35 899 Goedkeuring van het koninklijk besluit van 16 augustus 2021, houdende de derde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Stb. 2021, 393) (Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19)

25 295 Infectieziektenbestrijding

Q1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 oktober 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid2 hebben in de commissievergadering van 11 juli 2023 kennisgenomen van de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 8 juni 20233 over de toezegging inzake de effectiviteit van de avondklok (gedaan in het debat over de goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19). De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van de voorgenoemde brief nog vijf vervolgvragen. De leden van de PvdD-fractie hebben nog twee nadere vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 18 juli 2023 een brief gestuurd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

De Minister heeft op 29 september 2023 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Minister van Justitie en Veiligheid

Den Haag, 18 juli 2023

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in de commissievergadering van 11 juli 2023 kennisgenomen van uw brief van 8 juni 20234 over de toezegging inzake de effectiviteit van de avondklok (gedaan in het debat over de goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19). De leden van de PVV-fractie hebben naar aanleiding van de voorgenoemde brief nog vijf vervolgvragen. De leden van de PvdD-fractie hebben nog twee nadere vragen.

Vragen van de leden van de fractie van de PVV

In de brief van 8 juni 2023 antwoordt u op vraag 1: «De uitspraak van mijn voorganger is in een debat op 23 november 2021 gedaan. Mijn voorganger was destijds in de veronderstelling dat het over een onderzoek ging.». Aan deze uitspraak is vervolgens ook door uw voorganger een toezegging verbonden, die sedertdien lange tijd open staat.5 Kan u aangeven waarom deze «veronderstelling» dan niet is rechtgezet in de lange periode dat deze toezegging open staat?

In uw brief aan de Eerste Kamer van 10 maart 20236 stelt u: «Het ging in deze dan ook niet om een onderzoek dat liep, maar om een inventarisatie.». Kan u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de uitspraak van de toenmalig Minister van J&V op 23 november 2021 in de Eerste Kamer: «Dat onderzoek van het RIVM loopt.»?7 Kan u aangeven welke informatie op dat moment aan de Minister van J&V was verstrekt? De inventarisatie was aangekondigd in april 2021, de Minister deed zijn uitspraak op 23 november 2021: kan u aangeven wanneer de «inventarisatie» plaatsvond en of deze op 23 november 2021 reeds was afgerond?

In de beantwoording in uw brief van 8 juni 2023 van de vragen 2 tot en met 4 stelt u: «Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden in de zin dat deskundigen van het RIVM met elkaar hebben besproken wat de mogelijkheden zijn voor een onderzoek naar de effectiviteit van de avondklok. Hieruit werd geconcludeerd dat het niet mogelijk was om dit onderzoek uit te voeren. Van dit overleg is geen verdere documentatie beschikbaar. De uitkomsten van dit overleg zijn mondeling aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teruggekoppeld.» Kan u aangeven door wie dit is teruggekoppeld, wanneer en in welk gremium? Kan u aangeven in hoeverre de toenmalig Minister van J&V hiervan ook in kennis is gesteld? Op welke wijze heeft het kabinet kennisgenomen van deze conclusies en hoe is dit betrokken in het kabinetsbeleid?

Voorts stelt u in uw brief: «In de brief aan uw Kamer van 11 november 2022 is beschreven waarom het uiterst moeilijk is de effectiviteit van individuele maatregelen en daarmee ook de effectiviteit van de avondklok te onderzoeken.». Kan u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de uitspraken van toenmalig directeur van het Centrum voor Infectieziektenbestrijding van het RIVM de heer Van Dissel op 24 februari 2021 in een technische briefing voor de Tweede Kamer, waarin hij stelde dat het effect van de avondklok als individuele maatregel wel degelijk aangetoond kan worden: «Ik wilde juist op de verschillen wijzen. Als u naar pagina 16 kijkt, ziet u dat daar de avondklok los gemodelleerd is van de bezoekbeperking. Wat u hier ziet, is dus het effect, letterlijk, van de avondklok, terwijl de bezoekbeperking blijft, zoals u ziet. Hier is het dus uit elkaar gehaald. Wat daar gewoon steeds uit komt, is dat die avondklok een belangrijk effect heeft. Ik kan u niets anders tonen dan de getallen die wij daar uit krijgen en de curves die daarbij horen. Dus ik verwijs u dan toch naar pagina 16, waar exact dat wat u vraagt, getoond wordt, naar mijn idee. Wat onze duiding daarvan is, is dat die avondklok – u kunt die grafieken ook vergelijken – toch een aanzienlijk effect heeft.».8

De voornoemde technische briefing van RIVM-directeur Van Dissel vond plaats op 24 februari 2021, dus nog vóór de «inventarisatie» van het RIVM in april 2021. Kan u aangeven hoe het kan dat in februari 2021 de RIVM-directeur in de Tweede Kamer stellig kan beweren dat de avondklok als (zelfstandige) maatregel effectief is, terwijl enkele maanden later een onderzoek naar deze maatregel niet mogelijk zou zijn?

