35 925 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2022

Nr. 114 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 20 oktober 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 6 oktober 2022 overleg gevoerd met de heer Hoekstra, Minister van Buitenlandse Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 december 2021 inzake toezeggingen gedaan tijdens het commissiedebat Consulaire zaken van 2 november 2021 en reactie op de aangenomen moties ingediend in het tweeminutendebat Consulaire zaken van 24 november 2021 (Kamerstuk 35 925 V, nr. 63);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 juli 2022 inzake verkeersnotificaties diplomaten (Kamerstuk 35 925 V, nr. 111);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 18 juli 2022 inzake Staat van het Consulaire – editie 2022 (Kamerstuk 35 925 V, nr. 112);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 oktober 2022 inzake kabinetsappreciatie van het rapport van de Europese Commissie over de Richtlijn (EU) 2015/637 (Kamerstuk 36 200 V, nr. 5).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Rudmer Heerema

De griffier van de commissie, Westerhoff

Voorzitter: Rudmer Heerema

Griffier: Westerhoff

Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Brekelmans, Rudmer Heerema en Sjoerdsma,

en de heer Hoekstra, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan beginnen met het commissiedebat over consulaire zaken. Welkom aan de Minister en de ondersteuning en dank voor de aanwezigheid bij dit commissiedebat. Er zijn twee leden van de Kamer aanwezig om hier een bijdrage te leveren, de heer Sjoerdsma van D66 en de heer Brekelmans van de VVD. Voordat we gaan beginnen, stel ik voor om aan de agenda van het commissiedebat toe te voegen een brief die gisteren aan het einde van de middag is ontvangen. U heeft daar zelf ook om verzocht, dus ik neem aan dat we die kunnen toevoegen. Het is een brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over een kabinetsappreciatie van het rapport van de Europese Commissie over de EU-richtlijn 2015/637, inzake de coördinatie en samenwerking bij consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen. Indien daartegen geen bezwaar bestaat, is de brief bij dezen toegevoegd aan de agenda. Er is geen bezwaar. Het had nog 1–1 kunnen worden.

Dan gaan we beginnen met het debat. Ik heb geen maximumspreektijd en ik stel geen maximumaantal interrupties voor. Ik denk dat u het prima met z'n tweeën kunt vinden. Zorg ervoor dat we in ieder geval voor 13.00 uur klaar zijn. Meneer Sjoerdsma, gaat uw gang.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, dank. Ik moet ook zeggen dat ik om 10.15 uur even heel kort naar een tweeminutendebat moet, een mediadebat, om daar een tweetal moties in te dienen. Er was helaas overlap, dus dan moet ik heel even de zaal uit.

Maar misschien is het toch goed om aan te geven waarom het zo belangrijk is dat we het hier wel over hebben, ook in deze zaal, ondanks de afwezigheid van sommige collega's. Ik denk echt dat de dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland dé kerntaak is van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Die is echt cruciaal, of het nu gaat over paspoortverstrekking, het verlengen van rijbewijzen, toegang tot DigiD, of gedetineerdenbegeleiding. We praten in deze commissie heel erg vaak over onoplosbare conflicten, waar we bovendien niet altijd even grote invloed op hebben, maar hier heeft het ministerie wel een grote invloed op, en heeft het ook een heel grote impact op levens van Nederlanders. Dat is één.

Mijn tweede constatering is dat er ook veel goed gaat. Dat mag ook weleens gezegd worden in deze Kamer. Kijk naar het succes van Nederland wereldwijd: 102 miljoen bezoekers, 1,2 miljoen klantcontacten, inmiddels 60 diensten en producten in het mandje. Je zou wel kunnen zeggen dat het gezamenlijke project van kabinet en Kamer zo langzamerhand echt vorm begint te krijgen en ook goed werkt. Het strekt zelfs, en dat doet mij wel enigszins deugd, tot voorbeeld van de collega's van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor Nederlanders hier. Het is natuurlijk heel raar om te bedenken dat Nederlanders in het buitenland 24 uur per dag, 7 dagen per week de overheid kunnen bellen, terwijl je voor een gemeente naar het loket moet. En dat is dan vaak van 9 tot 5 op weekdagen. Dus de dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland is inmiddels zodanig beter dat de rest van BZ ook eens kijkt: hoe heb je dat eigenlijk geregeld? Complimenten daarvoor.

Tegelijkertijd heb ik natuurlijk ook nog een heleboel wensen en vragen. Ik zou u zeggen: hou u vast; ik ga er met enige sneltreinvaart doorheen. Allereerst de reisadviezen. Die zijn flink verbeterd. Er zitten ook een heleboel elementen in waar het ministerie eerst niet aan wilde, zoals het belang van waarschuwen voor epidemieën, voor medische toestanden in bepaalde landen. Dat zit er nu in. Het is inzichtelijker gemaakt. De informatie wordt vaker geüpdatet. Complimenten daarvoor.

Tegelijkertijd vraag ik me nog steeds af of we niet naar Europese reisadviezen moeten. Dit is een vraag die ik elk jaar opnieuw neerleg. Telkens komt het antwoord dichter in mijn buurt, dus ik hoop dat we dit jaar mijn doel kunnen bereiken. Het is mij nog steeds een doorn in het oog dat ik zie dat die reisadviezen echt van elkaar verschillen. Dan zit je als Nederlandse toerist of inwoner aan je ontbijttafeltje in een hotel en zegt de Duitser: wij worden gerepatrieerd. En de Nederlander zegt: o, wij niet. Het is ook andersom, bijvoorbeeld in het geval van Rusland en de invasie in Oekraïne. Nederland zei al op de 12de: jongens, jullie moeten vertrekken. De Duitsers deden dat pas op de 19de. Dat leidt tot grote onrust onder mensen die in dat land zijn. Ik vraag me echt af of het niet verstandiger is om hierin toch veel meer samen, als EU-27, één lijn te trekken. Ik kan ook nog Kabul of Ethiopië noemen, of eerdere momenten in Egypte waarop dit fout ging, maar ik denk dat het belangrijk is om daar hard achteraan te zitten.

De coronacrisis heeft natuurlijk ook zijn effect gehad op welke dienstverlening er kon worden verleend. Hij heeft ook zijn effect gehad op de ontwikkeling van het postennetwerk en de ontwikkelagenda. Daar heb ik een paar vragen over. Het stond in de brief, maar er stond eigenlijk niet bij wat. Welk deel van de ontwikkelagenda heeft stilgelegen tijdens de crisis en hoe wordt dit dezer dagen ingehaald?

Dan een tweede vraag daarover. In het regeerakkoord is er behoorlijk wat geld vrijgemaakt voor de versterking van het postennet. Ik zou aandacht willen vragen voor twee elementen in het postennet die altijd onderbelicht zijn. Eén, dat een substantieel deel van het budget naar consulaire dienstverlening gaat. En, twee, een klein beetje buiten dit bestek, dat we ervoor zorgen dat de mensenrechtenexpertise op het postennet danig wordt vergroot. Dat is bij de vorige keren nagelaten. Ik denk dat het essentieel is dat we dat deze keer wel doen. Drie. Ik begrijp dat ook Buitenlandse Zaken nu kijkt naar de consulaire dienstverlening en de opdracht die voortkwam uit het rapport Ongekend onrecht. Ik vroeg me af of daar al een update over te geven is.

Dan de digitale dienstverlening. Nederlanders in het buitenland zijn volgens mij over het algemeen zeer tevreden met de dienstverlening, maar zouden heel graag zien dat er nog meer digitaal kan, dat ze geen lange reizen hoeven te maken en dure hotels hoeven te boeken, herhaalbezoeken hoeven te doen en dat soort zaken. Vorig jaar heb ik samen met collega Brekelmans ertoe opgeroepen om de digitale paspoortverlening echt te versnellen. Ik heb daar een paar vragen over. Het is ook de meest gebruikte consulaire dienst en het wordt het vaakst genoemd als verbeterpunt. Als het je belangrijkste product is en mensen er meer van verwachten, hoop ik dat we daar een slinger aan kunnen geven. Ik begrijp dat er een pilot is geweest om digitaal reisdocumenten en ID-kaarten aan te vragen en dat die succesvol was. Ik hoop dat dat ook structureel kan worden gemaakt. Maar ik hoop vooral dat we toe kunnen gaan naar een situatie waarin je je paspoortverlenging digitaal kunt aanvragen en er vervolgens iemand bij je aan de deur komt om je biometriegegevens af te nemen, op een betrouwbare manier. Dat daar misschien iets meer voor moet worden betaald dan voor de huidige dienstverlening om te zorgen dat het kostendekkend is, neem ik graag op de koop toe. Dat is mijn wens en mijn pleidooi.

Ik heb daar drie vragen over. Allereerst, waarom acht Binnenlandse Zaken het op afstand aanleveren van biometrie onbetrouwbaar? Ik ken genoeg bedrijven die dat op een betrouwbare manier kunnen. Er zijn landen die dat ook al doen. Twee. Acht Buitenlandse Zaken het wenselijk om de nationale of Europese wetgeving te wijzigen om digitaal een paspoort te kunnen verkrijgen? En drie. Wanneer is dat onderzoek van Binnenlandse Zaken naar de mogelijkheden en risico's van digitale identiteitsvaststelling en -verificatie, en het afnemen van biometrie op afstand voltooid? Ik proefde in die zinnen enthousiasme aan de kant van Buitenlandse Zaken en een gebrek aan enthousiasme bij Binnenlandse Zaken. Laten we in ieder geval vanuit deze commissie duidelijk maken dat er groot enthousiasme, haast en spoed achter moeten worden gezet.

