)1 |
Minister voor Klimaat en Energie |
Bouw twee kerncentrales (cumulatief 5 mld.) (F)1 |
Minister voor Klimaat en Energie & Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat |
Industrie |
|
Toezicht en handhaving energiebesparingsplicht (N)1 |
Minister voor Klimaat en Energie |
Stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling |
Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat |
Verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen (N)1 |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Circulaire ketenprojecten |
Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat |
CCS |
Staatssecretaris Mijnbouw |
Aanscherpen CO2-heffing industrie |
Minister van Economische Zaken en Klimaat & Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Oplopende CO2-minimumprijs |
Minister van Economische Zaken en Klimaat & Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Tariefstructuur energiebelasting EB (Fit for 55) (gas en elektra) |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister voor Klimaat en Energie |
Verlagen tarief ODE 2e en 3e schijf (elektra) |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister voor Klimaat en Energie |
Afschaffen vrijstellingen EB – mineralogische en metallurgische procedés |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Bindende maatwerkafspraken industrie incl. mkb (F)1 |
Minister van Economische Zaken en Klimaat |
Gebouwde omgeving |
|
Stimulering hybride warmtepompen (150.000 p/j) (F, N)1 |
Minister voor Klimaat en Energie |
Nationaal isolatieprogramma (F)1 |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Sneller naar isolatienorm huur (koppeling afsc. VHH) (N)1 |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Verduurzaming maatschappelijk vastgoed (F)1 |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Energieprestatie-eisen nieuwbouw industrie (N)1 |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Schuif energiebelasting 1e schijf (van elektriciteit) |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Bijmengverplichting groen gas (20%) (N)1 |
Minister voor Klimaat en Energie |
Landbouw |
|
Stikstofpakket (kosten lopen elders mee) |
Minister voor Natuur en Stikstof |
L w.v. beperken inputvrijstelling WKK |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
L w.v. afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Mobiliteit |
|
Vergroening personenvervoer en reisgedrag |
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat |
MRB+ EV/Fossiel (km-stand) |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en bewindspersonen Infrastructuur en Waterstaat |
Vrijstelling bpm bestelauto naar 0% in 2026 |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Verhogen onbelaste reiskostenvergoeding |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Verhogen vliegbelasting (400 mln. taakstellend) |
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
Infrastructuur en innovatie |
|
Subsidie vroege fase opschaling (F)1 |
Minister voor Klimaat en Energie |
Investeringen infrastructuur (warmte, waterstof, laadinfra) (F)1 |
Minister voor Klimaat en Energie |
Verhogen budget EIA |
Minister voor Klimaat en Energie |
Verhogen budget MIA/VAMIL |
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat |
Onderstaande onderwerpen zijn niet opgenomen in het overzicht van klimaatmaatregelen in de bijlage van het Coalitieakkoord – maar zijn wel relevant voor uitwerking van het beleidsprogramma.
Passages Coalitieakkoord Klimaat en Energie |
||
---|---|---|
Klimaatwet |
We scherpen het doel voor 2030 in de Klimaatwet aan tot tenminste 55% CO2-reductie |
Minister voor Klimaat en Energie |
Ook na 2030 is het nodig om ambitieus door te gaan met CO2-reductie. We zetten in op een reductie van 70% in 2035 en 80% in 2040. |
Minister voor Klimaat en Energie |
|
Governance |
We versterken de uitvoeringskracht van het Rijk en de medeoverheden om de transitie te kunnen uitvoeren. |
Minister voor Klimaat en Energie |
Een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad (zoals in het Verenigd Koninkrijk) beoordeelt het beleid en adviseert erover. |
Minister voor Klimaat en Energie |
|
Met een generatietoets borgen we dat het beleid ontwikkeld wordt vanuit een brede-welvaartsbenadering. |
Minister voor Klimaat en Energie |
|
We betrekken burgers actief bij het klimaatbeleid. |
Minister voor Klimaat en Energie |
|
Klimaatfonds |
Een klimaat- en transitiefonds van € 35 mrd voor de komende 10 jaar, aanvullend op de huidige Subsidieregeling Duurzame Energie SDE++, helpt om de benodigde energie-infrastructuur (elektriciteit, warmte, waterstof en CO2) aan te leggen, de groene industriepolitiek te verwezenlijken en de mobiliteit en de gebouwde omgeving te verduurzamen. |
Minister voor Klimaat en Energie |
Crisis en herstelwet |
De procedures voor de realisatie van nieuwe grootschalige energie-infrastructurele projecten die van nationaal belang zijn, gaan te traag. We brengen daarin versnelling aan door een aanpak zoals in de Crisis- en Herstelwet (Chw). |
Minister voor Klimaat en Energie |
Arbeidsmarkt en scholing |