Vragen van de leden van de fractie van de PvdD

In de brief van 8 juni jongstleden geeft u aan dat er door het RIVM geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effectiviteit van afzonderlijke coronamaatregelen, omdat het niet mogelijk zou zijn om dit onderzoek uit te voeren. Wel is de Minister van VWS «met het RIVM in gesprek […] om vanuit hun wettelijke taakstelling de mogelijkheden te verkennen om de effectiviteit van combinaties van verschillende maatregelen te onderzoeken, evenals de timing hiervan, mede vanuit de internationale context.»9 Kan u aangeven op welke termijn dat onderzoek gereed zal zijn?

Kan u aangeven of ook onderzocht wordt in hoeverre de ontheffing van de avondklok voor jagers voor de jacht op wilde zwijnen en vossen daadwerkelijk noodzakelijk was voor het voorkomen van schade aan gewassen en het voorkomen van de verspreiding van Afrikaanse Varkenspest? En wordt ook onderzocht of de ontheffing al dan niet heeft bijgedragen aan de verspreiding van covid-19? Welke uitkomst moet uit het onderzoek vloeien om tijdens een volgende covid-19-pandemie geen ontheffing meer te zullen verlenen? De leden horen tot slot graag of een dergelijke ontheffing voor jagers ook tijdens volgende pandemieën zal worden afgegeven.

De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur voor 8 september 2023 – met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2023

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van de PVV-fractie en de PvdD-fractie aan de Minister van Justitie en Veiligheid naar aanleiding van de beantwoording van eerdere vragen van de Eerste Kamer van 8 juni 2023 over de avondklok.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Vragen van leden van de fractie van de Partij Voor de Vrijheid (PVV)

Vraag 1

In de brief van 8 juni 2023 antwoordt u op vraag 1: «De uitspraak van mijn voorganger is in een debat op 23 november 2021 gedaan. Mijn voorganger was destijds in de veronderstelling dat het over een onderzoek ging.» Aan deze uitspraak is vervolgens ook door uw voorganger een toezegging verbonden, die sedertdien lange tijd open staat.2 Kan u aangeven waarom deze «veronderstelling» dan niet is rechtgezet in de lange periode dat deze toezegging open staat?

Antwoord vraag 1

In de eerdere brieven over dit onderwerp, waaronder in de brief van 8 juni 2023 waaraan u refereert,10 heb ik reeds aangegeven dat de toezegging van mijn voorganger helaas ten tijde van het debat niet goed in het departementaal systeem is geregistreerd. Hierdoor bleek pas bij het uitkomen van het tweede deelrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat deze toezegging openstond. Dat is ook de reden dat ik in een later stadium inhoudelijk heb gereageerd op deze toezegging. Zoals eerder aangegeven betreur ik het dat er verwarring over de toezegging op een belangrijk dossier zoals de avondklok is ontstaan. Op 10 maart jl. heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de afdoening van deze toezegging.11

Vraag 2

In uw brief aan de Eerste Kamer van 10 maart 2023 stelt u: «Het ging in deze dan ook niet om een onderzoek dat liep, maar om een inventarisatie.». Kan u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de uitspraak van de toenmalig Minister van J&V op 23 november 2021 in de Eerste Kamer: «Dat onderzoek van het RIVM loopt.»? Kan u aangeven welke informatie op dat moment aan de Minister van J&V was verstrekt? De inventarisatie was aangekondigd in april 2021, de Minister deed zijn uitspraak op 23 november 2021: kan u aangeven wanneer de «inventarisatie» plaatsvond en of deze op 23 november 2021 reeds was afgerond?

Vraag 3

In de beantwoording in uw brief van 8 juni 2023 van de vragen 2 tot en met 4 stelt u: «Er heeft een inventarisatie plaatsgevonden in de zin dat deskundigen van het RIVM met elkaar hebben besproken wat de mogelijkheden zijn voor een onderzoek naar de effectiviteit van de avondklok. Hieruit werd geconcludeerd dat het niet mogelijk was om dit onderzoek uit te voeren. Van dit overleg is geen verdere documentatie beschikbaar. De uitkomsten van dit overleg zijn mondeling aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport teruggekoppeld.» Kan u aangeven door wie dit is teruggekoppeld, wanneer en in welk gremium? Kan u aangeven in hoeverre de toenmalig Minister van J&V hiervan ook in kennis is gesteld? Op welke wijze heeft het kabinet kennisgenomen van deze conclusies en hoe is dit betrokken in het kabinetsbeleid?