Voorzitter. Dan gedetineerden. Nederlanders in het buitenland zijn niet alleen maar ondernemers. Sommigen van deze ondernemers hebben ook slechte intenties en zijn, helaas voor hen, daar gesnapt. Er zijn ongeveer 1.700 Nederlandse gevangenen in het buitenland. Een paar dingetjes daarover. De begeleiding van deze mensen wordt nu opgepakt door twee stichtingen, Dutch&Detained, en Bureau Buitenland van Reclassering Nederland. Wij zijn van mening dat deze partijen een heel belangrijke overheidstaak vervullen, maar ook dat er nog wel ruimte ligt om die consulaire bijstand op dit punt te verbeteren.

Ik zou een paar dingen expliciet willen noemen, dingen die mijn fractie zorgen baren. Eén. Niet alle gedetineerden kunnen op dit moment bijstand krijgen in zorglanden. Dat geldt slechts voor de helft. Twee. Er is geen directe koppeling tussen deze stichtingen en de Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid over de aanhoudingen. Het is een systeem dat vertraagd doorkomt. Drie. Er is een beperkte mogelijkheid om te specialiseren, bijvoorbeeld bij zaken met een psychiatrische problematiek. Dat beperkt ook de hulp die deze instanties kunnen bieden. Ik zou de Minister willen vragen of hij het met me eens is dat deze stichtingen deze dienstverlening zouden moeten bieden. Ik ben ervan overtuigd dat dat moet, niet alleen vanwege de aantallen die we bereiken, maar ook vanwege onze dienstverlening. Wil de Minister onderzoeken of dit ook iets moet betekenen voor de financiële ondersteuning van deze stichtingen om dit mogelijk te maken? Want ze doen het volgens mij op dit moment voor een habbekrats. Die stichtingen vallen daarvoor te prijzen, maar ik zou graag willen dat die dienstverlening fatsoenlijk wordt gefinancierd.

Eén individuele casus die ik er in deze omstandigheden uit wil halen, is die van de heer Singh, die vastzit in San Francisco. De Kamer heeft eerder gezegd: zet alles op alles om deze man over te brengen op basis van humanitaire gronden. Voormalig Minister Dekker heeft gezegd dat hij onvoldoende binding heeft met Nederland. Ik waag dat toch echt te betwijfelen. Zijn zus geeft aan dat zij bereid is om deze persoon voor onbeperkte tijd in huis te nemen. Vervalt daarmee niet het argument van het kabinet om de WOTS-procedure te weigeren? Gelet op de parole hearings die nu plaatsvinden, vraag ik of het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog actie mogelijk acht om de zaak van Singh positief onder de aandacht te brengen. Volgens mij is het een van de meest vervelende consulaire zaken die er zijn.

Voorzitter. Dan het nationaliteitsrecht. Heel veel Nederlanders in het buitenland zijn er gefrustreerd over dat meervoudige nationaliteit niet mogelijk is. Nederland loopt ook echt achter. 22 EU-landen staan het toe. Vier EER-landen staan het toe. Ik zou deze Minister willen vragen wat volgens Buitenlandse Zaken het nadeel is om die meervoudige nationaliteit toe te staan. Zitten er, vanuit het ministerie bezien, eigenlijk niet alleen maar voordelen aan om dit toe te staan? Het zijn namelijk ambassadeurs van Nederland, waarmee we heel veel praktische bezwaren zouden weghalen.

Voorzitter. Ik besef dat ik echt wat tijd aan het innemen ben. Tot slot heb ik nog een paar technische vragen. Eén. Is er al een nieuwe afweging gemaakt ten aanzien van visumliberalisatie Kosovo? Zo nee, kunnen we daar haast mee maken? En twee, over inburgering. Ik hoor over heel veel schrijnende gevallen, van partners, aanstaande partners, die inburgeringsexamen moeten doen buiten Nederland. In sommige landen is dat wel zo en in andere landen niet. Daar zit enige willekeur in besloten. Moet dat systeem niet gelijkgetrokken worden voor alle aanvragers?

Voorzitter, tot zover. En dan verontschuldig ik mij nu.

De voorzitter:

Dank u wel, net geen tien minuten, dus het viel mee. Ik wens u succes in de plenaire zaal. We zien u zo terug. Dan gaan we nu naar de eerste termijn van de heer Brekelmans. Gaat uw gang.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik sluit me aan bij de heer Sjoerdsma: de 1 miljoen Nederlanders die in het buitenland wonen, zijn enorm belangrijk voor ons land. Ik noem ze ook altijd: onze informele ambassadeurs. Zij leggen contacten, zetten bedrijven en handel op en bouwen aan nieuwe netwerken. Voor hen moeten we dan ook zorgen voor goede dienstverlening en advisering.

Ik begin met de reisadviezen. Afghanistan vorig jaar, en dit jaar Oekraïne hebben natuurlijk weer heel zichtbaar gemaakt hoe de veiligheid in een land razendsnel kan veranderen. De reisadviezen voor Nederlanders moeten daarom ook actueel en scherp zijn, wat mij betreft. Het is daarbij logisch om daarin samen te werken met de EU-partners. Collega Sjoerdsma zei het al. Ik ben er niet helemaal van overtuigd dat het gezamenlijk moet, want dan moet je met 27 landen hetzelfde denken over de veiligheidssituatie in een land. Dat lijkt me praktisch nogal ingewikkeld. Maar ik vind het eigenlijk belangrijker dat ook de VS en het Verenigd Koninkrijk hierin natuurlijke partners zijn. We hebben in Oekraïne gezien dat zij de twee landen zijn, met name de VS, met de beste inlichtingen. Hetzelfde geldt nu voor Rusland, ook een actueel voorbeeld. De vraag is hoe we de veiligheidssituatie en de mogelijkheid om te vertrekken moeten beoordelen. We hebben de afgelopen weken gezien dat de VS en het VK een rood reisadvies hebben afgegeven en een veiligheidsalarm hebben verstuurd. Nederland heeft dit niet gedaan. Hoe kan dit? Wat waren de overwegingen van de Minister hierbij? Ziet hij ook de noodzaak ervan om hierin nauwer samen te werken met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk?

Een ander probleem of een andere moeilijkheid is dat veel Nederlanders in crisisgebieden zich niet registreren bij de ambassade op het moment dat ze daarnaartoe gaan. Wat wil de Minister nog meer doen om Nederlanders te bereiken? Dat is nu heel actueel in Rusland, maar bijvoorbeeld ook in Iran, waaruit onlangs het bericht kwam dat er iemand is vastgezet. Welke kanalen en communicatiemiddelen kunnen diplomatieke posten hier nog meer voor gebruiken om ook de mensen te bereiken die zich niet hebben geregistreerd?

Dan ga ik naar de dienstverlening. Collega Sjoerdsma zei het al: er gaat een heleboel goed, maar er zijn toch ook Nederlanders, zeker in wat meer afgelegen gebieden, waarvoor toegankelijkheid een probleem is, omdat zij ver van een ambassade of een consulaat wonen, of niet heel makkelijk naar Nederland kunnen reizen. Vorig jaar vroeg ik samen met collega Sjoerdsma per motie om nieuwe mogelijkheden te identificeren voor het digitaliseren van producten en diensten voor Nederlanders in het buitenland en hiervoor ook een middellangetermijnplanning te maken, omdat iedere aanpassing in IT-systemen ingewikkeld is en ook vaak capaciteit vraagt van andere ministeries. Mijn vraag aan de Minister is: wat is er naar aanleiding van de motie uit deze inventarisatie gekomen? Welke producten staan er voor dit jaar en voor volgend jaar op de planning?

Verder geeft de Minister in de Staat van het Consulaire aan te hebben gekeken naar knelpunten en hardvochtigheden in de consulaire dienstverlening. Wat is hieruit gekomen? Wat kan daaraan worden gedaan?

Dan heb ik een specifieke vraag over de Registratie Niet-Ingezetenen. Veel Nederlanders in het buitenland geven aan dat ze hierin graag makkelijker gegevens zouden willen wijzigen, bijvoorbeeld zoiets simpels als een e-mailadres invoeren en aanpassen, zodat ze berichten kunnen krijgen van de rijksoverheid. Ze geven ook aan dat het goed zou zijn dat deze gegevens mogelijk ook toegankelijk kunnen worden gemaakt voor andere diensten, zodat zij niet steeds die informatie zelf hoeven door te geven, bijvoorbeeld het bewijs van nog in leven zijn. Hoe kijkt de Minister hiernaar? Ziet hij ook mogelijkheden om dat register te verbeteren en dat ook breder te kunnen inzetten?

Dan stemmen vanuit het buitenland. Binnenkort vinden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. Het is mogelijk om per brief te stemmen voor de Tweede Kamer, maar voor de provinciale staten, waterschappen of de gemeenteraad kan dat alleen per volmacht. Mijn simpele vraag is waarom dat zo is. Is het mogelijk om daar iets in te veranderen?

We zien dat de opkomst bij de verkiezingen onder Nederlanders in het buitenland relatief laag is, terwijl ook iedere stem van Nederlanders in het buitenland belangrijk is omdat ook zij nauwe banden hebben met ons land en met de politieke keuzes die hier worden gemaakt. Mijn vraag is dan ook wat de Minister concreet wil doen om bij de aankomende PS-verkiezingen de opkomst onder Nederlanders in het buitenland verder te stimuleren. Welke lessen heeft hij getrokken uit de verkiezingen die onlangs hebben plaatsgevonden voor de gemeenteraad en eerder de landelijke verkiezingen? Daarnaast blijf ik me altijd verbazen over de defensieve houding van het kabinet ten opzichte van de mogelijkheden voor digitaal stemmen, terwijl we hebben gezien dat bijvoorbeeld Frankrijk hier onlangs nog mee heeft geëxperimenteerd voor de presidentsverkiezingen. De vraag aan de Minister is of hij met een open houding hiernaar wil blijven kijken. Is hij bereid om actief bij landen als Frankrijk te vragen naar de lessen die zij hebben opgedaan met digitaal stemmen en wat er is gedaan om dat op een veilige manier te laten plaatsvinden?

