Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-IV nr. O |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 35925-IV nr. O |
Vastgesteld 4 juli 2022
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties3 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering van 17 februari 2022 over de besluitvorming door de Rijksministerraad d.d. 4 februari 2022 over afwijken begrotingsnormen, afbouw salariskorting en de verlenging Protocol Aruba-Nederland. De leden van de PvdA-fractie en van de PvdD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen. De leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks en de PvdD sluiten zich aan bij de door de PvdA-fractie gestelde vragen. De leden van de fracties van Fractie-Nanninga, PvdA en ChristenUnie bij de vragen van de PvdD-fractie. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij alle vragen aan.
Naar aanleiding hiervan is op 28 maart 2022 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering.
De Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft op 29 april 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk is
De Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering heeft op 30 juni 2022 inhoudelijk gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman
Aan de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering
Den Haag, 28 maart 2022
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties hebben met interesse kennisgenomen van uw brief van 17 februari 2022 over de besluitvorming door de Rijksministerraad d.d. 4 februari 2022 over afwijken begrotingsnormen, afbouw salariskorting en de verlenging Protocol Aruba-Nederland.4 De leden van de PvdA-fractie en van de PvdD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen. De leden van de fracties van VVD, D66, GroenLinks en de PvdD sluiten zich aan bij de door de PvdA-fractie gestelde vragen. De leden van de fracties van Fractie-Nanninga, PvdA en ChristenUnie bij de vragen van de PvdD-fractie. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij alle vragen aan.
De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief dat Aruba voorstellen kan doen voor een alternatieve invulling van de per 2020 aan liquiditeitssteun verbonden salariskortingen, zolang die invulling past binnen het besluit van de Raad van Ministers van het Koninkrijk (verder: Rijksministerraad) van 15 mei 2020. Lezen deze leden het goed als zij concluderen dat hiermee nogmaals wordt gewezen op de mogelijkheid om de lage inkomens te ontzien, mits er voor een alternatieve dekking binnen de salariskosten wordt gezorgd? Hoe verhoudt de korting op het salaris van onderwijzers en verpleegkundigen zich tot versterking van het onderwijs en de zorg zoals onder meer is opgenomen in de landspakketten?
Klopt het dat blijkens de uitvoeringsrapportage over het jaar 2021 de Arubaanse salariskosten van de (semi-)publieke overheid in dat jaar met minder dan 12,5% zijn gedaald ondanks de generieke korting op alle salarissen met dit percentage? Is de oorzaak hiervan van belang voor de voortzetting van de financiële steun? Heeft de Nederlandse regering voldoende inzicht in de oorzaak hiervan? Zo ja, wat is deze? Is de Nederlandse regering van oordeel dat de Arubaanse regering voldoende structurele maatregelen neemt om de kosten van het overheidsapparaat en met name de salarissen op een structureel aanvaardbaar niveau van uitgaven te brengen?
De leden van de PvdD-fractie hebben naar aanleiding van uw brief van 17 februari jl. de volgende vragen:
1. Volgt uit de besluitvorming van de Rijksministerraad d.d. 15 mei 2020 met welk percentage de landen de salarissen van alle medewerkers in de (semi)publieke sector dienen te korten? Zo ja, hoe is het besluit op dat punt exact geformuleerd?
2. Op grond van welke onderzoeken en afwegingen is de Rijksministerraad gekomen tot het vaststellen van de percentages die betrekking hebben op de korting van de salarissen?
3. In hoeverre blijkt uit die onderzoeken en afwegingen dat rekening is gehouden met de kosten van levensonderhoud in de landen?
4. Waarom is gekozen voor een salariskorting die betrekking heeft op alle salarissen?
5. Was de overheidsschuldquote van Aruba voordat de coronacrisis intrad onaanvaardbaar hoger dan die van landen van de EU die kampen met een hoge quote?
6. Is het juist dat de overheidsschuldquote van Aruba die in de brief van 17 februari 2022 wordt aangenomen, lager is dan die van België, Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus en Portugal in het eerste kwartaal van 2021?
7. In artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is de verplichting voor de landen opgenomen dat zij zorg dragen voor de deugdelijkheid van bestuur. Kunt u aangeven of en zo ja op welke grond naar haar oordeel kan worden geconcludeerd dat aan de in artikel 43 van het Statuut vervatte zorgplicht van deugdelijk bestuur niet is voldaan indien een land een overheidsschuldquote van 114% heeft?