Antwoord vraag 2 en 3

Zoals ik eerder in de brief van 8 juni jl. heb aangegeven, is er geen beslisnota gemaakt. Ook zijn er geen stukken over dit onderwerp die aan de Kamer gezonden kunnen worden. De uitkomsten van de inventarisatie zijn mondeling teruggekoppeld aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Omdat het om een mondelinge terugkoppeling gaat binnen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kan ik niet aangeven in welk gremium deze terugkoppeling heeft plaatsgevonden. Er is geen terugkoppeling geweest tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft, mede op verzoek van de Vaste Tweede Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, gereflecteerd op de effectiviteit van maatregelen. In zijn brief van 11 november 2022 aan de Tweede Kamer, waarvan uw Kamer een afschrift heeft ontvangen, zijn ook de overwegingen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) meegenomen en is beschreven waarom het moeilijk is de effectiviteit van individuele maatregelen en daarmee ook de avondklok te onderzoeken.12 Deze reactie is integraal onderdeel van de kabinetsreactie op het tweede deelrapport van de Onderzoeksraad en daarmee onderdeel van het kabinetsbeleid.

Vraag 4

Voorts stelt u in uw brief: «In de brief aan uw Kamer van 11 november 2022 is beschreven waarom het uiterst moeilijk is de effectiviteit van individuele maatregelen en daarmee ook de effectiviteit van de avondklok te onderzoeken.». Kan u aangeven hoe dit zich verhoudt tot de uitspraken van toenmalig directeur van het Centrum voor Infectieziektenbestrijding van het RIVM de heer Van Dissel op 24 februari 2021 in een technische briefing voor de Tweede Kamer, waarin hij stelde dat het effect van de avondklok als individuele maatregel wel degelijk aangetoond kan worden: «Ik wilde juist op de verschillen wijzen. Als u naar pagina 16 kijkt, ziet u dat daar de avondklok los gemodelleerd is van de bezoekbeperking. Wat u hier ziet, is dus het effect, letterlijk, van de avondklok, terwijl de bezoekbeperking blijft, zoals u ziet. Hier is het dus uit elkaar gehaald. Wat daar gewoon steeds uit komt, is dat die avondklok een belangrijk effect heeft. Ik kan u niets anders tonen dan de getallen die wij daar uit krijgen en de curves die daarbij horen. Dus ik verwijs u dan toch naar pagina 16, waar exact dat wat u vraagt, getoond wordt, naar mijn idee. Wat onze duiding daarvan is, is dat die avondklok – u kunt die grafieken ook vergelijken – toch een aanzienlijk effect heeft.»

De voornoemde technische briefing van RIVM-directeur Van Dissel vond plaats op 24 februari 2021, dus nog vóór de «inventarisatie» van het RIVM in april 2021. Kan u aangeven hoe het kan dat in februari 2021 de RIVM-directeur in de Tweede Kamer stellig kan beweren dat de avondklok als (zelfstandige) maatregel effectief is, terwijl enkele maanden later een onderzoek naar deze maatregel niet mogelijk zou zijn?

Antwoord vraag 4

De heer Van Dissel refereert in de technische briefing van 24 februari 2021 aan de modellering die door het RIVM wordt gemaakt voor verschillende maatregelen en maatregelenpakketten. Het RIVM heeft steeds vooraf een modellering gemaakt van de te verwachte effecten van maatregelen en deze achteraf getoetst om te zien of het vooraf gemodelleerde effect zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan.

Het modelleren van het effect van een maatregel of een maatregelenpakket is wel mogelijk, maar het achteraf onderzoeken van de daadwerkelijke effectiviteit van individuele maatregelen in de realiteit is buitengewoon moeilijk. Mede op verzoek van uw Kamer doet het RIVM hier wel vervolgonderzoek naar, mede gericht op internationaal vergelijkend onderzoek naar effectiviteit van maatregelen en maatregelenpakketten en de effecten van de timing van maatregelen. In dit vervolgonderzoek wordt onder andere stil gestaan bij de mogelijkheden en beperkingen van onderzoek naar effectiviteit van maatregelen, de opgedane inzichten en percepties per maatregel en de bijdrage per maatregel aan de totale effecten van maatregelenpakketten.