Last but not least: migratie. Er gaat in de wereld veel misleidende informatie rond over de opvangvoorzieningen en procedures in Nederland, waardoor migranten vaak met te hoge en verkeerde verwachtingen naar Nederland komen. Het is belangrijk om mensen daar goed over te informeren, maar het is ook zeker belangrijk om de desinformatie die rondgaat actief te weerleggen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat als onze ambassades daarover communiceren, dat simpelweg niet als geloofwaardig wordt gezien omdat het gekleurd zou zijn. Het is belangrijk om hierbij nauw contact te hebben met influencers in de lokale gemeenschappen, omdat alleen zij door de lokale bevolking en door potentiële migranten worden vertrouwd. Mijn vraag aan de Minister is of hij bereid om een prioriteit te maken van het actief weerleggen in de belangrijkste herkomstlanden van de desinformatie of verkeerde informatie die rondgaat. Wat zou hij daar concreet aan willen doen? In het verleden zijn daar campagnes voor geweest. Wil hij die verder uitbouwen en stimuleren om bij te dragen aan het tegengaan van irreguliere migratie? Ik weet dat de Minister dit ook persoonlijk een belangrijk thema vindt, dus ik ga ervan uit dat hij zich ook persoonlijk hiervoor wil inzetten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit was de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik kijk even naar de Minister hoelang er moet worden geschorst voor de beantwoording. Laten we een kwartier doen; dan hebben we ook meer kans dat de heer Sjoerdsma weer terug is. Wij gaan verder om 10.35 uur.

De vergadering wordt van 10.18 uur tot 10.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, we zijn klaar met de schorsing. De heer Brekelmans kan ieder moment binnenkomen en de heer Sjoerdsma is klaar in de plenaire zaal, dus wat mij betreft kan de Minister beginnen met de beantwoording in eerste termijn.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, veel dank. Veel dank ook voor de gestelde vragen, de gemaakte opmerkingen en ook, hier en daar, de complimenten aan het ministerie. Ik zie de toch beperkte afvaardiging vanuit de Kamer ook als teken dat er in ieder geval veel dingen zijn die ook in de ogen van de Kamer goed genoeg gaan. Daarbij is er natuurlijk altijd van alles en nog wat wat je nog weer beter wilt doen.

Terecht werd er aandacht gevraagd voor de vele verschillende aspecten van Nederlanders in het buitenland, want we zijn er voor hen net zozeer als dat we er willen en moeten zijn voor alle Nederlanders binnen onze eigen landsgrenzen. Ik merk bij leden van de commissie dat ze zich in belangrijke mate kunnen identificeren met de mensen die in het buitenland wonen. Dat speelt op het ministerie en bij mij natuurlijk ook zeer sterk. Tijdens alle bezoeken die ik tot nu heb afgelegd aan ambassades is mij in ieder geval duidelijk geworden hoeveel tijd en energie er gaat zitten in het consulaire werk. Ik ga zelf altijd langs bij de consulaire afdeling om daar in gesprek te gaan over wat men ziet langskomen op het gebied van paspoorten, op het gebied van het bezoeken van gedetineerden enzovoort enzovoort. Ik ben het dus zeer eens met het enorme belang dat beide woordvoerders hebben onderstreept. Op het ministerie wordt dat ook absoluut zo gevoeld.

Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld. Die laten zich een klein beetje structureren, maar ook weer niet helemaal. Ik ga proberen het zo veel mogelijk onderwerp voor onderwerp te doen, maar we moeten maar even kijken of dat helemaal lukt. Anders gaan we af en toe wat van achteren naar voren.

Als eerste pak ik iets wat bij beide woordvoerders uitgebreid naar voren kwam: het reisadvies. We hebben daar eerder veel met elkaar over gesproken. Ik kan me de vragen heel goed voorstellen. Ook als wij het intern bespreken, zie je toch dat er verschillende aspecten aan zitten. Misschien eerst even de vraag van de heer Sjoerdsma waarom het reisadvies niet met de EU-27 wordt gemaakt. Je zou denken dat daar vanuit de logica best wat voor te zeggen zou zijn, ware het niet dat de EU-lidstaten hier in de praktijk vaak anders naar kijken en andere inschattingen maken op het gebied van veiligheid, nog afgezien van de snelheid die je soms wilt betrachten.

Het voorbeeld dat net werd aangehaald, volgens mij door de heer Brekelmans, is ook precies hoe het ging in een van de eerdere vergaderingen. Nog voordat de oorlog helemaal een feit was, was ik een van de eersten die in een vergadering zei: volgens mij moeten we de ambassade in Kyiv nu niet op volle sterkte handhaven. Dat leidde tot discussie, terwijl ik me tegelijkertijd herinner dat de heer Brekelmans in dat weekend al uiting gaf aan zijn gevoelen dat we misschien onze Angelsaksische vrienden zouden moeten volgen. Ik denk dat het daarin verstandig is om elke keer echt te kijken naar de beweegredenen van landen en om ook te kijken waarin je wél samen kunt optrekken.

Dat gebeurt ook in belangrijke mate. Gisteren had ik nog contact met onze post in Burkina. Ook dan begrijp ik weer hoe men aan het samenwerken is ten aanzien van de eigen medewerkers, maar hoe men ook kijkt of er consulaire dingen zijn die je samen moet doen. Ik ben het eens met de heer Brekelmans dat we ook goed moeten kijken naar wat de Angelsaksen doen. Alleen zijn er ook daar soms belangrijke overeenkomsten. Je zou kunnen zeggen dat de Amerikanen heel goed hebben gezien dat de oorlog op uitbreken stond, maar zij hebben soms natuurlijk weer andere geopolitieke belangen en zien ook weer andere risico's. Zeker voor Amerikaanse staatsburgers zijn er soms echt andere risico's dan voor Nederlandse staatsburgers.

Ik begrijp beide kanten van het palet dus heel goed. Ik vind het ook een aanmoediging om dit heel strak te blijven volgen. Omdat de Kamer ernaar gevraagd heeft en wij er veel contact over hebben, kijk ik er af en toe ook zelf naar. Is het voldoende begrijpelijk? Moet je dingen nog explicieter doen? Ik neem de aanmoediging van de heer Sjoerdsma mee om het contact met de EU nog verder te intensiveren, zonder dat we dat, denk ik, kunnen formaliseren om op korte termijn tot één reisadvies te komen. Van de heer Brekelmans neem ik mee dat we, zeker als het gaat over meer geopolitieke vraagstukken, ons echt moeten verdiepen in waarom de Britten en Amerikanen doen wat ze doen en of er overlap zit tussen hun logica en de onze.

Dat vind ik allebei verstandig. Ik moet er wel bij zeggen – ik denk dat we dat allemaal herkennen – dat ik me heb zitten afvragen hoe vaak ik zelf de reisadviezen heb gecheckt voordat ik op reis ging naar een gebied waarvoor dat misschien nodig zou zijn. Ik moet eerlijk bekennen: minder vaak dan dat het had gemoeten. Laat ik het zo formuleren. Ik vermoed dat het heel veel Nederlanders zo vergaat, ook Nederlanders die soms vervolgens in problemen komen. Dat is dus ook een aanmoediging om waar dat kan het belang van die reisadviezen onder de aandacht te blijven brengen. Daarom ben ik blij met de aandacht die de Kamerleden ervoor vragen en neem ik ook zelf die gelegenheid graag te baat. Paradoxaal genoeg heeft corona daarbij overigens niet geholpen. Toen is het heel vaak heel expliciet gegaan over «check het reisadvies».

De heer Brekelmans heeft met betrekking tot Oekraïne gevraagd: wat kun je nou nog doen om Nederlanders te bereiken? Dat is natuurlijk ook een gesprek dat we al eerder hebben gevoerd. Via de informatieservice van BZ worden er met regelmaat berichten gestuurd naar geregistreerde Nederlanders. We moedigen de mensen die wij spreken aan om ook tegen anderen te zeggen dat ze contact kunnen opnemen en dat ze zich kunnen laten registreren. Het is wel ingewikkeld dat je daarbij soms tegen de grenzen van de privacy aanloopt. Ik heb weleens gedacht: zou je dat niet gewoon via bijvoorbeeld reisbureaus of zo moeten organiseren? Uiteindelijk zijn er natuurlijk best veel mensen die op reis gaan, die je langs zo'n meer privaat kanaal kunt bereiken. Maar toen we dat eerder uitzochten, bleek de privacy daarbij toch ook vaak een belemmering op te leveren. Maar ik ben best bereid om elke keer te kijken wat voor onorthodoxe of min of meer onorthodoxe dingen kunnen worden gedaan om daar nog tractie in te genereren. Tot zover van mijn kant over dit onderwerp.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Brekelmans hierover nog een vraag heeft.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik hoor een helder antwoord en een toezegging van de Minister om zich in te zetten voor die nauwe samenwerking met de VS en het VK en ook steeds te blijven kijken hoe Nederlanders kunnen worden bereikt. Het gaat natuurlijk om momenten waarop het echt spannend wordt, of dat nou wordt aangeduid met geel, oranje of een andere kleur. We hebben vlak voor de invasie in Oekraïne gezien dat er aan de ene kant waarschuwingen waren dat het weleens helemaal mis zou kunnen gaan. Niemand wist dat zeker, maar dan maak je een bepaalde inschatting. Maar daardoorheen liep bijvoorbeeld het economische argument dat men niet te snel wilde overgaan tot een alarmfase, omdat dan misschien bedrijven en investeerders weg zouden gaan. Nou vind ik dat geen irrelevant argument, maar er is natuurlijk wel een punt waarop je zegt: de veiligheid gaat nu even voor het economisch belang van dat land. Hoe kijkt de Minister hiernaar? In de discussie die wij hier indertijd over hebben gevoerd, stelde ik die grens waarbij de veiligheid prevaleert boven het economische argument iets eerder. Kan de Minister daar iets meer over zeggen? Op momenten dat het spannend wordt, welke criteria of overwegingen hanteert het ministerie dan om tot zo'n kleurcodering en advies te komen?

