35 925 J Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2022

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 19 november 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 oktober 2021 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 9 november 2021 zijn ze door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Rijkers

1

Kunt u reageren op de uitspraak van de Deltacommissaris dat structureel 100 miljoen euro per jaar extra nodig is om Nederland veilig te houden? Hoe is deze uitspraak verwerkt in deze begroting?

 

Zoals aangegeven in de brief over Instandhouding Rijksinfrastructuur (Kamerstuk 35 570 A, nr. 61) zal het nieuwe kabinet een afweging moeten maken over de langjarige financiering van instandhouding op het Deltafonds. De problematiek, zoals in de brief geschetst, komt overeen met de uitspraak van de Deltacommissaris.

2

Hoe hoog schat u de kosten in van het uitblijven van actie op het gebied van waterveiligheid?

 

Het waterveiligheidsbeleid is erop gericht om het risico van overstromingen naar het aanvaarde niveau te krijgen in 2050. Dit betekent een basisbeschermingsniveau voor iedereen achter een primaire kering (de kans voor een individu om te overlijden als gevolg van een overstroming mag niet groter zijn dan 0,001% per jaar) en extra bescherming op plaatsen waar kans is op grote groepen slachtoffers en/of grote economische schade en/of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang. Daarvoor zijn in 2017 nieuwe normen in de Waterwet vastgelegd waaraan alle primaire keringen in 2050 moeten voldoen. Primaire keringen die niet aan die nieuwe normen voldoen worden versterkt via het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 2).

Als acties op het gebied van waterveiligheid uitblijven (wat neerkomt op het niet continueren van de huidige werkzaamheden onder het HWBP en andere programma’s, waardoor bijvoorbeeld versterkingen van keringen zouden uitblijven), zullen op termijn de risico’s op (forse) kosten gaan toenemen. Door zeespiegelstijging, stijging van rivierafvoeren, bodemdaling en sociaal economische ontwikkeling, zoals bevolkingsgroei, woningbouw en toename van bedrijfsactiviteiten, zal het risico van overstromingen verder toenemen tot een niveau dat niet aanvaardbaar wordt geacht, waarbij primaire keringen niet voldoen aan de normen in 2050. Kosten, zoals schade als (dodelijke) slachtoffers, treden pas op wanneer een overstroming zich voordoet. De omvang hiervan hangt af van het gebied waar een overstroming plaatsvindt, maar kan al snel in de miljarden lopen.

3

Hoe is in deze begroting geld vrijgemaakt voor het koppelen van de ruimtelijke opgave aan de waterveiligheidsopgave?

 

In deze begroting is geen extra geld vrijgemaakt voor specifiek het koppelen van de ruimtelijke opgave aan de waterveiligheidsopgave. Binnen de huidige kaders van het Deltafonds wordt al het nodige gedaan om ruimtelijke kwaliteit te versterken. Het programmabureau HWBP heeft bijvoorbeeld het afgelopen jaar een «Programmatische aanpak Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit» uitgewerkt om waterschappen te ondersteunen bij het oppakken van deze onderwerpen bij hun dijkversterkingen. Ruimtelijke inpassing van een versterking is subsidiabel vanuit het HWBP. Aanvullende ambities (zoals ruimtelijke kwaliteit, natuur) van andere partijen kunnen via cofinanciering worden gekoppeld aan waterveiligheidsmaatregelen.

Naar aanleiding van de motie van de leden Tjeerd de Groot en Bromet over betere verbinding tussen ruimtelijke kwaliteit en de wateropgave (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 77) heeft mijn voorganger in haar brief van 2 juni jl. (Kamerstuk 34 682, nr. 84) aangegeven: «wanneer in de kabinetsformatie een ambitie wordt neergezet ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en de wateropgave, zal samen met de andere overheden en bestuurlijke partners een nadere concretisering moeten plaatsvinden met aandacht voor financiële consequenties en uitvoerbaarheid». Deze nadere concretisering is afhankelijk van de uitkomsten van de formatietafel. Een extra inspanning vraagt aanvullende middelen en het ambitieniveau wordt bepaald door de middelen die hiervoor beschikbaar komen.

4

Wat denkt u dat het zou kosten om voor alle waterveiligheidsprojecten vooraf een gebiedsperspectief te maken?

 

Dit is niet precies bekend, maar wel kan een indicatie worden gegeven. In mijn brief van 20 juli jl. (Kamerstuk 34 682, nr. 86) over het beter verbinden van ruimtelijke kwaliteit en de wateropgave heb ik aangegeven dat het inzetten van (regionale) ruimtelijke kwaliteitsteams om tijdig kansen te detecteren en voor het ontwikkelen van een regionaal ruimtelijk kwaliteitskader voor wateropgaven, indicatief € 5 miljoen per jaar extra zou kosten. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat een ruimtelijk kwaliteitsteam ondersteuning biedt, maar de betrokken overheden in de regio ook meedoen. Verder geldt dat kosten ook afhangen van het detailniveau en bijvoorbeeld het aantal betrokken partijen.

5

Zijn de huidige bouwregels voor nieuwe woningen afdoende om in de toekomst die woningen te beschermen tegen heftige weersomstandigheden?

 

Zoals in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is vermeld, zijn gemeenten verantwoordelijk voor het stellen van de eisen om nieuwe woningen klimaatbestendig en waterrobuust te realiseren. Om dit te borgen hebben ze verschillende juridische mogelijkheden. Zo zijn er omgevingsplannen, gemeentelijke rioleringsplannen en bestuurlijke convenanten waarin afspraken en kaders zijn gemaakt voor nieuwe woningen. Ook het waterschap gebruikt de watertoets om te toetsen of nieuwe gebiedsontwikkelingen waterrobuust zijn. Vanuit het rijk is er op dit moment een eis in het bouwbesluit om oververhitting in nieuwbouwwoningen te voorkomen, de TO-juli eis. Het verschilt op dit moment per gemeente en regio wat de overige eisen zijn. In 2023 behoren alle gemeenten klimaatadaptatie opgenomen te hebben in eigen beleid. Vanuit IenW wordt het Overleg Standaarden Klimaatadaptatie (OSKA) gesteund waarin afspraken worden gemaakt over de ontwikkeling of aanpassing van standaarden. Samen met de Minister van BZK zal er worden bezien of aanvullend nationale regelgeving nodig is en zo ja, op welke wijze deze mogelijkheid kan worden gecreëerd met ruimte voor maatwerk. Ook het advies van de Deltacommissaris over klimaatbestendig bouwen wordt daarbij betrokken.

6

Kunt u uiteenzetten hoe in de financiële plannen meegenomen wordt dat er steeds hogere kosten verbonden zijn aan onderhoud en beheer van het hoofdwatersysteem, waardoor er relatief minder geld over is voor de aanpak van de klimaatcrisis?

 

In het Deltafonds is met kasschuiven budget naar voren gehaald voor de hogere kosten voor het beheer en onderhoud van het hoofdwatersysteem in 2022 en 2023. Rekening houdend met maatschappelijke opgaven, zoals de gevolgen van de klimaatverandering, zal het nieuwe kabinet een afweging moeten maken over de langjarige financiering van instandhouding op het Deltafonds, zoals aangegeven in de brief over Instandhouding Rijksinfrastructuur (Kamerstuk 35 570 A, nr. 61).

Naar boven