Daarnaast is de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in gesprek met Zorgonderzoek Nederland, Medische Wetenschappen (ZonMw), een organisatie die gezondheidsonderzoek en zorginnovatie stimuleert en financiert, over de mogelijkheden om verder onderzoek te doen naar de effecten van maatregelen in verschillende samenstellingen en waar mogelijk individuele maatregelen. Met een afschrift van een brief aan de Tweede Kamer van 27 juni 2023 heeft hij uw Kamer hierover geïnformeerd.13

Vragen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren (PvdD)

Vraag 1

In de brief van 8 juni jongstleden geeft u aan dat er door het RIVM geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effectiviteit van afzonderlijke coronamaatregelen, omdat het niet mogelijk zou zijn om dit onderzoek uit te voeren. Wel is de Minister van VWS «met het RIVM in gesprek [...] om vanuit hun wettelijke taakstelling de mogelijkheden te verkennen om de effectiviteit van combinaties van verschillende maatregelen te onderzoeken, evenals de timing hiervan, mede vanuit de internationale context.» Kan u aangeven op welke termijn dat onderzoek gereed zal zijn?

Antwoord vraag 1

Het RIVM zal in 2023 rapporteren over de uitwerking van de mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot onderzoek naar effectiviteit van maatregelen en over het internationaal vergelijkend onderzoek naar effectiviteit van maatregelen en maatregelenpakketten, en de effecten van timing van maatregelen.14

Vraag 2

Kan u aangeven of ook onderzocht wordt in hoeverre de ontheffing van de avondklok voor jagers voor de jacht op wilde zwijnen en vossen daadwerkelijk noodzakelijk was voor het voorkomen van schade aan gewassen en het voorkomen van de verspreiding van Afrikaanse Varkenspest? En wordt ook onderzocht of de ontheffing al dan niet heeft bijgedragen aan de verspreiding van covid-19? Welke uitkomst moet uit het onderzoek vloeien om tijdens een volgende covid-19-pandemie geen ontheffing meer te zullen verlenen? De leden horen tot slot graag of een dergelijke ontheffing voor jagers ook tijdens volgende pandemieën zal worden afgegeven.

Antwoord vraag 2

Er wordt geen nader onderzoek uitgevoerd naar de noodzaak voor een ontheffing voor jagers voor de schadebestrijding en populatiebeheer op wilde zwijnen en vossen. Op 7 april 2021 heeft de voormalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Minister Schouten, vragen van uw Kamer beantwoord over deze noodzaak voor een ontheffing gedurende de avondklok.15 In deze brief wordt het belang benadrukt van het voortzetten van het populatiebeheer van wilde zwijnen om de aantallen te reduceren en daarmee de kans op de introductie van de Afrikaanse varkenspest (AVP) zo klein mogelijk te laten zijn. Hierbij is door de voormalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verwezen naar de adviezen van deskundigen van de Europese Autoriteit voor de Voedselveiligheid (EFSA), de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FOA), de Europese Commissie, de deskundigengroep Dierziekten en de afspraken in de Roadmap Preventie introductie Afrikaanse varkenspest. Over de preventie van Afrikaanse varkenspest binnen Nederland en de maatregelen die daarvoor worden getroffen, kunt u terecht bij mijn collega, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Het RIVM kijkt in hun onderzoek naar de mogelijkheden en beperkingen met betrekking tot onderzoek naar effectiviteit van maatregelen en internationaal vergelijkend onderzoek naar effectiviteit van maatregelen en maatregelenpakketten, en de effecten van timing van maatregelen. Hierbij wordt niet specifiek gekeken naar de effecten die de ontheffing voor schadebestrijding en populatiebeheer heeft gehad op de verspreiding van Covid-19. Hoe hiermee wordt omgegaan in volgende pandemieën is afhankelijk van de aard en de besmettelijkheid van de desbetreffende virusvariant.


X Noot
1

De letter Q heeft alleen betrekking op 35 899.

X Noot
2

Samenstelling:

Croll (BBB) (ondervoorzitter), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Van den Berg (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (Ja21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Van Dijk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, 35 899, P.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, 35 899, P.

X Noot
5

T03328.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022/23, 35 899 / 25 295, O.

X Noot
7

Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8, p. 24–25.

X Noot
8

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1059.

X Noot
9

Kamerstukken I 2022/23, 35 899, P., p. 7.

X Noot
10

Kamerstukken I 2022/23, 35 899, P.

X Noot
11

Aanhangsel handelingen I 2022/23, nr. 8

X Noot
12

Kamerstukken I 2022/23, 25 295, BE.

X Noot
13

Kamerstukken I 2023/23, 25 295, CA.

X Noot
14

Kamerstukken I 2023/23, 25 295, CA, sub. 3

X Noot
15

Aanhangsel handelingen I 2020/21, nr. 5

Naar boven