Minister Hoekstra:

Ik ben het hier zeer mee eens. Dat was overigens ook precies een dilemma in deze casuïstiek, waarbij – interessant genoeg – Oekraïne, en ook expliciet de Oekraïense president zelf, aan die andere kant hing en relatief lang heeft aangegeven, ongetwijfeld ook weer op grond van inlichtingen die hij had, dat er veel voor te zeggen was om ervoor te zorgen dat er geen grote economische schade aan het land zou worden toegebracht als gevolg van hele scherpe voorzorgsmaatregelen. Ik vond dat vanuit zijn positie ook wel begrijpelijk. Dat was ook een plausibel argument. En wat het hier natuurlijk extra ingewikkeld heeft gemaakt, is dat het hier iets van de buitencategorie betrof: een volstrekt ongerechtvaardigde oorlog zoals we die decennia niet meer gezien hebben met bovendien, zo weten we nu, toch verschillende perspectieven van vooraanstaande inlichtingendiensten op wat nou waarschijnlijk was. We zaten allemaal relatief aan de voorkant, maar ik geef onmiddellijk toe dat de heer Brekelmans nog eerder was met het onder de aandacht brengen van het voorzorgsprincipe. Zeker achteraf gezien is dat natuurlijk gewoon terecht geweest.

En ten aanzien van de criteria: ik denk dat je in zo'n geval alle verschillende omstandigheden moet meewegen. Daarbij moet je ook het inhoudelijke argument van het ervoor zorgen dat je niet onbedoeld bijdraagt aan economische schade, waar Rusland in dit geval vermoedelijk toch ook op uit was, betrekken. Ook de diplomatieke wensen van Kiev moet je meewegen. Uiteraard moet de veiligheid zeer zwaar wegen. Ik was die vrijdag voor de invasie op de Münchner Sicherheitskonferenz. Daar heb ik vooraanstaande experts uit verschillende landen gesproken die hele verschillende opvattingen hadden over wat er zou gebeuren. En dat maakt het natuurlijk ook zo ingewikkeld.

Ik wil nog een opmerking maken over iets wat ik zou willen toezeggen. De heer Brekelmans maakt terecht een onderscheid tussen landen. Er zijn landen waar registratie er eigenlijk niet zo veel toe doet. Ook daar is het misschien niet gek, maar het is toch anders in een land als België of Luxemburg dan in bij wijze van spreken Burkina of op andere plekken in de Sahel of in de wereld waar het gewoon minder veilig is. Lerend ook van dit gesprek vind ik het niet gek om te kijken of we nog meer kunnen doen in het aangrijpen van momenten die er toch zijn – denk aan een Koningsdagviering en andere momenten waarop Nederlanders bij elkaar zijn – om expliciet bij de aanwezige Nederlanders onder de aandacht te brengen dat we graag willen weten wie ze zijn. Dat gebeurt wel degelijk, maar ik denk dat het af en toe nog extra kan. In heel veel gevallen heb je het nooit nodig. Tot het moment dat je het in een specifiek geval heel erg nodig hebt. Ik zeg dit nu even hardop denkend. Ik geloof ook niet dat ik de organisatie in dramatische problemen breng met deze toezegging. Dus die durf ik wel aan.

De voorzitter:

Ik zie dat dit voldoende is voor de heer Brekelmans. Minister, gaat u verder.

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan pak ik even een van de wat grotere onderwerpen. Ik denk dat het handiger is om daarmee te beginnen. Ik wil een aantal opmerkingen maken over dienstverlening in het algemeen. Dank voor de complimenten daarover. Op het moment dat ik de complimenten intern overbreng, zeggen de heren rechts van mij – die overigens ook de dames vertegenwoordigen – dan altijd ook meteen wat er allemaal nog beter kan. Tijdens het werkbezoek dat ik zelf heb afgelegd, viel me op hoe men boven op de zaak zit en ook juist dingen wil verbeteren. Ik ben de Kamer erkentelijk voor de onderkenning van wat er allemaal goed gaat.

De heer Sjoerdsma vroeg nog naar biometrie en paspoorten, naar het onderzoek van BZK. De definitieve resultaten zullen later deze maand bekend worden. BZ en BZK zullen gezamenlijk de Kamerbrief daarover schrijven.

De heer Sjoerdsma vroeg voorts naar de voordelen van de dubbele nationaliteit.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil nog even terug naar het vorige onderwerp. Ik heb nog twee vragen gesteld die hieraan raken. Misschien komen de antwoorden daarop nog? De dubbele nationaliteit is wel een ander onderwerp. Ik heb nog gevraagd waarom BZK het onbetrouwbaar acht om op afstand biometrie aan te leveren. Ik heb ook gevraagd of het Ministerie van Buitenlandse Zaken het wenselijk vindt om nationale en EU-wetgeving te wijzigen om zo het digitale paspoort mogelijk te maken.

Minister Hoekstra:

Het zit allemaal in hetzelfde blokje, maar laat ik dat meteen doen. Er is de subtiele verleiding om verschillende standpunten van verschillende ministeries onder de aandacht te brengen. Dat maakt het ingewikkeld. Daarbij ontkom ik natuurlijk niet aan de zwaartekracht van het beginsel dat het kabinet met één mond spreekt. Maar de formulering van de vraag of de ministeries daar nou heel anders over denken, was ingenieus. Ik vind wel dat ook goed moeten kijken naar het type argumenten en belangen zoals de heer Sjoerdsma die onder woorden bracht.

Ten aanzien van de aanvraag op afstand. Het klopt dat BZK daarvoor beleidsverantwoordelijk is. Wat wij doen, is samen met BZK kijken of dit in de toekomst ook mogelijk kan worden. Hoewel BZK nu nog geen concrete plannen heeft, wordt ook hierbij gekeken naar de mogelijkheden, de onmogelijkheden en de risico's. Zoals ik net al zei, komen de onderzoeksresultaten nog. Die kunnen overigens niet in detail openbaar gemaakt worden. Ik denk dat dat ook te maken heeft met de veiligheid. Daarbij is het afnemen van biometrie en het koppelen van identiteit van de afgenomen biometrie bij digitalisering van het aanvraagproces kennelijk een uitdaging. Daar kan ik me praktisch wel iets bij voorstellen. Maar ik snap de aanmoediging om te kijken wat wel kan. Zo zullen wij ons daar in ieder geval ook voor blijven inzetten.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zou dat ook zeer aanmoedigen. Ik denk dat het misschien ook goed is als de Minister het bij zijn collega van BZK onder de aandacht brengt. Ik kan me ook allerlei praktische bezwaren proberen in te denken, maar tegelijkertijd zijn er gewoon bedrijven die bij iemand langs kunnen gaan om vingerafdrukgegevens af te nemen. Dat is technisch niet heel ingewikkeld. Het zal ongetwijfeld met de betrouwbaarheid van het bedrijf en dat soort zaken te maken hebben, maar tegelijkertijd heb ik ook wel het idee ... Ik snap dat de Minister hier namens het kabinet met één mond wil spreken, maar af en toe gaat het hem ook goed af om een klein beetje af te wijken van het kabinetsstandpunt. Ik zou hem dus willen uitdagen om een beetje te duwen op zijn collega, vooral ook omdat ik het idee heb dat ze bij Binnenlandse Zaken natuurlijk alleen de lasten ervan zien. Dat snap ik vanuit hen bezien ook wel: het zijn alleen maar lasten en ingewikkeldheden. Maar er zijn ook grote voordelen, voor heel veel mensen. Misschien zou de persoonlijke inzet van de Minister daar dus welkom zijn.

Minister Hoekstra:

Het is in het leven een kwestie van balans. Dat heb ik goed verstaan. Voor veel onderwerpen geldt ... Dat geldt voor dit onderwerp. We komen zo meteen nog te spreken over het stemmen, waarnaar de heer Brekelmans vroeg. Er zijn ook zaken die raken aan de portefeuille van de collega's van Justitie. Er is best een aantal zaken waarbij ik de logica zie om weer contact op te nemen met de anderen en te zien hoe je wellicht nog wat extra dingen kunt doen, zonder dat het leidt tot hele fundamentele dingen op zeer korte termijn. Juist als je er met elkaar over gaat, kun je het nog weer eens onder de aandacht brengen. Zo versta ik de heer Sjoerdsma en daar ben ik het gewoon ook echt mee eens. Dat zullen we dus zeker doen.