8. In de artikelen 50 en 51 van het Statuut is voorzien in bevoegdheden om in te grijpen in de landen indien verplichtingen die voortvloeien uit het Statuut niet worden nagekomen. Kunnen die bepalingen een grondslag vormen om op grond van schending van de in artikel 43 van het Statuut vervatte zorgplicht tot deugdelijk bestuur in een land te bewerkstelligen dat de salarissen van medewerkers in de (semi)publieke sector met bepaalde percentages worden gekort omdat dat land een overheidsschuldquote heeft die hoger ligt dan die van Nederland maar lager dan die van een aantal landen van de EU? Zo ja, kunt u dat met juridische argumenten die betrekking hebben op de toepassing van het Statuut onderbouwen? Zo nee, op welke grond kon dan van de landen worden verlangd dat zij akkoord dienden te gaan met die maatregel van salariskorting, c.q. met ondertekening van een overeenkomst die in de verplichting daartoe voorzag?
De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties kijken met interesse uit naar de beantwoording van de vragen en ontvangt deze graag binnen vier weken.
De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties, Paul Rosenmöller
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2022
De schriftelijke vragen van fracties van de PvdA en de PvdD over de invulling van de salariskorting in Aruba n.a.v. de brief over de besluitvorming in de Rijksministerraad van 4 februari jl. (170913.01U, ingezonden d.d. 28 maart 2022) kunnen met het oog op een zorgvuldige beantwoording niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Uiteraard is het streven, zoals ook tijdens het overleg met de KOREL is toegezegd, de antwoorden zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te sturen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2022
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de fracties van de PvdA en de PvdD (ingezonden d.d. 28 maart 2022).
Vragen van de PvdA-fractie
1. Biedt het RMR-besluit van 4 februari de landen nogmaals de mogelijkheid de lage inkomens te ontzien, mits er voor een alternatieve dekking binnen de salariskosten wordt gezorgd?
Ja, het besluit biedt de ruimte om tot alternatieve budgetneutrale invulling te komen binnen het totaal van de arbeidsvoorwaardenpakket van (semi-) publieke sector.
In opvolging van het RMR-besluit van 4 februari jl. om de landen perspectief op afbouw te bieden, heeft de RMR van 24 juni jl. besloten onder voorwaarden in te stemmen met afbouw van de 12,5% salariskortingen voor medewerkers in de (semi)publieke sector. Uw Kamer is hierover op 24 juni per brief geïnformeerd.
2. Hoe verhoudt de korting op het salaris van onderwijzers en verpleegkundigen zich tot versterking van het onderwijs en de zorg, zoals onder meer is opgenomen in de landspakketten?
De korting is in 2020 gemotiveerd vanuit het perspectief van het herstel van de overheidsfinanciën, waaraan niet alleen Nederland, maar ook de landen zelf een bijdrage zouden moeten leveren en vanuit het perspectief van de solidariteit van de (semi-)publieke sector met de private sector, waar de inkomsten voor een groot deel wegvielen doordat het toerisme in 2020 geheel stil viel. Gezien de grote financiële nood was een bijdrage vanuit de loonsom te rechtvaardigen. Daarbij is de landen toegestaan de korting deels in te vullen met andere inkomenscomponenten dan het primaire salaris, zoals vakantiegeld of toeslagen. In de RMR-voorwaarden zijn geen uitzonderingen voor bepaalde sectoren gemaakt, omdat dit een tijdelijke budgettaire maatregel betreft.
Naast de 12,5% korting op arbeidsvoorwaarden van ambtenaren, zijn ook een 25% korting op de arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers en de normering van topinkomens in de (semi-) publieke sector op 130% van het arbeidsvoorwaarden van de Minister-President als voorwaarde gesteld voor het ontvangen van liquiditeitssteun.
De latere landspakketten zijn gericht op dringende hervormingen en raken niet alleen de zorg en het onderwijs, maar vrijwel de gehele (semi-)publieke sector. Met de landspakketten wordt beoogd structurele hervormingen te realiseren, waarmee de basis op orde wordt gebracht, zodat de landen een volgende crisis beter aan kunnen. In effectieve samenwerking met de landen wil ik me ervoor inzetten dat de landen steviger uit de huidige crisis komen en weerbare, sociale samenlevingen worden.
Klopt het dat blijkens de uitvoeringsrapportage over het jaar 2021 de Arubaanse salariskosten van de (semi-) publieke overheid in dat jaar met minder dan 12,5% zijn gedaald ondanks de generieke korting op alle salarissen met dit percentage? Is de oorzaak hiervan van belang voor de voortzetting van de financiële steun? Heeft de Nederlandse regering voldoende inzicht in de oorzaak hiervan? Zo ja, wat is deze? Is de Nederlandse regering van oordeel dat de Arubaanse regering voldoende structurele maatregelen neemt om de kosten van het overheidsapparaat en met name de salarissen op een structureel aanvaardbaar niveau van uitgaven te brengen?