Een randvoorwaarde voor een ambitieus klimaatbeleid is het hebben van voldoende vakmensen, nu maar ook op weg naar 2050. We gaan met onderwijsinstellingen, overheden, en sociale partners aan de slag om vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen |
Minister voor Sociale Zaken en werkgelegenheid |
Innovatie |
Er wordt extra geïnvesteerd in onderzoek en innovatie van klimaat neutrale technologieën. |
Minister van Economische Zaken en Klimaat |
Glastuinbouw |
We creëren de randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te verduurzamen en koploper te laten zijn in energiezuinige, circulaire producten. |
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
Circulaire Economie |
Er komt een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire economie en een uitvoeringsprogramma. |
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat |
MKB |
We helpen het mkb met verduurzamen. We zorgen voor inzicht in en advies over de stappen die het mkb kan zetten. We stimuleren verduurzaming en versimpelen de regelingen voor ondernemers. Toekomstig klimaatbeleid toetsen we op de effecten op het mkb. |
Minister van Economische Zaken en Klimaat |
Energiesysteem |
We stimuleren het aanbod van hernieuwbare energiebronnen, door in te zetten op extra wind op zee, zon-op-dak, aardwarmte, groen gas en aquathermie. Tegelijkertijd schalen we de productie en import van waterstof op. |
Minister voor Klimaat en Energie |
Ook maken we in deze kabinetsperiode onze energie-netwerken toekomstbestendig. |
Minister voor Klimaat en Energie |
|
Daarom blijft de kerncentrale in Borssele langer open, met uiteraard oog voor de veiligheid. |
Minister voor Klimaat en Energie en Staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat |
|
Biomassa |
We bouwen het gebruik van houtige biomassa voor energiedoeleinden zo snel mogelijk af, waarbij we rekening houden met de kosteneffectiviteit. |
Minister voor Klimaat en Energie |
Afstandsnormen |
Er komen heldere afstandsnormen voor de bouw van windmolens op land en we stimuleren (financiële) participatie van omwonenden om het draagvlak te versterken. |
Minister voor Klimaat en Energie |
Financiële prikkels |
We onderzoeken de mogelijkheden om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen. |
Minister voor Klimaat en Energie & Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Normering gebouwde omgeving |
Met normering en positieve prikkels bevorderen we dat verhuurders huurwoningen met slechte isolatie verduurzamen. |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Via normering krijgen leveranciers de verantwoordelijkheid om steeds meer (hybride) warmtepompen te installeren, in combinatie met een subsidie voor de meerkosten die huishoudens moeten maken. |
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
|
Ontwikkeling warmtenetten |
Op wijkniveau zetten we, waar dat kosteneffectief kan, in op de realisatie van duurzame warmtenetten. De onrendabele top van collectieve warmteprojecten zal deels worden gefinancierd uit een nationale subsidieregeling, zodat dit voor huishoudens betaalbaar blijft. |
Minister voor Klimaat en Energie |
Schone mobiliteit |
Elektrisch vervoer wordt gestimuleerd; ook de tweedehandsmarkt. Overstimulering wordt voorkomen. Ook duurzame stadslogistiek en vrachtverkeer krijgen ondersteuning. De uitrol van laadinfrastructuur wordt versneld. Bijmenging van duurzame biobrandstoffen wordt gestimuleerd. |
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat |
We verhogen de vliegticketbelasting waarbij de opbrengst deels gebruikt wordt voor de verduurzaming van de luchtvaart en vermindering van leefomgevingseffecten |
Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
|
Daarnaast zetten we in op het verder verduurzamen van vliegtuigbrandstoffen. Om de lucht- en scheepvaart te vergroenen, investeren we in de ontwikkeling en productie in Nederland van o.a. synthetische kerosine. |
Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
|
We ondersteunen de voorstellen van de Europese Commissie voor een belasting op kerosine op EU-niveau. Eveneens ondersteunen we de voorstellen over de vergroening van de scheepvaart. |
Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
|
We zetten de voorstellen voor verduurzaming uit de Luchtvaartnota 2020–2050 «Verantwoord vliegen naar 2050» (2020) door, waaronder emissieplafonds per luchthaven. |
Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Het kabinet publiceert in maart 2022 het Programma Noordzee waarin de extra windenergiegebieden worden aangewezen. Het kabinet verstuurt in het tweede kwartaal van 2022 een Kamerbrief met de aanvullende routekaart voor de realisatie van de extra windparken op zee rond 2030. Over de plannen voor de aanlanding van de windenergie is in december 2021 een brief aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 33 561, nr. 52).
Het gaat hierbij in elk geval om onderzoek van SEO en ROA naar de oorzaken van tekorten aan technisch personeel en het SER-advies over arbeidsmarktkrapte in maatschappelijke opgaven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XIII-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.