Voorzitter. Er was nog een vraag van de heer Brekelmans in de categorie digitalisering consulaire producten. Welke producten staan er voor het laatste kwartaal en voor 2023 concreet op de planning? Op dit moment onderzoeken we met partners hoe de opgedane ervaringen rondom DigiD-videobellen ook voor andere diensten kunnen worden gebruikt. Denk dan aan het voorbeeld van Brekelmans over het vaststellen of personen nog in leven zijn – dat doe je dan met de SVB – of aan het verlengen van een rijbewijs. Wij hopen in 2023 samen met partners stappen te kunnen zetten op die onderwerpen, net als op het verder digitaal kunnen aanpassen van gegevens in de RNI. Er lopen ook gesprekken met DUO en andere organisaties over het inpassen van videobellen in de dienstverlening.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik begrijp het antwoord. Het is alleen een antwoord dat best wel lijkt op het antwoord van vorig jaar, in de zin dat de pilot met DigiD toen ook liep. Die was succesvol en er werd gezegd dat zou worden bekeken of dat ook bij andere diensten kon. Toen hebben wij gezegd dat je, ook in het licht van eventuele aanpassingen in de IT-systemen, op korte termijn moet vaststellen wat je graag zou willen om capaciteit vrij te maken bij de diensten. We lopen dus het risico om een vergelijkbaar antwoord krijgen als we deze vraag volgend jaar weer stellen, terwijl de wens er is om dit te regelen en het volgens mij ook een heel duidelijke meerwaarde heeft.

Minister Hoekstra:

Dat snap ik. Ik snap ook de aanmoediging. Ik zit een beetje te puzzelen, want het heeft natuurlijk ook met die andere organisaties te maken. Wij zien het voordeel ervan wel in. Het beste wat we kunnen doen is het belang hiervan opnieuw onder de aandacht brengen: de veiligheid, het gemak. Zou er koudwatervrees bestaan, wat ik echt niet kan beoordelen – ik vind het ook te makkelijk om die suggestie te wekken – is die dan te overwinnen? Ik wil me daar best nog een keer hard voor maken, maar ik wil ook een beetje waken voor een hele stoere belofte. We weten allemaal dat uitvoeringsorganisaties een heleboel heisa hebben, een heleboel dingen te verhapstukken hebben. Dan krijgen ze dit er ook nog bij. Dat is natuurlijk ook de realiteit van veel uitvoeringsorganisaties: ze staan al onder grote druk. Is dat een modus waarmee we verder kunnen, vraag ik aan de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ja. Volgens mij trekken wij aan dezelfde kant van het koord. Het is inderdaad de realiteit dat de uitvoeringsorganisaties en andere ministeries andere prioriteiten hebben. Mijn concrete vraag is dan ook om, puur ter uitvoering van die motie, ergens begin volgend jaar een brief te sturen over de producten en diensten die zijn overwogen en wat er wel en niet kan, met iets van een termijn. Als wij dan vinden dat bepaalde uitvoeringsorganisaties daar wat meer prioriteit aan kunnen geven, kunnen wij daar met de collega's binnen onze fracties over spreken.

Minister Hoekstra:

Laten we het als volgt doen. Ik voel daar ook voor. Ik zou nog specifiek willen kijken of je bij bepaalde uitvoeringsorganisaties nog een pilot kunt doen. Dat is meestal ook minder invasief dan iets totaal veranderen. Wat mij betreft hoeft het ook niet in een keer over de volle breedte te gaan. Het betreft best een aantal uitvoeringsorganisaties. Het is hier misschien een kwestie van stap voor stap. Op het moment dat het op de ene plek werkt, is dat ook een aanmoediging voor andere. Ik zou een iets langere termijn willen nemen en zou de brief dus niet aan het begin van het jaar willen sturen, ook omdat ik weet hoe druk het einde van het jaar vaak is voor uitvoeringsorganisaties. Mag ik de brief medio eerste helft sturen, laten we zeggen op 1 april? Ik kijk dan ook even naar rechts. Als dat in orde is, zeg ik dat toe.

De voorzitter:

Akkoord. Gaat u verder. Nee, de heer Sjoerdsma heeft ook nog een vraag.

De heer Sjoerdsma (D66):

Volgens mij is dit heel mooi. Ik heb nog één kleine aanvulling. Kan daarbij ook worden meegenomen de succesvolle pilot inzake het digitaal aanvragen van het rijbewijs bij de gemeenten? Wordt die ook opengesteld voor Nederlanders in het buitenland?

Minister Hoekstra:

We zullen de stand daarvan in ieder geval ook meenemen.

De voorzitter:

Prima. U vervolgt uw betoog.

Minister Hoekstra:

Even kijken, voorzitter, want volgens mij ben ik al een heel eind. Er is nog de registratie van niet-ingezetenen. Ik zal hierop terugkomen in de brief, want ik denk dat dat behulpzaam is. Er zijn pilots, maar er zijn nog een paar aanpalende dingen waarbij enige toelichting op de stand van zaken behulpzaam is. Die zal ik adresseren, zonder dat het een alomvattende consulaire brief wordt. Als er andere dingen uit dit CD zijn die half blijven liggen, zullen we die ook daarin meenemen. Laat ik dat gewoon in algemene zin toezeggen, want ik denk dat dat behulpzaam is.

Voorzitter. Een ander onderwerp waarbij iets soortgelijks speelt, is het stemmen in het buitenland. Ik snap de inhoudelijke vraag waarom het bij de landelijke verkiezingen wel per brief kan en bij verkiezingen voor de provinciale staten en bij de gemeenteraadsverkiezingen niet. Ik herken dat overigens zelf ook. Toen ik in het buitenland woonde, kon ik aan sommige verkiezingen makkelijk meedoen en aan andere verkiezingen veel moeilijker of de facto niet.

Voor de verkiezingen voor de provinciale staten, de gemeenteraad en de waterschappen is het ingezetenschap van een provincie, gemeente of waterschap natuurlijk een eis. Niet-ingezetenen die in het buitenland zitten, kunnen dus niet voldoen aan die eis. Ze hebben uiteraard wel stemrecht voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Op 18 augustus is een grondwetswijziging in werking getreden waarmee de oprichting van een kiescollege niet-ingezetenen kan worden geregeld. Ik denk dat dat bekend is bij de leden van de Kamer. Aankomende dinsdag debatteert de Eerste Kamer over de uitvoeringswet van dit kiescollege. Afhankelijk van de uitkomst van dat debat zal een eerste kiescollegeverkiezing mogelijk in maart 2023 plaatsvinden. Als dat allemaal gaat zoals het beoogd is, opent dat de mogelijkheid om het stemmen makkelijker te maken. Ik moet daarbij overigens wel de winstwaarschuwing geven dat ik dan wel met BZK in gesprek moet, want zij zijn hier natuurlijk de eerste poortwachter en niet wij. Maar ik vind het een heel logische gedachte dat als het ingezetenenpunt is opgelost en mensen dus in aanmerking komen voor het kiesrecht, je dan kijkt hoe je dat op een praktische manier invulling geeft zodat het niet de facto prohibitief is om te stemmen.

De voorzitter:

Er is toch een vraag van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Misschien vooral een aanvulling. Dit lijkt mij goed en terecht. Als dit inderdaad gaat zoals beoogd, zal het de eerste keer zijn dat Nederlanders in het buitenland voor de Eerste Kamer kunnen stemmen. Dat is nog nooit eerder zo geweest. Het lijkt me verstandig dat de Ministeries van Binnenlandse Zaken en van Buitenlandse Zaken de handen dan ineenslaan door er met een publiekscampagne voor te zorgen dat dit bekend is. Er moet dan actief onder de aandacht worden gebracht dat er een nieuwe mogelijkheid is om te stemmen en dat er vooral moet worden gebruikgemaakt van dat stemrecht. Als dit vaker gebeurt, dan is dit op een gegeven moment ingesleten. Ik denk dat we dan mogen veronderstellen dat Nederlanders dat weten. Voor Europese en nationale Tweede Kamerverkiezingen is dat eigenlijk wel zo. Dan weten de meeste Nederlanders het wel. Maar ik denk dat dit een nieuwe mogelijkheid is die velen nog niet op het netvlies hebben.

Minister Hoekstra:

Daar ben ik zeker toe bereid. Ik maak hier twee kanttekeningen bij. De eerste is dat het kleine beetje staatsrecht dat ik nog in me heb, zich wel verzet tegen de formulering dat we kunnen stemmen voor de Eerste Kamer. We stemmen voor de provinciale staten en die kiezen de Eerste Kamer. Maar ik ben het eens met het belang. Wij kiezen Provinciale Statenleden. Wij stemmen in onze provincies daarvoor. Daar zijn we het over eens, volgens mij. Het tweede is dat ik graag wil toezeggen dat we daar aandacht voor vragen, ook hier weer even redenerend vanuit degenen die in het buitenland verkeren. Het wordt wel een kwestie van frappez toujours voordat we dat tot de allerhoogste prioriteit van Nederlanders in het buitenland hebben gemaakt. Maar de inspanning gaan we leveren.

Voorzitter. Dan maak ik nog een beetje een zijstap. De heer Sjoerdsma vroeg ook nog naar visumliberalisatie voor Kosovo. Dat past misschien ook bij andere debatten, maar laat ik hier toch wat over zeggen. Wij hebben afgesproken dat we kijken naar de update die de Commissie gaat geven. Aan de hand daarvan zullen we moeten bepalen of Kosovo inmiddels voldoet aan de voorwaarden voor visumliberalisatie. Het is wat ons betreft ook van belang dat de Commissie een kwalitatief goede technische update presenteert. De verwachting is dat men dat medio oktober zal doen. Dan zullen wij aan de hand daarvan een definitieve stellingname betrachten, waarbij natuurlijk het volgende voor de hand ligt: hoe meer dat in orde is, hoe meer forward leaning wij daarop zullen reageren.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er nog een vraag van de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik had nog een vraag over het vorige blokje over stemmen vanuit het buitenland. Ik had een vraag over digitaal stemmen en de mogelijkheden daartoe. Daar wordt altijd vrij defensief op gereageerd, maar Frankrijk heeft dat onlangs wél gedaan voor Fransen in het buitenland. Ik denk dat we daar iets van kunnen leren.