De personeelslasten zijn in 2021 volgens de reactie van het College Aruba financieel toezicht (CAft) op de vierde Uitvoeringsrapportage 2021 van Aruba met 2,3% gedaald.
De daling van 2,3% van de personeelslasten is lager dan werd verwacht. In mei 2020 werd de 12,5%-korting ingevoerd en deze was dus gedurende 8 maanden van het jaar van kracht. In 2021 was de korting gedurende 12 maanden van kracht en daardoor zouden de personeelslasten, als verder alles ongewijzigd zou zijn gebleven, in 2021 ten opzichte van 2020 nog zo’n 3,7% dalen. Dat dit niet is gebeurd, komt niet doordat de 12,5% korting niet is toegepast. Het CAft heeft in 2020 vastgesteld, dat de korting conform RMR-voorwaarde is toegepast. De tegenvallende daling komt volgens het CAft doordat de regering van Aruba onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan het Beleidsplan Verlaging Personeelslasten (BVP). Zo zijn de overwerkvergoedingen in strijd met het plan van de Arubaanse regering gestegen in plaats van gedaald. Ik deel de zorgen van het CAft in dit verband. Of dit van invloed is op eventuele toekomstige liquiditeitssteun in het kader van de Covid-pandemie, kan niet op voorhand wordt bepaald. Het BVP op zich vormt geen criterium voor de toekenning van liquiditeitssteun.
Vragen van de PvdD-fractie
1. Volgt uit de besluitvorming van de Rijksministerraad d.d. 15 mei 2020 met welk percentage de landen de salarissen van alle medewerkers in de (semi)publieke sector dienen te korten? Zo ja, hoe is het besluit op dat punt exact geformuleerd?
Nee, uit het besluit volgt uitsluitend dat er een korting van 12,5% op het totale pakket aan arbeidsvoorwaarden moet worden toegepast.
Het RMR-besluit is als volgt geformuleerd: Verlaging van 12,5% op het totale pakket arbeidsvoorwaarden van alle medewerkers in de (semi)publieke sector (incl. overheidsbedrijven en publiek gefinancierde stichtingen en overige instellingen die voor minimaal 50% gefinancierd worden vanuit de begroting). Deze verlaging is op jaarbasis en heeft voor wat betreft het bruto maandsalaris als ondergrens het wettelijk minimumloon en geldt vanaf 1 juli 2020 tot nader order. Hierop wordt tevens geen indexering toegepast, eveneens tot nader order.
2. Op grond van welke onderzoeken en afwegingen is de Rijksministerraad gekomen tot het vaststellen van de percentages die betrekking hebben op de korting van de salarissen?
Het percentage is niet gebaseerd op onderzoeken, maar op de Landsverordening van Aruba, dat uit eigen beweging al eerder tot een korting 12,6% op de arbeidsvoorwaarden had besloten. De voornaamste motivatie voor het besluit was een bijdrage vanuit de loonsom aan het op orde krijgen van de overheidsfinanciën.
3. In hoeverre blijkt uit die onderzoeken en afwegingen dat rekening is gehouden met de kosten van levensonderhoud in de landen?
De hoge personeelslasten van de Arubaanse overheid vormden al langer een aandachtspunt. De arbeidsvoorwaarden in de publieke sector in Aruba zijn gunstiger dan in de private sector, zo blijkt uit analyse van bijvoorbeeld het Internationaal Monetair Fonds. Er heeft in het kader van deze besluitvorming geen nader onderzoek plaatsgevonden. Zie ook het antwoord op vraag 2.
4. Waarom is gekozen voor een salariskorting die betrekking heeft op alle salarissen?
De RMR heeft een tijdelijke korting op het totale arbeidsvoorwaardenpakket, waarin salarissen van alle medewerkers worden meegerekend, als voorwaarde gesteld, zonder verdere bepalingen over de invulling.
5. Was de overheidsschuldquote van Aruba voordat de coronacrisis intrad onaanvaardbaar hoger dan die van landen van de EU die kampen met een hoge quote?