Minister Hoekstra:

Zonder defensief te willen klinken zeg ik dat dit in de eerste plaats het terrein is van mijn collega van BZK. Ik vind wel dat de ervaringen, zoals van Frankrijk, ons zouden moeten inspireren om te kijken wat kan. Als je tien of twintig jaar vooruitkijkt, kun je je bijna niet voorstellen dat dat niet onderdeel van het recept is geworden. De vraag is vooral: als dat nou zo zou zijn, wat is dan een verantwoord pad met voldoende waarborgen? Dat is volgens mij vooral de vraag. Wat ik doe, is het volgende. Ik zal dit specifieke voorbeeld – er zijn ook andere Europese landen die daarnaar kijken – doorgeven aan mijn collega van BZK.

De voorzitter:

Dat was voldoende. Vervolgt u uw betoog.

Minister Hoekstra:

Dan kom ik op het onderwerp van irreguliere migratie. De heer Brekelmans vroeg of we daarover meer informatie rond kunnen laten gaan, want misinformatie daar zou kunnen leiden tot extra migratiestromen. Hij zei het net wat anders, maar ik heb hem zo begrepen. Ik ben graag bereid om daarnaar te kijken. Wij hadden het even over de vraag in hoeverre er nou inderdaad echt misinformatie bestaat die maakt dat mensen hiernaartoe komen of dat het juist om zaken gaat die te maken hebben met de aantrekkelijkheid van Nederland, dus die wel degelijk kloppen en ervoor zorgen dat mensen komen. Ik wil daar graag naar kijken.

Ik wil dat wel echt nadrukkelijk doen in samenspraak met de posten in plaats van dat ik het hier toch een beetje vanuit de studeerkamer ga organiseren en denk te kunnen bepalen om welke influencers het gaat en op welke manier enzovoort. Ik denk dat je dan tot de conclusie komt dat het op sommige plekken eigenlijk niet effectief is om nog extra communicatie te doen en op andere plekken misschien heel effectief. Ik zou dit niet zelf willen bepalen. Ik zou het eigenlijk afhankelijk willen maken van wat onze voelhoorns daar suggereren. Mijn theewater zegt dat we nog vaker over migratie te spreken komen, dus dat geeft mij dan ook zeker op enig moment de gelegenheid om terug te koppelen wat hieruit naar voren is gekomen.

De voorzitter:

Sterker nog, u krijgt meteen een interruptie. De heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik denk dat het punt is dat je, als je er geen of relatief weinig aandacht aan besteedt, niet weet welke informatie er rondgaat en dan heb je ook niet het netwerk om er iets aan te doen. Er is een aantal landen waarvoor een heel laag inwilligingspercentage geldt, maar waarvan toch grotere groepen hiernaartoe komen. Ik noem als voorbeeld Nigeria. Dat is zo, omdat daar in de gemeenschap rondgaat dat je wel asiel kunt krijgen in Nederland, terwijl die kans heel erg laag is. In dat opzicht zou dat een logisch startpunt zijn. Maar Nigeria is een gigantisch groot en complex land, met heel veel inwoners. Je kunt daar pas iets in betekenen op het moment dat je daarmee aan de slag gaat. De vraag is dus hoeveel prioriteit je hieraan geeft. Ik weet dat dit in het verleden voor enkele landen relatief succesvol is gebeurd, maar er zijn ook landen waarin dit niet gewerkt heeft. Ik hoor daar de laatste tijd minder over, terwijl ik denk dat de noodzaak alleen maar groter is.

Overigens heb ik nog twee dingen. Hoe gaat het met informatie over de migratieroute? Die route is namelijk veel gevaarlijker dan mensen vermoeden. Wees je dus bewust van wat je op die route allemaal tegenkomt. En dan wil ik het toch ook nog over het volgende hebben. Er gaan nu heel concreet beelden rond van cruiseschepen waar mensen op zitten. Het idee is: als je naar Nederland komt, kom je allemaal terecht op een cruiseschip met een groot buffet, bij wijze van spreken. Maar de omstandigheden zijn wel even wat anders dan dat soort beelden. We moeten gewoon een realistisch beeld schetsen en de verkeerde beelden weerleggen. Ik zou dat wel een belangrijke prioriteit vinden.

Minister Hoekstra:

Ik ben het daar gewoon mee eens. Ik denk dat we allemaal onderkennen dat dit niet meer is dan een lootje aan de stam van wat we allemaal te doen hebben om dit onderwerp behapbaar te maken. Ik ben graag bereid om te kijken wat we op dat punt kunnen doen. Dat zullen we dus doen. Volgens mij is mijn logica pragmatisch ten aanzien van de manier waarop je het doet en ten aanzien van waar het wel en niet werkt. Ik kon aan de lichaamstaal van de heer Brekelmans zien dat hij zich daarin kan vinden. Wij zijn het dus eens, zowel ten aanzien van het wat als ten aanzien van het hoe.

Voorzitter. Dan was er nog een specifieke vraag over één consulaire casus, namelijk de detentie van de heer Singh. Daar vroeg de heer Sjoerdsma naar. Er past altijd enige terughoudendheid bij het praten over consulaire casuïstiek. Dit is een casus die eerder zeer uitgebreid naar voren is gekomen, met name in de commissie voor JenV. Wij blijven – dat geldt overigens voor JenV en BZ samen – die zaak volgen en de post blijft ook consulaire bijstand verlenen. Mijn begrip is dat de Parole Board in augustus op basis van zogenaamde nieuw verkregen informatie de inwilliging tot parole weer heeft ingetrokken en dat er in maart 2023 een nieuwe zaak is. JenV heeft eerder aangegeven dat men zich echt afvroeg of er wel sprake was van binding met Nederland. Maar er is ook een Kamermotie die heeft gezegd: maak daar werk van! Dat deel zou ik echt bij JenV willen laten, want dat is niet aan mij. Maar de discussie is natuurlijk überhaupt nog niet in dat stadium, want hij zit vast en in 2023 komt er past een eerste, volgende procedurele stap. Dat is wat ik er nu over kan zeggen.

De voorzitter:

U heeft daar een interruptie over van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Eigenlijk heb ik twee punten. Een. Dit het gratietraject. Daarvóór heeft de Kamer natuurlijk aangedrongen op het traject van overbrengen. Het argument van de zijde van het kabinet was toen: er is gewoon onvoldoende binding. Ik zou de Minister willen vragen om daarover in contact te treden met de huidige Minister voor Rechtsbescherming om te vragen of dat nog steeds zo is. Ik vraag dit – en dat is het tweede deel van mijn vraag – omdat ik zou hopen dat het traject van gratie goed afloopt, maar ik tegelijkertijd wel moet constateren dat de nieuw opgeworpen feiten over meer dan 40 jaar geleden ook wel een beetje de vraag oproepen wat er nou precies gebeurt. Mijn tweede vraag zou dus zijn of het Ministerie van Buitenlandse Zaken kans ziet om die behandeling, het onderzoek dat is gepland, te bespoedigen, zodat het niet pas in maart 2023 plaatsvindt, maar zo snel mogelijk.

Minister Hoekstra:

Met alle waardering zeg ik: dat laatste is natuurlijk lastig, want dat gaat gewoon over de Amerikaanse rechtsgang. Het lijkt mij dus niet dat dat binnen het spectrum van het mogelijke ligt. Misschien zou je moeten zeggen dat het ook niet binnen het spectrum van het wenselijke ligt. Volgens mij zouden wij toch ook met opgetrokken wenkbrauwen kijken als iemand bij mij zou aankloppen en zou zeggen: kan die rechtszaak of een bepaalde zitting van meneer X of mevrouw Y niet wat eerder of wat later? Ik hoop dat de heer Sjoerdsma kan meevoelen dat dat misschien wat veel gevraagd is. Ik wil met alle plezier weer contact laten opnemen met JenV. Vooral door de vorige Minister voor Rechtsbescherming is er een aantal keer wat over gezegd. Ik heb geen indicatie dat het huidige kabinet daar andere stellingen in betrokken heeft. Tot nader bericht is dat de kabinetslijn, maar vanzelfsprekend kan daar nog een keer contact over opgenomen worden.

De heer Sjoerdsma (D66):

Graag, ook omdat de redeneerlijn van de toenmalig Minister voor Rechtsbescherming was dat er geen binding was. Inmiddels is bekend dat de zus van deze persoon – zij woont in Nederland – heeft gezegd dat ze van harte bereid is om de heer Singh voor onbepaalde tijd in haar huis op te nemen. Eerlijk gezegd vind ik het zelf heel moeilijk uit te leggen hoe die redeneerlijn van JenV van destijds stand kan houden. Als ik dit incident mag extrapoleren naar iets breders, is dat een beetje mijn hele ervaring bij de wijze waarop wordt omgegaan met gratieverzoeken en de humanitaire kant van overbrengingszaken. Aan de kant van Buitenlandse Zaken, als ik deze Minister mag aanspreken, zou ik willen dat de gratie wat meer is dan alleen het verzoek overbrengen. Ik zou willen dat er actieve diplomatie achter zit. Aan de kant van JenV zou ik willen dat er echt wat actiever gekeken zou worden naar welke mogelijkheden er eigenlijk zijn. Ik heb het idee dat er heel vaak wordt gekeken naar wat er allemaal niet kan. De gevolgen daarvan zijn soms best wel groot. Ik zie dat de ambtenaren het daar niet mee eens zijn, maar dat is mijn ervaring. Ik hoor graag welke ervaring van de Minister daartegenover staat. Ik zal maar eerlijk zeggen dat het echt risico's heeft als mensen hier onaangekondigd komen omdat de straf ergens anders is afgelopen. Wij weten dan niet dat iemand hier onvoorbereid en onbegeleid komt. Zo iemand staat dan op Schiphol met een criminele achtergrond waar je u tegen zegt.