De overheidsschuldquote van Aruba bedroeg in 2019 72,9% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dit was al hoger dan het door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) geadviseerde maximale niveau van 55% BBP voor kleine eilandeconomieën. Dit niveau is door de liquiditeitsleningen verder uit beeld geraakt. Aruba is, net als Curaçao en Sint Maarten, een zogenoemde kleine eilandstaat met een eenzijdige economische structuur en is daardoor erg gevoelig voor (economische) schokken. Om die reden zouden dergelijke landen volgens het IMF budgettaire bufferruimte moeten opbouwen en ligt het door het IMF houdbaar geachte niveau lager dan bijvoorbeeld de 60% BBP die voor de meer gediversifieerde economieën van de Europese Unie als schuldgrens wordt gehanteerd.
6. Is het juist dat de overheidsschuldquote van Aruba die in de brief van 17 februari 2022 wordt aangenomen, lager is dan die van België, Griekenland, Spanje, Italië, Cyprus en Portugal in het eerste kwartaal van 2021?
De schuldquote van Aruba is inderdaad lager dan die in genoemde landen.
7. In artikel 43 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is de verplichting voor de landen opgenomen dat zij zorg dragen voor de deugdelijkheid van bestuur. Kunt u aangeven of en zo ja op welke grond naar haar oordeel kan worden geconcludeerd dat aan de in artikel 43 van het Statuut vervatte zorgplicht van deugdelijk bestuur niet is voldaan indien een land een overheidsschuldquote van 114% heeft?
Onmiskenbaar bestaat er een verband tussen deugdelijk bestuur en overheidsfinanciën. Het enkele feit van een hoge schuldquote rechtvaardigt echter niet automatisch de conclusie dat sprake is van ondeugdelijk bestuur en kan veroorzaakt worden door een veelheid aan factoren. Een dergelijk oordeel is, gelet op de verdeling van bevoegdheden in het Statuut, ook in beginsel niet aan mij om te vellen, maar aan instituties in het betreffende land zelf, in casu Aruba. Wel hebben de financiële ontwikkelingen in Aruba uiteraard de aandacht van het Nederlandse kabinet. Deze betrokkenheid manifesteert zich onder meer in de rol van de Rijksministerraad in het kader van het financiële toezicht op Aruba. Terugkeer naar een houdbare schuldquote is een kernpunt van het voorstel van Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft), dat momenteel ter behandeling voorligt in de Tweede Kamer. Ook binnen het voorstel van rijkswet COHO vormen houdbare overheidsfinanciën in de Caribische landen een belangrijk doel, ook dit voorstel ligt momenteel ter behandeling in de Tweede Kamer voor.
8. In de artikelen 50 en 51 van het Statuut is voorzien in bevoegdheden om in te grijpen in de landen indien verplichtingen die voortvloeien uit het Statuut niet worden nagekomen. Kunnen die bepalingen een grondslag vormen om op grond van schending van de in artikel 43 van het Statuut vervatte zorgplicht tot deugdelijk bestuur in een land te bewerkstelligen dat de salarissen van medewerkers in de (semi)publieke sector met bepaalde percentages worden gekort omdat dat land een overheidsschuldquote heeft die hoger ligt dan die van Nederland maar lager dan die van een aantal landen van de EU? Zo ja, kunt u dat met juridische argumenten die betrekking hebben op de toepassing van het Statuut onderbouwen? Zo nee, op welke grond kon dan van de landen worden verlangd dat zij akkoord dienden te gaan met die maatregel van salariskorting, c.q. met ondertekening van een overeenkomst die in de verplichting daartoe voorzag?
De drempel voor ingrijpen door de Koninkrijksregering op basis van het Statuut, meer in het bijzonder de procedures die zijn vervat in artikel 50 en 51, ligt hoog. Er moet sprake zijn van een ontoelaatbare toestand die niet door instituties in de Caribische landen zelf kan worden hersteld. Bovendien moet zulk ingrijpen door de Koninkrijksregering proportioneel van aard zijn. Ik acht het, mede gelet op mijn antwoord op vraag 7, daarom niet waarschijnlijk dat de waarborgfunctie van het Koninkrijk wordt ingezet om salarissen in de (semi)publieke sector te korten. Dit vormde evenwel ook niet de basis voor de verlangde salariskortingen. De salariskortingen zijn als voorwaarde gesteld aan de door Nederland verstrekte liquiditeitsleningen als eigen bijdrage van het land aan het herstel van de overheidsfinanciën en vanuit solidariteit met de private sector, zie het antwoord op vraag 2 van de PvdA-fractie.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Digitalisering en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen
Samenstelling:
Ester (CU), Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Bezaan (PVV), Vos (VVD), Dessing (FVD), Dittrich (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter),Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD) en Raven (OSF) en Fiers (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-IV-O-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.