Minister Hoekstra:

Even los van dat laatste zou ik toch wel willen zeggen dat ik de vorige Minister voor Rechtsbescherming, overigens net als de huidige, wel ken als iemand die altijd heel zorgvuldig naar deze dingen heeft gekeken. Ik heb dus geen reden om aan te nemen dat dat nou onzorgvuldig zou zijn gegaan. Dit ligt bovendien natuurlijk echt meer op het terrein van JenV. Ik zou dan nu een kwalificering, een soort sluitende definitie van het begrip «binding» moeten geven. Ik zou mijn interpretatie daarvan moeten geven. Ik vind het ongemakkelijk om dat in dit debat te doen. Ik vind dat dat echt bij JenV ligt. Ik herhaal graag de toezegging dat wij nog met ambtelijk JenV verkennen wat de laatste stand van zaken is. Ik ben alleen wat beducht om iets inhoudelijks te suggereren, als zou er een soort nieuwe beleidslijn in de maak zijn. Als dat zo zou zijn, vind ik het namelijk echt aan JenV om daarover te communiceren. Ik heb gewoon geen enkele aanleiding om te vermoeden dat dat zo is. Ik zou wel echt staande willen houden dat het vorige kabinet en de vorige Ministers op JenV dat met zorgvuldigheid gedaan hebben.

Er zit misschien meer muziek, of ook muziek, in wat er gebeurt op het gebied van het begeleiden van gedetineerden in het buitenland. Ik ben de stichtingen die zich daar hard voor maken zeer erkentelijk. De heer Sjoerdsma verwees daar al naar. Heel veel van onze posten maken zich daar overigens ook hard voor. Aan het begin zei ik al dat ik, als het enigszins kan, altijd langsga bij de ambassade. Ik ga dan ook altijd langs bij de consulaire afdeling. Je merkt dan dat er sprake is van hele verschillende problematiek. De consulaire afdeling in Duitsland is bijvoorbeeld ongelofelijk druk met paspoorten. In Japan is dat veel minder. Daar was ik vorige week. Maar mijn ervaring is dat men op al die posten heel veel werk maakt van het bezoeken van gedetineerden, ook als je dat vergelijkt met hoeveel tijd en energie andere landen daarin steken. Dat is overigens terecht. Het gaat vaak om hele bedroevende verhalen. Je hoort daar terug hoezeer het gewaardeerd wordt door gedetineerden dat zij door een van de stichtingen of door mensen van het ministerie worden bezocht.

Dat als eerste reflectie. De heer Sjoerdsma vroeg ook nog hoe het zit met de subsidie. Het ministerie subsidieert al 25 jaar activiteiten op het gebied van begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, ook door onafhankelijke organisaties. Die subsidies worden overigens voor meerdere dingen ingezet, zoals voor resocialisatie, psychische, maatschappelijke en geestelijke zorg en eventuele juridische ondersteuning. De subsidie ontvangende organisaties en de subsidiebedragen over 2020 staan vermeld in de zogenaamde Staat van het Consulaire. De heer Sjoerdsma kent die minstens zo goed als vele anderen. Ik heb begrepen dat het huidige subsidiekader een looptijd heeft tot komend jaar, dus tot 2023. Dat bedrag was de laatste jaren ongewijzigd. Tegelijkertijd is het verstandig om te analyseren hoe het nou inhoudelijk en financieel zit en hoe het zit met de daaraan verbonden kosten. Daarover zijn we actief in gesprek met de subsidie ontvangende organisaties. Ik vind dat er terecht ook aandacht uitgaat naar de vraag hoe we die begeleiding zo goed mogelijk kunnen doen. Dat is een heel lange manier om te zeggen dat we daarnaar zullen kijken.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan ga ik proberen om die lange manier samen te vatten in een paar korte, bondige punten die ik zelf heel graag zou willen terugzien in het nieuwe kader. Ik snap heel goed dat het in het huidige subsidiekader gewoon loopt en dat het op een gegeven moment klaar is, maar er zijn ook gewoon een aantal zorglanden gedefinieerd. Zoals ik het begrijp, kan de stichting die daar nu verantwoordelijk voor is ongeveer de helft van de gedetineerden in die zorglanden bedienen. Ik denk dat het de ambitie van het ministerie zou moeten zijn om gewoon al die gedetineerden daar te kunnen bedienen. Het zou mijn eerste wens zijn dat dat een expliciete doelstelling wordt.

Dan de tweede vraag. Is de Minister het met mij eens dat er dan ook moet worden gekeken naar wat voor dienstverlenging er dan precies is en of er ook ruimte is voor specialisering? Denk aan zaken binnen de psychiatrische problematiek, aan verwarde personen. Dat is in toenemende mate een probleem, niet alleen voor de Nederlandse consulaire dienst, maar ook elders in het buitenland. Kan de hulpverlening daar verder worden uitgebreid?

Mijn derde vraag gaat meer over de samenwerking tussen consulair en deze stichtingen. Kunnen we er in ieder geval voor zorgen dat het signaleringssysteem, dat nu afhankelijk is van het doorgeven door medewerkers, automatisch werkt? Want dan worden alle mensen die gedetineerd worden in een zorgland automatisch gesignaleerd bij deze stichtingen. Dat zouden mijn drie wensen zijn. Als ik de Minister zo beluister, weet ik zeker dat hij genegen is om daar gewoon met ja op te antwoorden.

Minister Hoekstra:

Ik ga het in ieder geval niet verpesten met een nee. Ik ben graag bereid om weer te onderzoeken wat kan en wat verstandig is om te doen naar de toekomst toe. Maar misschien eerst een paar dingen om te preciseren, om richting te geven. Ik wil alle onderdelen van dit debat sowieso graag meenemen in de analyse die we aan het doen zijn. Laat ik dat gewoon in algemene zin zeggen. Dat is één. Twee. Het is belangrijk om ons te realiseren dat niet alleen stichtingen mensen bezoeken. Het ministerie doet dat ook. Dat geldt ook voor derden, zoals individuen en anderen ter plaatse. Het is dus niet zo dat je niet wordt bezocht als je niet door een van de stichtingen wordt bezocht. Het is belangrijk om ons dat te realiseren.

Overigens herhaal ik graag dat ik het fantastisch vind dat deze stichtingen dit werk doen. Het is voor mensen namelijk een van de zeer beperkte contactmomenten. Sommige mensen zitten, zeker ook door taalbarrières, gewoon in hele penibele omstandigheden, natuurlijk ook in gevangenissen waar het zo nu en dan echt afschuwelijk vertoeven is. Ook daar ben ik het dus zeer mee eens.

Ik begrijp de vraag over dat signaleringssysteem. Er wordt mij ingefluisterd dat daaraan alleen nog wel wat haken en ogen zitten op het gebied van privacy. Dat vraagt dus een nadere analyse. Ik wil ook nog wel een algemene winstwaarschuwing geven. De heer Sjoerdsma hoort dat ik er een positieve grondhouding in heb. Ik wil elk van die dingen ook best onderzoeken, maar ik wil er ook voor waken dat we op basis van dit hele debat ... Kijk, we willen altijd alles. De heer Sjoerdsma zei net ook dat hij extra geld voor mensenrechten wil, dat ze ook al extra geld willen inzetten – dat heb ik ook uit eerdere debatten begrepen – op het gebied van veiligheid en dat ze op veel van die posten ook meer geopolitiek willen. Hij vroeg ook: is het niet belangrijk om ook de economische banden met al die landen versterken? Zou ik beter zijn bedeeld in de formatie, dan zou ik best het dubbele willen uitgeven aan die posten, maar ik moet het doen met de middelen die er zijn. Het is altijd keuzes maken in schaarste. Dus in algemene zin wil ik zeggen dat we ons er echt voor zullen inspannen. Het gaat hier niet om heel groot geld, maar ook hier zitten er weer enige beperkingen aan.

Dan nog over de mensenrechten.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een vraag van de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik ben zelf wat minder pessimistisch over de hoeveelheid middelen die de Minister tot zijn beschikking heeft. Het regeerakkoord stelt 56 miljoen structureel ter beschikking, waarvan een groot deel voor het postennet en een klein deel ter versterking van het Mensenrechtenfonds. Over die beperkte wensen vanuit de Tweede Kamer zou ik bijna zeggen: het is moeilijk om daar géén ruimte voor te vinden. Want het zijn echt bescheiden wensen als ik ze vergelijk met wat ik in andere commissies voorbij zie komen. Dus dat zou mijn uitdaging zijn voor de Minister.

Minister Hoekstra:

In abstracte zin is het makkelijk daarmee eens te zijn. Ja, er gaan enorme bedragen om in sommige andere commissies, maar veel begrotingen zijn van een hele andere orde dan de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, zeker als je daar alle Europese regelingen van aftrekt. Dan hou je net zo veel over als een van de vele regelingen bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is ook de realiteit. Maar ik ben het met de heer Sjoerdsma eens dat het niet om heel groot geld gaat op het gebied van het consulaire en het begeleiden van gedetineerden.

Ik wilde nog iets zeggen over mensenrechten. In het coalitieakkoord is 4 miljoen per jaar toegezegd ter intensivering van mensenrechten op de posten. Die personele uitbreiding vindt onder andere plaats in Genève, Mexico en Letland en is voorzien vanaf 2023. Een exacte verdeling per post kan ik nog niet geven. We willen het allemaal; ik denk dat we dat wel herkennen. Ik zag, op basis van zijn non-verbale expressie, in ieder geval enige herkenning bij de heer Brekelmans. We willen namelijk én de mensenrechten én de economie én de geopolitiek én de defat. En dan moeten we dat ook nog doen terwijl partijen daar net een andere invulling aan geven. Wij proberen daar echt een verstandige koers in te varen. Ik deel het optimisme van de heer Sjoerdsma, maar we komen onderweg dus wel enige beperkingen tegen.

Voorzitter. Ik ben er een heel eind doorheen, denk ik. Over consulair is er nog gevraagd naar de dubbele nationaliteit. Zijn daar consulaire voordelen? Ja. Het vereenvoudigt simpelweg de consulaire dienstverlening. Momenteel moet bij elk consulair verzoek worden vastgesteld of de aanvrager het Nederlanderschap heeft verkregen en of hij of zij nog steeds in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Daar heb je bewijsstukken voor nodig. Dat is uiteraard tijdrovend. Dat neemt niet weg dat het kabinet één standpunt heeft over dubbele nationaliteiten, over welke nationaliteit dan ook. Daar moet ik ook helder over zijn.

Dan de laatste vraag, die misschien meer een opmerking was. Beide sprekers refereerden nog aan de ontwikkelagenda. De heer Sjoerdsma was expliciet over corona. De planning ziet er behoorlijk goed uit. We hebben op een paar onderwerpen wel iets van vertraging opgelopen. Daar waar dat gebeurd is, verwachten we die vertraging voor het einde van het jaar helemaal te hebben ingelopen.

Voorzitter. Er zijn heel veel vragen gesteld, maar ik denk dat ik ze nu allemaal, of bijna allemaal, heb beantwoord.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even naar mijn collega's. Als u nog onbeantwoorde vragen heeft, kunt u die eventueel meenemen naar de tweede termijn. Voor de tweede termijn geef ik als eerste het woord aan de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank aan de Minister voor de uitgebreide beantwoording. Dat wordt zeer gewaardeerd, evenals zijn bereidwilligheid om met optimisme en een constructieve grondhouding naar veel van de suggesties van de Kamer te kijken. We begrijpen allemaal dat hij gebonden is aan zijn omgeving, maar we hopen dat hij de energie van de Kamer kan meenemen richting alle obstakels die hij tegenkomt om toch recht te doen aan sommige wensen van de Kamer, in ieder geval van dat belangrijke deel dat hier aanwezig is. We hebben geen meerderheid samen, maar het komt wel in de buurt. Op dit moment voelt dat zeker zo!

De toezeggingen worden ongetwijfeld herhaald door de voorzitter.

Ik had nog twee vragen die, voor zover ik zelf heb kunnen meeluisteren, nog niet zijn beantwoord. De eerste ging over de opdracht voor de consulaire dienstverlening die voortkwam uit het rapport Ongekend onrecht. Kunnen we daar nu al iets van verwachten of moeten we daar nog wat langer op wachten? Ik stel die vraag ook omdat ik me wel kan voorstellen dat er sprake van schrijnende situaties kan zijn in deze dienstverlening.

De tweede vraag was wat specifieker en greep terug op de Staat van het Consulaire uit 2018, zeg ik ten behoeve van de ondersteuners aan de rechterkant van de Minister. Er werd toen een onderzoek aangekondigd. Dat ging over de vraag of er intensievere bijstand zou kunnen plaatsvinden voor zaken waar ernstige mensenrechtenschendingen dreigen, naar analogie van de ondersteuning die wordt geboden bij doodstrafzaken. Ik vroeg me af of dat onderzoek heeft plaatsgevonden en wat dat heeft opgeleverd.

Ik kijk nog heel even door mijn aantekeningen. Nee, ik heb geen vragen meer. Dan rest mij alleen nog het volgende. We horen het heel graag als de Minister bij het proberen uit te voeren van de wens van de Kamer en ook van zijn eigen ministerie aanloopt tegen onwillige collega's, of tegen problemen waarvan hij denkt: dat zou toch op een andere manier opgelost kunnen worden, in een andere commissie. Want de Staat van het Consulaire is heel erg geschreven – dat snap ik ook heel goed – vanuit Buitenlandse Zaken, dat daar hard aan trekt. Er wordt – dat is zeer collegiaal – niet of nauwelijks geschreven over de obstakels die worden tegengekomen. Maar ik kan me zomaar voorstellen dat er obstakels worden tegengekomen en dat er soms enige druk nodig is om die kleine drempels te effenen. Bij dezen het aanbod dat in ieder geval deze zijde van de Kamer daartoe graag bereid is.

De voorzitter:

Dank u. Dan de heer Brekelmans.

De heer Brekelmans (VVD):

Ik begin ook met de Minister te bedanken voor de beantwoording van de vragen en voor zijn drie toezeggingen. Hij heeft ons toegezegd dat hij ons voor 1 april gaat informeren over de digitalisering van producten. In aanvulling op wat de heer Sjoerdsma zei: volgens mij kan in die brief heel mooi aangegeven worden wat dan de eventuele knelpunten zijn, dan wel in de invoering dan wel in IT-technologie. Dan kunnen we vervolgens kijken of we daar meer prioriteit aan willen geven.

Ook dank voor de toezegging om bij BZK nog eens de lessen vanuit andere landen en andere verkiezingen onder de aandacht brengen; dat gaat met name om Frankrijk.

Wat betreft de reisadviezen is het goed om nauw op te trekken met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, voor zover dat nog niet gebeurt. Ik heb nog wel een aansporing voor de Minister. Hij gaf duidelijk aan welke overwegingen er spelen bij zo'n reisadvies, namelijk dat in ieder geval de veiligheid van Nederlanders bovenaan staat en dat het uiteindelijk aan ieder individu is om een bredere afweging te maken. Als je ergens woont of ergens een bedrijf hebt, snap ik echt wel dat je niet zomaar vertrekt, maar het moet ook voor de reizigers en toeristen die dat soort reisadviezen lezen heel duidelijk zijn welk risico ze lopen. Laten we dan, zeker als het spannend wordt, wat meer aan de kant van de veiligheid van Nederlanders gaan zitten.

Tot slot. Ik ben blij met wat de Minister zei over migratie, informeren en desinformatie. Ik zou hem willen vragen om daar ook in de volgende Staat van het Consulaire over te rapporteren, om in ieder geval een stuk te wijden aan wat daar gebeurd is, wat wel kon en wat misschien ook niet kon. Dan weten we in ieder geval ook als Kamer welke inspanningen het Ministerie van Buitenlandse Zaken daarop levert.

De voorzitter:

Dank u wel. Minister, u kunt direct antwoorden in tweede termijn, denk ik.

Minister Hoekstra:

Zeker. Dank, voorzitter, en dank voor de opmerkingen in tweede termijn. Ik kom later terug op Ongekend onrecht. Ik moet even kijken of ik dat punt meeneem in een specifiek BZ-stuk of dat het in een breder stuk van het kabinet terechtkomt. Daar kom ik op een later moment op terug, met goedvinden van de heer Sjoerdsma.

Dan het intensiveren van de bijstand. Voor dat punt kijk ik even naar rechts. Het debat wordt teruggekeken, dus dat punt behandel ik even helemaal aan het einde.

Ten derde. Onwillige collega's heb ik niet, maar ik heb wel de aanmoediging gehoord om het beraad te benutten daar waar nog nader beraad nodig is. Die suggestie neem ik graag mee. Ik ben het eens met wat de heer Brekelmans zei ten aanzien van de veiligheid. Ook daar geldt dat het volgens mij echt goed gaat met de reisadviezen. Als we nog meer kunnen doen, door middel van expliciete teksten of in de communicatie, zullen we dat zeker niet nalaten.

Ik zeg hem ook toe – ik heb al een onredelijke hoeveelheid toezeggingen gedaan, maar deze voeg ik daar nog aan toe – dat we zijn verzoek over een update ten aanzien van migratie en communicatie zullen meenemen in de Staat van het Consulaire.

Voorzitter. Dan heb ik nog de hink-stap-sprong die ik de heer Sjoerdsma nog schuldig ben, ten aanzien van het intensiveren van de bijstand. We zullen dat meenemen in het specifieke subsidiekader. Ik voeg hem aan dat stukje van de toezegging toe. Het gaat daar natuurlijk vaak om maatwerk. Gelukkig komt dat niet zo heel vaak voor. We zullen het meenemen in de analyse.

Dan denk ik dat ik aan het einde ben beland van mijn tweede termijn.

De voorzitter:

Klopt. We zijn erdoorheen. Dan ga ik de toezeggingen nog even met u doornemen. De Minister doet toezeggingen die hij u in productvorm zal aanleveren en die lees ik aan u voor. De andere toezeggingen moet hij gewoon doen. Dan weet u dat alvast. De toezeggingen zijn als volgt.

  • De Minister zegt toe de Kamer voor 1 april 2023 te informeren over de uitvoering van de motie-Brekelmans/Sjoerdsma op stuk nr. 54 (35 925-V), over nieuwe mogelijkheden voor digitalisering van producten en diensten voor Nederlanders in het buitenland, en de motie-Sjoerdsma/Brekelmans op stuk nr. 59 (35 925-V), over de volledige digitalisering van de consulaire documentverstrekking, inclusief de pilot voor het digitaal aanvragen van een internationaal rijbewijs.

Dan de tweede toezegging.

  • De Minister zegt toe in de volgende Staat van het Consulaire te rapporteren wat er aan inspanning geleverd is om desinformatie tegen te gaan inzake migratie en opvangvoorzieningen in de procedures in Nederland.

Akkoord? Dat zijn de twee toezeggingen die ik productsgewijs heb opgenomen. De rest moet u inderdaad gewoon gaan doen. Ik dank u voor uw aanwezigheid, meneer Hoekstra. Dank aan de ondersteuning dat u erbij zat. Dank aan de bodes voor het begeleiden van deze vergadering.

Sluiting 11.33 uur.

Naar boven